ECLI:NL:RBMNE:2024:2943

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
UTR 23/811
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van zorgprofiel in het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz) voor een eiser met een vermeende zwaardere zorgbehoefte

In deze zaak heeft eiser, die zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) heeft aangevraagd, bezwaar gemaakt tegen het door verweerder geïndiceerde zorgprofiel ‘VG Wonen met begeleiding en verzorging’ (VG3). Eiser is van mening dat zijn zorgbehoefte zwaarder is dan het toegekende profiel en dat hij recht heeft op een zwaarder zorgprofiel (VG4 of VG5). Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard, stellende dat de situatie van eiser niet van een dusdanige aard en ernst is dat een zwaarder zorgprofiel gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld en vastgesteld dat de adviezen van medisch deskundigen zijn gevolgd, die concludeerden dat de grondslag voor een verstandelijke beperking niet kan worden vastgesteld. Eiser heeft niet voldoende medische stukken overgelegd om de adviezen van de deskundigen te weerleggen. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich terecht heeft gebaseerd op de adviezen van de medisch deskundigen en dat het zorgprofiel VG3 passend is voor eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/811

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Inleiding

1. Eiser heeft zorg op grond van de Wet langdurige zorg (de Wlz) aangevraagd. Met het besluit van 20 juli 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder Wlz-zorg toegekend en als zorgprofiel ‘VG Wonen met begeleiding en verzorging’ (VG3) geïndiceerd.
2. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt. Hij is het in essentie niet eens met de zwaarte van het zorgprofiel en vindt dat een ander zorgprofiel toegekend had moeten worden.
3. Verweerder heeft het bezwaar met het besluit van 17 januari 2023 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
4. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2024 op een zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen, evenals de begeleider van eiser, de heer [begeleider] . Eiser zelf was niet aanwezig.

