ECLI:NL:RBMNE:2024:2501

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
10742964
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en verklaring voor recht inzake non-conformiteit van een auto

In deze zaak heeft eiser, na de aankoop van een Volkswagen Touran, problemen ondervonden met de auto en vordert hij schadevergoeding op basis van non-conformiteit. Eiser heeft de auto op 7 oktober 2022 gekocht voor € 6.400,00, maar na de aankoop bleek de auto gebreken te vertonen. Eiser heeft zowel gedaagde sub 1 als gedaagde sub 2 aangeklaagd, waarbij gedaagde sub 1 ontkent de verkoper te zijn en stelt dat de verkoop door gedaagde sub 2 heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de koopovereenkomst is gesloten met gedaagde sub 2 en niet met gedaagde sub 1. De vorderingen tegen gedaagde sub 1 zijn afgewezen, terwijl de vorderingen tegen gedaagde sub 2 zijn toegewezen. Gedaagde sub 2 is veroordeeld tot betaling van de aankoopprijs en bijkomende kosten aan eiser, evenals de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10742964 \ UC EXPL 23-6887 RJ/58605
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. R.J. Hoff,
tegen
1.
[gedaagde sub 1] ., MEDE HANDELEND ONDER DE NAAM [handelsnaam 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: J.E.W. Swartjes van SRM Rechtsbijstand,
2.
[gedaagde sub 2] , HANDELEND ONDER DE NAAM [handelsnaam 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna respectievelijk [eiser] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen:
- de dagvaarding van 28 september 2023 met producties 1 tot en met 23;
- de conclusie van antwoord en voorwaardelijke eis in reconventie met producties 1 tot en met 10 van [gedaagde sub 1] ;
- de aanvullende producties 24 en 25 aan de zijde van [eiser] ;
- de akte wijziging eis aan de zijde van [eiser] .
1.2.
Op 25 maart 2024 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij was de heer [eiser] aanwezig, samen met zijn gemachtigde. Aan de zijde van [gedaagde sub 1] was de heer [gedaagde sub 1] (directeur-eigenaar) aanwezig, samen met zijn gemachtigde. [gedaagde sub 2] is niet verschenen.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagde sub 2] heeft op [website] een Volkswagen Touran (hierna: de auto) aangeboden. [eiser] was geïnteresseerd in de auto en heeft op 7 oktober 2022 een proefrit gemaakt, waarna hij de auto direct heeft gekocht voor een bedrag van € 6.400,00. Op de terugweg naar huis ontstonden er problemen met de auto. [eiser] heeft de auto laten nakijken door een garage, die heeft geconstateerd dat de auto geen vermogen meer heeft en dat er allerlei storingsmeldingen aanwezig waren.
2.2.
[eiser] is er achter gekomen dat de auto tot de dag van de verkoop op naam van [gedaagde sub 1] heeft gestaan. [eiser] heeft [gedaagde sub 2] en vervolgens [gedaagde sub 1] in de gelegenheid gesteld om de gebreken te verhelpen, maar [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] hebben hier geen gehoor aan gegeven.
2.3.
[eiser] stelt zich primair op het standpunt dat [gedaagde sub 1] de verkoper van de auto was. [eiser] stelt dat er sprake is van non-conformiteit en dat hij op 23 januari 2023 de koopovereenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. [eiser] vordert primair een verklaring voor recht op deze punten. Daarbij vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde sub 1] tot betaling van € 6.400,00 voor de betaalde aankoopprijs en € 1.450,31 aan verzekeringspremies en wegenbelasting, vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten.
2.4.
