ECLI:NL:RBMNE:2024:2601

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
C/16/564665 / HL ZA 23-300
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in zorgovereenkomst en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een zorgverlener en een bewindvoerder van een cliënt. De eiser, handelend in zijn hoedanigheid als bewindvoerder van de heer [A], vorderde verklaringen voor recht dat de zorgverlener, [gedaagde] B.V., tekort is geschoten in de nakoming van de zorgovereenkomst en onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgovereenkomst tussen partijen op 13 januari 2022 is gesloten en later is gewijzigd. De zorgverlener heeft de overeenkomst opgezegd per 1 mei 2023. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de heer [A] schade heeft geleden door het handelen van de zorgverlener. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser afgewezen, omdat de mogelijkheid van schade niet aannemelijk is gemaakt. Ook de vordering tot inzage in bescheiden werd afgewezen, omdat er geen rechtmatig belang bij inzage bestond. In reconventie vorderde de zorgverlener een betaling van € 4.695,00, maar ook deze vordering werd afgewezen, omdat partijen geen vergoedingen behorende bij zorgprofiel ‘VV07’ waren overeengekomen. De rechtbank heeft de proceskosten toegewezen aan de zijde van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/564665 / HL ZA 23-300
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
handelend in zijn hoedanigheid van bewindvoerder en wettelijk vertegenwoordiger van de heer [A] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. N. Roovers te 's-Hertogenbosch,
tegen
besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. G.D. te Biesebeek te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 september 2023 met producties 1 t/m 27;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 t/m 12;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de akte overlegging producties 28 t/m 50 tevens vermeerdering van eis van [eisers] ;
  • de akte overlegging producties 13 t/m 16 van [gedaagde] ;
  • de spreekaantekeningen van [eisers] ;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde] ;
  • de mondelinge behandeling op 29 februari 2024 en het daarvan opgemaakte proces-verbaal;
  • de brief van 14 maart 2024 van [eisers] met zijn reactie op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 13 januari 2022 hebben [eisers] en [gedaagde] een zorgovereenkomst gesloten voor het verlenen van inwonende zorg voor 24 uur per dag aan de heer [A] (hierna: [A] ). Partijen zijn overeengekomen dat de zorgtaken ‘persoonlijke verzorging’, ‘schoonmaken van woning’ en ‘begeleiding individueel’ voor een brutobedrag van
€ 5.661,90 per maand door [gedaagde] aan [A] worden verleend. Deze zorgovereenkomst is goedgekeurd voor de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) door Zorgkantoor [naam] (hierna: het Zorgkantoor).
2.2.
Met ingang van 1 januari 2023 hebben partijen de zorgovereenkomst gewijzigd en zijn zij overeengekomen dat de zorgtaak ‘verpleging’ wordt toegevoegd aan het takenpakket van [gedaagde] . Het brutobedrag van de nieuwe zorgovereenkomst bedraagt € 6.129,12 per maand. De gewijzigde zorgovereenkomst is goedgekeurd voor de Wlz door het Zorgkantoor.
2.3.
Op 14 november 2022 heeft [eisers] bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (hierna: CIZ) een aanvraag ingediend voor een indicatie voor zorgprofiel ‘VV07’ voor [A] . Die aanvraag werd op 2 februari 2023 goedgekeurd. Tot 2 februari 2023 werd [A] door CIZ geïndiceerd op zorgprofiel ‘VV05’.
2.4.
Op 28 maart 2023 heeft [gedaagde] de zorgovereenkomst per 1 mei 2023 opgezegd.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eisers] vordert, na vermeerdering van eis, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de zorgovereenkomst en jegens [A] aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade;
II. voor recht verklaart dat [gedaagde] onrechtmatig c.q. in strijd met de zorgvuldigheid en maatschappelijke betamelijkheid heeft gehandeld en jegens [A] aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade;
III. de zaak verwijst naar de schadestaatprocedure voor het bepalen van de hoogte van de schade;
IV. [gedaagde] te veroordelen om aan [A] een afschrift te verstrekken van:
i. diploma’s en/of certificaten van alle 24-uursmedewerkers die zijn ingezet voor de 24-uurszorgverlening bij [A] ;
ii. alle arbeidscontracten van alle werknemers en alle contracten met ZZP dienstverleners die zijn ingezet in de 24-uurszorgverlening bij [A] ;
iii. justificatoire bescheiden van de uitbetalingen van de lonen aan alle
24-uurswerknemers en vergoedingen aan alle ZZP-ers die zijn ingezet in de 24-uurszorgverlening bij [A] ;
iv. verklaringen omtrent het gedrag van alle 24-uurswerknemers en
ZZP-ers die zijn ingezet in de 24-uurszorgverlening bij [A] .
V. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis.
3.2.
[eisers] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de zorgovereenkomsten en dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [A] heeft gehandeld.
3.3.
[gedaagde] heeft de vorderingen gemotiveerd bestreden en geconcludeerd tot afwijzing.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.4.