Kern van het geschil

5. Eiser vindt dat zijn sociaal en medische situatie is onderschat en dat hij intensievere zorg en begeleiding nodig heeft dan waar verweerder vanuit gaat. Eiser stelt dat sprake is van een verstandelijke beperking, problemen in de emotieregulatie en concentratieproblemen. Er had volgens eiser een zwaarder zorgprofiel (VG4 of VG5) toegekend moeten worden dan nu het geval is.
6. Verweerder stelt dat de grondslag verstandelijke handicap voor eiser weliswaar niet bevestigd kan worden, maar stelt (op juridische gronden) de toegangsvoorwaarden uit de Wlz [1] in deze zaak niet ter discussie. [2] De aan eiser toegekende Wlz-zorg gaat op zichzelf al uit van een zware zorgbehoefte. Volgens verweerder is de (medische) situatie van eiser niet van een dusdanige aard en ernst dat zelfs een nog zwaarder zorgprofiel aan de orde zou zijn dan nu is toegekend.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank stelt vast dat het geschil zich richt op de vraag of voor eiser een zwaarder zorgprofiel noodzakelijk is dan het zorgprofiel dat is geïndiceerd.
8. De rechtbank overweegt dat verweerder zowel in de bezwaarfase als de beroepsfase advies heeft gevraagd aan de eigen medisch deskundigen. De deskundigen komen tot de conclusie dat de grondslag verstandelijke beperking niet kan worden vastgesteld en dat op dit moment ook niet de levenslange mate van zorgbehoefte kan worden vastgesteld dan wel dat niet kan worden vastgesteld dat eiser levenslang is aangewezen op 24 uur zorg in de nabijheid in de zin van de Wlz. Volgens de deskundigen is nader (psychodiagnostisch) onderzoek aangewezen naar het functioneren van eiser en naar mogelijke psychische dan wel psychiatrische problematiek. [3]
9. Verweerder mag zich in de hoofdregel baseren op de adviezen van medisch deskundigen, als het gaat om zorgvuldig tot stand gekomen adviezen, die volledig zijn en geen tegenstrijdigheden bevatten. Het is dan aan eiser om medische stukken te overleggen, die aan een dergelijk medisch advies doen twijfelen. [4] In dit geval hebben de medisch adviseurs de ontvangen medische informatie kenbaar betrokken. Ook zijn zij gemotiveerd ingegaan op eisers situatie. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting nog toegelicht dat de ingeschakelde artsen alleen de bevoegdheid hebben op basis van de eigen expertise op medisch vlak een advies uit te brengen. Het is vervolgens aan (de juridisch medewerker van) verweerder om op basis van alle van belang zijnde informatie de vertaalslag te maken naar wat dit betekent voor de vraag welk zorgprofiel het meest passend is. Eiser heeft de bevindingen van de door verweerder ingeschakelde deskundigen niet met medische stukken weerlegd, noch op basis van objectieve en verifieerbare stukken (van medische aard) voldoende twijfel daarover gezaaid. In zoverre slaagt het beroep niet.
10. Verweerder heeft op basis van de adviezen van de medisch deskundigen het zorgprofiel VG3 voor eiser geïndiceerd. Eiser is het daar niet mee eens en heeft daarover in essentie het navolgende aangevoerd. De zorgbehoefte van eiser is beduidend zwaarder dan waar verweerder vanuit is gegaan. Al van jongs af aan zijn er problemen in zijn gedrag en het meekomen op school. Zo heeft eiser vanwege leerproblemen speciaal onderwijs gevolgd. In de huidige situatie is over de hele linie (o.a. persoonlijke verzorging, financiën, administratie) intensieve begeleiding en ondersteuning nodig. Het gaat hierbij niet alleen om het stimuleren van het uitvoeren van bepaalde taken, maar ook om het overnemen van taken. Zo kan eiser bijvoorbeeld niet zelfstandig reizen. Dit blijkt uit de vanuit de Wmo [5] toegekende Valys-taxipas en uit de begeleiderspas voor eiser. Het zou wellicht het beste zijn als eiser in een instelling zou gaan wonen, maar hier kiest hij zelf niet voor. Eiser woont sinds augustus 2023 op zichzelf en heeft sindsdien nog meer ondersteuning nodig, omdat hij minder hulp van zijn moeder krijgt die niet altijd meer in de buurt is. Tegelijk is het zelfstandig wonen volgens de ambulant begeleider wel wenselijk, omdat de ouders van eiser kampen met eigen problematiek waardoor er spanningen kunnen ontstaan. Ook functioneert eiser volgens zijn begeleider niet goed in een groep.
11. De rechtbank stelt voorop dat (los van de vraag of dit voor eiser medisch geobjectiveerd is) zowel bij het zorgprofiel VG3 als zorgprofiel VG4 of VG5 een verstandelijke handicap als dominante grondslag is vermeld. [6] De rechtbank stelt verder vast dat wat eiser over het benodigde zorgprofiel naar voren brengt niet volledig juist is. Zo blijkt uit de stukken dat hij, anders dan hij stelt, regulier basisonderwijs heeft genoten. Ook overigens vormt wat eiser aanvoert geen juridische onderbouwing voor de gestelde zwaardere zorgbehoefte. In de motivering van het bestreden besluit is ingegaan op eisers situatie en de van toepassing zijnde criteria uit de zorgprofielen. Op basis van deze vergelijking heeft verweerder beargumenteerd waarom zorgprofiel VG3 het best past. Verweerder heeft hierover terecht opgemerkt dat het geheel van aspecten in onderlinge samenhang moet worden bekeken. Als één of enkele aspecten eventueel passen in een zwaarder zorgprofiel, dan betekent dit niet per definitie dat dit zwaardere profiel het meest passend is. Ook het feit dat eiser inmiddels zelfstandig woont wijst niet op een zwaardere zorgbehoefte in de zin van de Wlz dan waar al vanuit is gegaan. Voor de beoordeling van de zwaarte van de zorgvraag wordt geabstraheerd van de feitelijke woonsituatie. Als het gaat over de Valys-taxipas, dan geldt dat eiser geen (fysieke) mobiliteitsproblemen ervaart (zoals rolstoelgebondenheid). Het gaat bij deze toegekende Wmo-voorziening over benodigde begeleiding bij verplaatsingen buitenshuis. Op dit punt is juist het zorgprofiel VG3 passend, omdat hierin is opgenomen dat de belanghebbende zich in de vertrouwde omgeving kan oriënteren, maar er wel behoefte kan zijn aan toezicht of stimulatie bij het verplaatsen buitenshuis. [7] Verweerder wijst er in het verweerschrift verder nog terecht op dat weliswaar sprake is van begeleiding, maar dat in het zorg- en ondersteuningsplan van de begeleider van Gooise zorg niet de zorg wordt genoemd die past binnen het Wlz zorgprofiel VG3. [8] In de huidige situatie worden ook nog niet alle mogelijkheden die passen bij het VG3 zorgprofiel benut. De beroepsgronden slagen niet.
12. De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat verweerder zich mocht baseren op de adviezen van de eigen medisch adviseurs en zich terecht op het standpunt stelt dat voor eiser geen zwaarder zorgprofiel dan VG3 moet worden geïndiceerd. Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
14. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, voorzitter, en mr. P. Lenstra en mr. M.M. Brink, leden, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 3.2.1 van de Wlz.
2.Verweerder verwijst naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 4 augustus 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1807.
3.Rapport 15 juni 2023.
4.Uitspraak van de Raad van 10 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7639, overweging 4.4.
5.Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
6.Zie de bijlage bij de Regeling langdurige zorg.
7.Zie de beschrijving van het zorgpakket VG3 Wonen met begeleiding en verzorging in de bijlage bij de Regeling langdurige zorg.
8.Zie punt 25 van het verweerschrift.