Wanneer [gedaagde sub 1] niet als de verkoper van de auto wordt aangemerkt, dan stelt [eiser] dat de overeenkomst is gesloten met [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 1] heeft dan volgens [eiser] wel onrechtmatig tegenover hem gehandeld, door mee te werken aan de verkoop van de auto terwijl die gebreken had. [eiser] heeft daardoor schade geleden, en stelt zijn schade dan op € 6.400,00. Subsidiair vordert [eiser] een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst is gesloten met [gedaagde sub 2] en dat deze bij brief van 23 januari 2023 is ontbonden. Daarbij vordert [eiser] hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] tot betaling van € 6.400,00 en € 1.450,31 aan verzekeringspremies en wegenbelasting, vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten.
2.5.
Mocht het beroep van [eiser] op onrechtmatige daad niet slagen, dan vordert [eiser] meer subsidiair een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst is gesloten met [gedaagde sub 2] en dat deze bij brief van 23 januari 2023 is ontbonden. Daarbij vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde sub 2] tot betaling van € 6.400,00 en € 1.450,31 aan verzekeringspremies en wegenbelasting, vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten.
2.6.
[gedaagde sub 1] heeft verweer gevoerd. [gedaagde sub 1] betwist dat er een koopovereenkomst tussen hem en [eiser] tot stand is gekomen en zegt dat hij de auto heeft verkocht aan [gedaagde sub 2] , waarna [gedaagde sub 2] de auto blijkbaar heeft verkocht aan [eiser] . Mocht vast komen te staan dat hij wel de verkoper is, dan is er volgens [gedaagde sub 1] geen sprake van non-conformiteit en van verzuim en rechtvaardigt de tekortkoming de ontbinding niet. [gedaagde sub 1] ontkent onrechtmatig te hebben gehandeld. Ook betwist [gedaagde sub 1] dat hij de verzekeringskosten aan [eiser] verschuldigd zou zijn. [gedaagde sub 1] concludeert daarom tot afwijzing van de vordering van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
2.7.
[gedaagde sub 1] eist voorwaardelijk – uitsluitend voor het geval hij veroordeeld wordt tot terugbetaling van het aankoopbedrag van de auto – veroordeling van [eiser] tot teruggave van de auto op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, tot een maximum van € 25.000,00
2.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.Wat oordeelt de kantonrechter?

in conventie
Aan [gedaagde sub 2] wordt verstek verleend
3.1.
[gedaagde sub 2] is niet op de mondelinge behandeling verschenen en heeft ook niet op een andere manier gereageerd of om uitstel verzocht. Dit betekent dat aan [gedaagde sub 2] verstek wordt verleend. Zoals in artikel 140 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald, wordt tussen alle partijen één vonnis gewezen dat ook ten aanzien van [gedaagde sub 2] als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd. Dat betekent dat [gedaagde sub 2] geen verzet kan aantekenen tegen dit vonnis, maar alleen in hoger beroep kan.
De eiswijziging van [eiser] is toegelaten
3.2.
[eiser] heeft aan het begin van de mondelinge behandeling aangegeven zijn vordering te willen wijzigen. In het petitum van de dagvaarding heeft hij het over ‘vernietiging’ waar ‘ontbinding’ had moeten staan. [gedaagde sub 1] heeft bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging, omdat hij deze de avond voor de mondelinge behandeling pas heeft ontvangen.
3.3.
Op grond van artikel 130 Rv is de eiser bevoegd zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, zijn eis of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of akte ter rolle, te veranderen of te vermeerderen. De gedaagde is bevoegd hiertegen bezwaar te maken, op grond dat de verandering of vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Van belang is in dit verband of door de verandering van eis sprake is van onredelijke bemoeilijking van de verdediging dan wel onredelijke vertraging van het geding.
3.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is daarvan geen sprake, omdat een onredelijke bemoeilijking van de verdediging niet aan de orde is. [gedaagde sub 1] is in zijn conclusie van antwoord namelijk al ingegaan op de vordering voor het geval [eiser] in plaats van ‘vernietiging’ ‘ontbinding’ heeft bedoeld. Dit betekent dat de eiswijziging wordt toegelaten.
