ECLI:NL:RBMNE:2024:3303

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
UTR 24/2984
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening leerlingenvervoer voor minderjarige

Op 6 maart 2024 hebben verzoekers, wettelijk vertegenwoordigers van een minderjarige, een aanvraag ingediend voor leerlingenvervoer voor het schooljaar 2023-2024. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt heeft op 4 april 2024 een vergoeding van € 491,96 toegekend voor openbaar vervoer voor het kind en een begeleider. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 mei 2024 behandeld, waarbij verzoekers hun verzoek om een voorlopige voorziening hebben ingetrokken. Dit gebeurde omdat het college toezegde dat de minderjarige voor de rest van het schooljaar in aanmerking zou komen voor aangepast vervoer. De voorzieningenrechter heeft vervolgens bepaald dat het college het door verzoekers betaalde griffierecht van € 187,- moet vergoeden, op basis van artikel 8:82, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer en is op 28 mei 2024 in het openbaar uitgesproken. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2984
proces-verbaal van mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 mei 2024 in de zaak tussen
[verzoeker](verzoeker)
en [verzoekster](verzoekster), uit [woonplaats] , verzoekers, in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van
[minderjarige],
(gemachtigde: M. Tomassen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt, het college
(gemachtigde: mw. E. Reedijk en mr. J. van den Dool).

Inleiding

1. Ten behoeve van [minderjarige] is op 6 maart 2024 een aanvraag ingediend voor leerlingenvervoer voor het schooljaar 2023-2024. Bij besluit van 4 april 2024 heeft het college een vergoeding toegekend voor het openbaar vervoer kind en begeleider, ten bedrage van € 491,96 voor het reizen van het woonadres van [minderjarige] naar de school en terug, op alle schooldagen voor het schooljaar 2023/2024 vanaf 4 april 2024.
2. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Verzoekers hebben het verzoek om een voorlopige voorziening op de zitting van 28 mei 2024 ingetrokken, omdat het college op de zitting heeft toegezegd dat [minderjarige] voor de rest van het schooljaar 2023/2024 in aanmerking wordt gebracht voor aangepast vervoer. [minderjarige] gaat niet naar school en dat is ongewenst. Verzoekster is bezig met het halen van haar rijbewijs waardoor het college er vanuit gaat dat het aangepast vervoer slechts tijdelijk nodig is. Bij een aanvraag voor het nieuwe schooljaar zal de situatie van verzoekers opnieuw beoordeeld gaan worden. Het college zal nog een nader besluit nemen waarin de toezegging wordt vastgelegd. Bij de intrekking van het verzoek om een voorlopige voorziening hebben verzoekers verzocht om vergoeding van het griffierecht.
5. Omdat verzoekers hun verzoek hebben ingetrokken omdat verweerder aan hen tegemoet is gekomen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om op grond van artikel 8:82, vijfde lid, Awb, te bepalen dat verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht van € 187,-- aan hen vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter bepaalt dat verweerder aan verzoekers het betaalde griffierecht van
€ 187,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.