Als de rechtbank [eisers] ontvankelijk verklaart in zijn vordering, vordert [gedaagde] dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [eisers] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag te betalen van € 4.695,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
3.5.
[gedaagde] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij in de periode vanaf
1 februari 2023 tot en met 30 april 2023 aan [A] zorg heeft verleend behorende bij zorgprofiel ‘VV07’, maar dat zij slechts een vergoeding heeft ontvangen behorende bij zorgprofiel ‘VV05’. [gedaagde] vordert het verschil tussen de vergoeding die zij heeft ontvangen en de vergoeding behorende bij zorgprofiel ‘VV07’.
3.6.
[eisers] heeft de vordering gemotiveerd bestreden en geconcludeerd tot afwijzing.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
De rechtbank zal de vorderingen van [eisers] afwijzen, omdat de mogelijkheid dat [A] schade heeft geleden niet aannemelijk is geworden. Dat wordt hierna uitgelegd.
Beoordelingskader verklaringen voor recht en schadestaatprocedure
4.2.
Voor toewijzing van de door [eisers] gevorderde verklaringen voor recht is vereist dat [A] daarbij voldoende belang heeft (artikel 3:303 Burgerlijk Wetboek). Indien een verklaring voor recht wordt gevorderd dat aansprakelijkheid bestaat voor schade, dient de rechtbank ervan uit te gaan dat de eiser daarbij belang heeft als de mogelijkheid van schade aannemelijk is (ECLI:NL:HR:2015:760).
4.3.
Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is vereist dat de mogelijkheid dat schade door [A] is of zal worden geleden aannemelijk is (ECLI:NL:HR:2024:328).
4.4.
De rechtbank zal eerst beoordelen of [eisers] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat voldaan is aan het, minder strenge, vereiste voor verwijzing naar de schadestaatprocedure.
Mogelijkheid dat schade is geleden is niet aannemelijk
4.5.
[eisers] stelt dat de onzorgvuldige zorgverlening en onterechte opzegging van de zorgovereenkomst ten koste ging van de veiligheid en welzijn van [A] . Zorgkosten die ten onrechte door [gedaagde] in rekening zijn gebracht, gaan ten laste van het persoonsgebonden budget (hierna: pgb-budget) en daar moet verantwoording over afgelegd worden. Door onrechtmatig gebruik van het pgb-budget door [gedaagde] was er geen budget over voor een dementiebegeleider of individuele begeleiding voor dementerende personen. Ook heeft de zoon van [A] vanwege de opzegging van de zorgovereenkomst samen met zijn partner zorgverleningstaken op zich genomen. Aan de zorgverleners die na
30 april 2023 de zorg hebben verleend zijn geen reiskosten betaald, vanwege een dreigend risico van een tekort in het pgb-budget. Op de mondelinge behandeling heeft [eisers] zich nog op het standpunt gesteld dat [A] immateriële schade heeft geleden.
4.6.
[gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat [A] schade heeft geleden.
4.7.
[eisers] heeft de mogelijkheid dat [A] schade heeft geleden niet aannemelijk gemaakt. Elke onderbouwing daarvoor ontbreekt. [eisers] heeft met [gedaagde] een zorgovereenkomst gesloten voor de zorgtaken ‘begeleiding individueel’, ‘persoonlijke verzorging’, ‘huishoudelijke hulp’ en later voor ‘verpleging’. De zorgovereenkomsten voor deze zorgtaken en daarbij horende tarieven zijn door het Zorgkantoor goedgekeurd, zodat de zorg uit het pgb-budget vanuit de Wlz betaald kon worden. Voor de begeleiding waarvan [eisers] stelt dat [A] dat is misgelopen, zoals een dementiebegeleider of individuele begeleiding voor dementerende personen, is door het Zorgkantoor geen budget toegekend, zodat dit ook niet uit het pgb-budget had mogen worden voldaan. Daarom heeft het gestelde onrechtmatige gebruik van het door het Zorgkantoor toegekende budget door [gedaagde] geen schade veroorzaakt bij [A] .
4.8.
De zorgverleners die de zorg aan [A] hebben verleend na de opgezegde zorgovereenkomst met [gedaagde] , waren gecontracteerde zorgverleners. [eisers] heeft tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat zij rechtstreeks betaald hebben gekregen van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB). Het feit dat [eisers] de reiskosten van de opvolgend zorgverleners niet heeft betaald, betekent dat [A] daar ook geen schade door geleden heeft. Het verlenen van zorg door de zoon van [A] en zijn partner of de door [eisers] gestelde onterechte betalingen van SVB aan [gedaagde] zou slechts schade van de zoon van [A] en zijn partner of van de Staat kunnen zijn, maar niet van [A] zelf.
4.9.
Een vereiste voor het toekennen van een immateriële schadevergoeding is dat er sprake is van aantasting in de persoon. Volgens vaste rechtspraak is daar sprake van als de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten stellen waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is nodig dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Weliswaar heeft [eisers] gesteld dat [A] nare gevolgen heeft ondervonden door het handelen van [gedaagde] , maar de mogelijkheid van geestelijk letsel of een door de psychiatrie erkende ziekte is niet gesteld of gebleken.
