In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 maart 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], in een netwerkpleeggezin. De rechtbank oordeelt dat het perspectief van [minderjarige] ligt in het pleeggezin, omdat het onvoldoende duidelijk is dat de moeder in staat is om een veilig opvoedklimaat te bieden. De moeder heeft verzocht om [minderjarige] weer volledig bij haar te laten wonen, maar de rechtbank oordeelt dat de zorgen over de stabiliteit en de opvoedcapaciteiten van de moeder nog te groot zijn. De vader steunt de verlenging van de machtiging, maar heeft twijfels over het perspectiefbesluit van de gecertificeerde instelling (GI). De rechtbank heeft de GI opgedragen om de rol van de ouders in het leven van [minderjarige] verder te onderzoeken. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 29 december 2024, met de nadruk op het belang van [minderjarige] en de noodzaak van stabiliteit in haar opvoeding. De rechtbank heeft ook aangegeven dat het perspectiefbesluit van de GI niet kan worden onderschreven, omdat dit meer lijkt op een zorg- en omgangsregeling dan op een daadwerkelijke perspectiefbeslissing. De rechtbank benadrukt dat de GI moet blijven onderzoeken hoe de ouders betrokken kunnen worden in het leven van [minderjarige].