ECLI:NL:RBMNE:2024:352
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en verzoek om schadevergoeding in bestuursrechtelijke belastingzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak in [gemeente]. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels MRE, had bezwaar aangetekend tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente], die op 21 februari 2021 de waarde van de onroerende zaak had vastgesteld voor het belastingjaar 2021. De heffingsambtenaar had het bezwaar ongegrond verklaard in een uitspraak op bezwaar van 9 februari 2022. De rechtbank heeft het beroep op 8 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiseres gestandaardiseerde documenten heeft ingediend, wat in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de claim dat de WOZ-waarde onvoldoende is gecorrigeerd voor de gevolgen van de coronacrisis, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is en dat de waardepeildatum van 1 januari 2020 geen aanleiding gaf om van een waardedrukkend effect uit te gaan.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de redelijke termijn niet was overschreden, omdat de handelswijze van de gemachtigde van eiseres aan haar kan worden toegerekend. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de vastgestelde WOZ-waarde in stand gelaten, evenals het verzoek om schadevergoeding.