ECLI:NL:RBMNE:2024:351
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels MRE, had bezwaar aangetekend tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente, die de waarde van haar onroerende zaak voor het belastingjaar 2021 had vastgesteld. De heffingsambtenaar had de waardepeildatum vastgesteld op 1 januari 2020 en de waarde gehandhaafd na de uitspraak op bezwaar op 21 februari 2022.
De rechtbank heeft het beroep op 8 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was, en dat de stukken die door de gemachtigde van eiseres waren ingediend, niet relevant waren voor de zaak. De rechtbank wees erop dat de gemachtigde gestandaardiseerde documenten gebruikte, wat niet in lijn was met de goede procesorde.
Eiseres had ook verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeerde echter dat de redelijke termijn niet was overschreden, omdat de handelswijze van de gemachtigde van eiseres had geleid tot een verlenging van de termijn. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd ook naar eiseres zelf gestuurd, omdat zij niet op de zitting aanwezig was.