Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats 1] , eiser
Gemeentebelastingen [gemeente 1] , verweerder
Inleiding
€ 183.000,-. De waarde is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2021 met inachtneming van de toestandsdatum 1 januari 2022 en geldt voor het belastingjaar 2022. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum. In dit aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd. De WOZ-waarde is daarvoor als heffingsmaatstaf gehanteerd.
Overwegingen
- [adres 2] in [plaats 2] , verkocht op 17 mei 2021 voor € 129.000,-;
- [adres 3] in [plaats 3] , verkocht op 17 december 2020 voor € 160.000,-;
- [adres 4] in [plaats 1] , verkocht op 2 december 2019 voor € 185.000,-;
- [adres 5] in [plaats 1] , verkocht op 14 november 2021 voor € 195.000,-;
- [adres 6] in [plaats 3] , verkocht op 10 september 2021 voor € 200.000,-.
€ 183.000,-, terwijl de WOZ-waarde het jaar daarvoor is vastgesteld op € 59.000,-.
[straat] nrs. [nummers]) een WOZ-waarde hebben van € 103.000,-. Volgens eiser blijkt hieruit dat de waarde van zijn woning te hoog is vastgesteld.