De vorderingen ten aanzien van [gedaagde sub 1] worden afgewezen
[eiser] heeft de overeenkomst niet gesloten met [gedaagde sub 1] , maar met [gedaagde sub 2]
3.5.
[eiser] stelt dat [gedaagde sub 2] de auto namens [gedaagde sub 1] aan hem heeft verkocht, maar [gedaagde sub 1] stelt dat hij niets met de verkoop aan [eiser] te maken heeft en de auto aan [gedaagde sub 2] heeft verkocht, waarna die hem blijkbaar aan [eiser] heeft verkocht. De kantonrechter komt tot de conclusie dat [eiser] de koopovereenkomst heeft gesloten met [gedaagde sub 2] en licht dat hierna toe.
3.6.
Het antwoord op de vraag wie partij is bij een overeenkomst is afhankelijk van wat partijen tegenover elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen, behoort ook de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden. Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden, die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn (zie Hoge Raad 29 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1615, r.o. 3.2, waarin wordt verwezen naar diverse eerder door de Hoge Raad gewezen arresten).
3.7.
Gesteld noch gebleken is dat er voor, tijdens of na het sluiten van de koopovereenkomst sprake is geweest van verklaringen of gedragingen van [gedaagde sub 2] waaruit [eiser] mocht afleiden dat [gedaagde sub 2] de auto aan hem verkocht in opdracht van [gedaagde sub 1] in plaats van voor zichzelf. [gedaagde sub 2] heeft de auto zelf te koop aangeboden op [website] en [eiser] heeft alleen contact met [gedaagde sub 2] gehad. De proefrit is gemaakt met [gedaagde sub 2] en [eiser] heeft het aankoopbedrag van de auto aan [gedaagde sub 2] betaald. [gedaagde sub 2] schrijft bovendien aan [eiser] dat [eiser] de auto particulier van hem heeft gekocht (zie productie 6 bij de dagvaarding). [gedaagde sub 2] heeft verklaard de verkoper van de auto te zijn en heeft zich ook als zodanig gedragen.
3.8.
Dat [eiser] er later achter is gekomen dat de auto tot de verkoop op naam van [gedaagde sub 1] heeft gestaan maakt niet dat [gedaagde sub 1] de verkoper van de auto is. De tenaamstelling van de auto is geen bewijs van eigendom van de auto. Ook de argumenten van [eiser] dat [gedaagde sub 2] niet kan laten zien dat de auto na aankoop door hem is verzekerd, de auto tot de verkoop op het terrein van [gedaagde sub 1] heeft gestaan, de proefrit in de nabijheid van het terrein van [gedaagde sub 1] heeft plaatsgevonden, dat [gedaagde sub 2] in een [websitebericht] in de ‘wij-vorm’ spreekt, dat [gedaagde sub 2] vaker auto’s voor andere autobedrijven zou verkopen en er ook andere auto’s door [gedaagde sub 2] werden verkocht die (nog) op het terrein van [gedaagde sub 1] stonden zijn, gelet op het overwogene onder punt 3.7., van onvoldoende gewicht om tot de conclusie te komen dat [gedaagde sub 1] de verkoper van de auto is geweest.
3.9.
Omdat [eiser] de auto van [gedaagde sub 2] heeft gekocht en niet van [gedaagde sub 1] , zal het primair gevorderde worden afgewezen.
Er is geen sprake van onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1]
3.10.
[gedaagde sub 2] stelt subsidiair dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, omdat [gedaagde sub 1] willens en wetens heeft meegewerkt aan de verkoop van een auto die gebreken heeft. [gedaagde sub 1] betwist dat hij wetenschap van gebreken had toen hij de auto aan [gedaagde sub 2] verkocht.
3.11.
