ECLI:NL:RBMNE:2024:350
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], en de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente]. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak voor het belastingjaar 2021, waarbij de waardepeildatum 1 januari 2020 was. De heffingsambtenaar had op 28 februari 2021 de WOZ-waarde vastgesteld en een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd. Eiseres ging in bezwaar, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op 8 januari 2024, waarbij de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van de heffingsambtenaar en de taxateur van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiseres gestandaardiseerde documenten heeft ingediend en dat hij op de zitting pas inhoudelijk een standpunt wilde innemen, wat in strijd was met de goede procesorde. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de invloed van de coronacrisis op de WOZ-waarde, verworpen, omdat de waardepeildatum vóór de coronamaatregelen lag.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de redelijke termijn niet was overschreden, omdat de handelswijze van de gemachtigde van eiseres leidde tot een verlenging van de procedure. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en de vastgestelde WOZ-waarde in stand gelaten, evenals het verzoek om schadevergoeding.