4.10.
Omdat [eisers] de mogelijkheid dat [A] schade heeft geleden niet aannemelijk heeft gemaakt, is ook niet aan het (strengere) vereiste voor de gevorderde verklaringen voor recht voldaan. De gevorderde verklaringen voor recht en de verwijzing naar de schadestaatprocedure zullen daarom worden afgewezen.
Inzagevordering
4.11.
Artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering biedt een partij de mogelijkheid om kennis te nemen van bescheiden waarover niet zij, maar een ander wel beschikt. Een op basis van dit artikel ingestelde vordering is, met uitzondering van de gevallen genoemd in het derde en vierde lid van dit artikel, toewijsbaar als het gaat om concreet door de eiser bepaalde bescheiden die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin hij (of zijn rechtsvoorganger) partij is, en de eiser een rechtmatig belang heeft bij inzage in, of afschrift dan wel uittreksel van, die bescheiden.
4.12.
Omdat de mogelijkheid dat schade door [A] is geleden niet aannemelijk is geworden, ontbreekt het concrete rechtmatig belang van [eisers] bij inzage in de gevorderde bescheiden. De vordering van [eisers] tot afgifte van de bescheiden zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.13.
[eisers] wordt in conventie in het ongelijk gesteld. Om die reden worden de door hem gevorderde proceskosten afgewezen en zal hij in de proceskosten van [gedaagde] worden veroordeeld. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat 1.228,00 (2 punten × tarief II)
- nakosten
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.082,00
in (voorwaardelijk) reconventie
4.14.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] haar verweer tegen de ontvankelijkheid van [eisers] ingetrokken. [eisers] is ontvankelijk in zijn vordering in conventie en daarmee is de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld vervuld.
4.15.
De rechtbank zal de vordering van [gedaagde] afwijzen, omdat partijen geen vergoedingen behorende bij zorgprofiel ‘VV07’ overeen zijn gekomen. Dat wordt hierna uitgelegd.
4.16.
[gedaagde] stelt dat zij vanaf november 2022 zorg heeft verleend aan [A] behorende bij zorgprofiel ‘VV07’. Op 2 februari 2023 heeft CIZ [A] op zorgprofiel ‘VV07’ geïndiceerd. [eisers] heeft het formulier om de zorgovereenkomst te wijzigen niet ondertekend, waardoor [gedaagde] op onrechtmatige wijze de mogelijkheid wordt onthouden om zorgkosten behorende bij zorgprofiel ‘VV07’ vergoed te krijgen.
4.17.
[eisers] heeft gemotiveerd betwist dat hij gehouden is het formulier voor het wijzigen van de zorgovereenkomst te tekenen.
4.18.
Het is tussen partijen niet in geschil dat [gedaagde] tot 1 mei 2023 de maandelijkse vergoedingen betaald heeft gekregen die partijen overeen zijn gekomen in de gewijzigde zorgovereenkomst van 1 januari 2023. Weliswaar is [A] per 2 februari 2023 door CIZ op zorgprofiel ‘VV07’ geïndiceerd, maar dat betekent niet dat [eisers] zonder meer verplicht is om een nieuwe door [gedaagde] opgestelde zorgovereenkomst met vergoedingen behorende bij zorgprofiel ‘VV07’ te aanvaarden. Een deel van de werkzaamheden die [gedaagde] voorheen verrichtte werden in februari/maart 2023 immers door andere zorgaanbieders gedaan. [gedaagde] heeft ook niet aangevoerd waarom [eisers] dit desondanks verplicht was. Uit het feit dat de nieuwe zorgovereenkomst is gedateerd op 4 mei 2023, dus nadat [gedaagde] haar werkzaamheden had gestaakt, maakt de rechtbank bovendien op dat [gedaagde] in eerste instantie er ook niet vanuit ging dat een nieuwe zorgovereenkomst moest worden gesloten. Kennelijk zijn er ook geen facturen gestuurd. Omdat partijen de vergoedingen behorende bij zorgprofiel ‘VV07’ niet zijn overeengekomen, zal de vordering van [gedaagde] afgewezen worden.
Proceskosten
4.19.
[gedaagde] wordt in reconventie in het ongelijk gesteld. Om die reden worden de door haar gevorderde proceskosten afgewezen en zal zij in de proceskosten van [eisers] worden veroordeeld.
4.20.
De kosten aan de zijde van [eisers] in reconventie worden begroot op € 614,00 (2 punten x factor 0,5 x tarief II) aan salaris advocaat en € 178,00 aan nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 2.082,00 aan de zijde van [gedaagde] , te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eisers] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling onder rechtsoverweging 5.2 uitvoerbaar bij voorraad,
in (voorwaardelijke) reconventie
5.4.
wijst de vordering van [gedaagde] af,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 792,00 aan de zijde van [eisers] , te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P. Lunter en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.