ECLI:NL:RBMNE:2024:3206

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
23/3125
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van proceskosten in bezwaar met gegrond beroep en toekenning van proceskostenvergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om vergoeding van proceskosten in bezwaar behandeld. Eiseres had op 22 september 2022 een urgentieverklaring voor een woning aangevraagd op medische gronden, maar deze aanvraag werd aanvankelijk afgewezen. Na bezwaar verleende het college de urgentieverklaring, maar weigerde het een proceskostenvergoeding. Eiseres stelde dat het college ten onrechte geen vergoeding had toegekend, omdat het verlenen van de urgentie betekende dat aan haar bezwaar was tegemoetgekomen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de proceskostenvergoeding onterecht was, omdat de herroeping van het primaire besluit plaatsvond wegens een aan het college te wijten onrechtmatigheid. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat het college de proceskosten van eiseres in bezwaar moet vergoeden, vastgesteld op € 1.248,-. Daarnaast moet het college het griffierecht van € 184,- en € 1.750,- aan proceskosten in beroep aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.J. Jacobs en is openbaar uitgesproken op 24 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3125

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, het college

(gemachtigden: mr. J.H.S. Biervliet en K.K. Bahora).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om vergoeding van proceskosten in bezwaar.
1.1.
Eiseres heeft 22 september 2022 een urgentieverklaring voor een woning aangevraagd op medische gronden. De urgentieaanvraag is afgewezen met het primaire besluit van 3 november 2022, omdat zij niet aan de algemene voorwaarden voor urgentie voldoet en het college geen aanleiding ziet om de hardheidsclausule toe te passen. In de daaropvolgende bezwaarprocedure is een medisch advies aangevraagd bij Argonaut. Met het besluit op bezwaar van 11 mei 2023 (bestreden besluit) heeft het college vervolgens het primaire besluit herzien en de gevraagde urgentieverklaring aan eiseres verleend op basis van de hardheidsclausule. Het college heeft daarbij geen proceskostenvergoeding voor bezwaar toegekend.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres voert aan dat het verlenen van de urgentie betekent dat aan het bezwaar is tegemoetgekomen. Daarmee is volgens eiseres voldaan aan de voorwaarde om de proceskostenvergoeding toe te kennen op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het uitgangpunt is volgens eiseres namelijk dat bij een gegrond bezwaar een proceskostenvergoeding wordt toegekend. Dit is alleen anders als het aan de aanvrager zelf te wijten is dat het bestuursorgaan in eerste instantie een fout maakte. Eiseres verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Hoge Raad van 12 mei 2006. [1] Volgens eiseres is hiervan geen sprake omdat zij bij haar aanvraag volledig inzage heeft gegeven in haar problematiek. Het uiteindelijke advies op grond waarvan het primaire besluit in bezwaar wordt heroverwogen, sluit daar naadloos op aan.
Wat vindt het college in beroep?
Het college stelt zich op het standpunt dat terecht geen proceskostenvergoeding is toegekend. Het primaire besluit van 3 november 2022 is door het college herzien wegens feiten die pas in de bezwaarfase bekend zijn geworden en dus niet wegens een aan het college te wijten onrechtmatigheid als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid van de Awb.
Wat oordeelt de rechtbank?
4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
5. Uit artikel 8:75, eerste lid, van de Awb in combinatie met artikel 7:15, tweede lid, van de Awb volgt dat de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de kosten die een belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken als het primaire besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Dat is hier het geval.
6. Eiseres heeft urgentie aangevraagd op medische gronden. Bij haar aanvraag heeft eiseres een brief van een GZ-psycholoog van 16 mei 2018, een brief van het wijkteam van 11 oktober 2022 en een persoonlijke brief over haar situatie overgelegd. Uit deze stukken blijkt dat eiseres is doorverwezen naar een grotere instelling waar multidisciplinaire behandeling kan worden geboden en waar ook crisiszorg in de buurt is. Daarnaast volgt uit de stukken dat eiseres lijdt aan PTSS, dat er een suïciderisico bestaat en dat het van belang is dat de veertien maanden oude dochter van eiseres een stabiele leefsituatie krijgt. De rechtbank vindt dat het college op grond van deze aanvraag en stukken nader had moeten onderzoeken of eiseres op grond van de hardheidsclausule voor urgentie in aanmerking kwam. Het is namelijk aan het college om op basis van de aanvraag en de daarbij aangeleverde informatie de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen voordat het een besluit neemt (artikel 3:2 van de Awb). Dat geldt ook als blijkt dat een aanvrager niet voldoet aan de algemene voorwaarden om voor urgentie in aanmerking te komen. Uit de bijlage bij de Huisvestingsverordening Almere 2019 volgt immers dat er altijd een beoordeling van de hardheidsclausule moet plaatsvinden. In dat kader is de medische situatie van een aanvrager, zoals hier van eiseres, van belang. Anders dan het college, vindt de rechtbank dan ook dat er op basis van de aanvraag en niet eerst vanwege de tijdens de bezwaarfase verstrekte informatie aanleiding bestond om de medische situatie van eiseres te onderzoeken.
7. De rechtbank is daarom van oordeel dat de herroeping van het primaire besluit heeft plaatsgevonden wegens aan het college te wijten onrechtmatigheid. Het college heeft daarom ten onrechte de proceskosten in bezwaar niet aan eiseres vergoed. Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover daarbij geen proceskosten voor de bezwaarfase zijn toegekend.
8.1.
De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb te bepalen dat het college de proceskosten van eiseres in bezwaar moet vergoeden. Die vergoeding stelt de rechtbank vast op
€ 1.248,- omdat de gemachtigde van eiseres een bezwaarschrift heeft ingediend en is verschenen bij een hoorzitting. In zoverre treedt deze uitspraak in de plaats van het vernietigde deel van het bestreden besluit.
8.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten in beroep. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 11 mei 2023 voor zover daarin is beslist dat eiseres geen vergoeding van de proceskosten krijgt voor de bezwaarfase;
- bepaalt dat het college de proceskosten van eiseres in bezwaar van € 1.248,- dient te vergoeden;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 11 mei 2023 voor zover dit is vernietigd;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten in beroep aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Jacobs, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Ait-Imchi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.