De kantonrechter stelt voorop dat het meewerken aan de verkoop van een auto waaraan gebreken kleven, op zichzelf niet onrechtmatig is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] toegelicht dat het niet vertellen aan hem dat de auto gebreken heeft, onrechtmatig is. Niet gebleken is echter dat [gedaagde sub 1] enige bemoeienis met de verkoop van de auto van [gedaagde sub 2] aan [eiser] heeft gehad en/of [gedaagde sub 1] tegen [gedaagde sub 2] zou hebben gezegd dat hij niet aan een eventuele koper mocht vertellen dat er gebreken aan de auto kleefden (nog los van de vraag of dit een onrechtmatige daad ten opzichte van [eiser] zou opleveren). Van onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 1] blijkt niet.
3.12.
Omdat van onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 1] niet is gebleken, wordt de subsidiaire vordering, voor zover deze ziet op veroordeling van [gedaagde sub 1] , afgewezen. Dit betekent ook dat de gevorderde hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet kan worden toegewezen.
[eiser] moet de proceskosten van [gedaagde sub 1] aan hem betalen
3.13.
[eiser] is ten opzichte van [gedaagde sub 1] in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [gedaagde sub 1] aan hem betalen. De proceskosten van [gedaagde sub 1] worden tot vandaag begroot op € 678,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x € 339,00).
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.14.
De kantonrechter zal de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd door [gedaagde sub 1] . Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
De vorderingen ten aanzien van [gedaagde sub 2] worden toegewezen
3.15.
Tegen [gedaagde sub 2] is verstek geleend. Op grond van artikel 139 Rv wordt de vordering ten aanzien van de gedaagde tegen wie verstek is verleend, toegewezen, tenzij die vordering de kantonrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Door de wel-verschenen gedaagde(n) aangevoerde verweren werken niet in het voordeel van de overige gedaagde(n), tenzij sprake is van een rechtsbetrekking tussen partijen die verplicht tot een voor alle gedaagden gelijke beslissing (zie Hoge Raad 28 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2911).
3.16.
In deze zaak is geen sprake van een processueel ondeelbare rechtsbetrekking. De vorderingen van [eiser] tegen [gedaagde sub 2] komen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen daarom worden toegewezen, met uitzondering van het volgende.
[eiser] heeft geen belang bij een verklaring voor recht
[eiser] vordert een verklaring voor recht dat hij met [gedaagde sub 2] een koopovereenkomst heeft gesloten en dat deze koopovereenkomst bij brief van 23 januari 2023 rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden. [eiser] heeft geen belang bij de toewijzing van die vordering, omdat zijn vorderingen tot terugbetaling en schadevergoeding al zullen worden toegewezen. De kantonrechter zal die vordering daarom afwijzen op grond van artikel 3:303 BW.
[gedaagde sub 2] moet de proceskosten van [eiser] aan hem betalen
3.17.
[gedaagde sub 2] is ten opzichte van [eiser] in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiser] aan hem betalen. De proceskosten van [eiser] worden tot vandaag begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,41
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
339,00
(1 punt × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
854,41
3.18.
De gevorderde wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De beslissing wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.19.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd door [eiser] . Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
in voorwaardelijke reconventie
3.20.
Aangezien [gedaagde sub 1] niet zal worden veroordeeld tot terugbetaling van het aankoopbedrag van de auto, is de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld niet vervuld. De vordering in reconventie hoeft daarom niet behandeld te worden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

4.De beslissing

De kantonrechter:
de vorderingen ten aanzien van [gedaagde sub 1]
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] tot dit vonnis vastgesteld op € 678,00 aan salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
de vorderingen ten aanzien van [gedaagde sub 2]
4.4.
veroordeelt [gedaagde sub 2] om € 6.400,00 aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 29 januari 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
4.5.
veroordeelt [gedaagde sub 2] om € 1.450,31 aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 28 september 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
4.6.
veroordeelt [gedaagde sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 854,41, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde sub 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
4.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats en bij haar afwezigheid in het openbaar uitgesproken door mr. D.C.P.M. Straver op 24 april 2024.