ECLI:NL:RBMNE:2024:2429

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
UTR 23/4231
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de intrekking van WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidseisen

In deze zaak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht de WIA-uitkering van eiseres heeft ingetrokken per 25 augustus 2023, na haar verklaring van 15,46% arbeidsongeschiktheid. Eiseres, die voorheen werkzaam was als medewerker algemeen schoonmaakonderhoud, heeft zich op 28 augustus 2019 ziekgemeld en na de wachttijd een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft na onderzoek het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 15,46% en heeft de uitkering ingetrokken, wat eiseres betwist. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig zijn opgesteld en dat de aangenomen beperkingen passend zijn voor eiseres. Eiseres heeft aangevoerd dat haar klachten niet voldoende zijn meegewogen, maar de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening heeft gehouden met haar medische situatie. De rechtbank volgt de conclusie van het Uwv dat er geen sprake is van overschrijding van de belastbaarheid bij de geduide functies. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de intrekking van de WIA-uitkering terecht is gebeurd. Eiseres krijgt geen gelijk en de proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4231

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.L. Wittensleger),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1. In deze zaak beoordeelt de rechtbank of het Uwv terecht de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft ingetrokken per 25 augustus 2023, omdat zij 15,46% arbeidsongeschikt is verklaard. Eiseres vindt van niet en voert onder meer aan dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Het Uwv is het niet met eiseres eens en blijft bij het bestreden besluit. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van wat eiseres aanvoert. Daarbij gaat het om de medische situatie op 25 augustus 2021, dat is de datum in geding (de beoordelingsdatum).
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1.
Eiseres was voorheen werkzaam als medewerker algemeen schoonmaakonderhoud 1 voor 20,48 uur per week. Op 28 augustus 2019 heeft zij zich ziekgemeld. Na het doorlopen van de wachttijd heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Met het besluit van 15 november 2021 (het primaire besluit) is aan eiseres een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) toegekend, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage op 100% is gesteld. De (ex-)werkgever van eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
1.2.
In bezwaar heeft het Uwv naar aanleiding van verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek het arbeidsongeschiktheidspercentage berekend op 15,46%. Het Uwv heeft vervolgens een voornemen beslissing aan eiseres en (ex-)werkgever gestuurd op 31 januari 2023 en medegedeeld dat de WIA-uitkering per 25 augustus 2023 wordt ingetrokken. Eiseres heeft een zienswijze ingediend. Het Uwv heeft vervolgens opnieuw verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek uitgevoerd.
1.3.
Met het besluit van 19 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van (ex-)werkgever gegrond verklaard en medegedeeld dat eiseres’ WIAuitkering wordt ingetrokken per 25 augustus 2023, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en op 1 februari 2024 aanvullende gronden met (nieuwe) medische stukken ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres behandeld op de zitting van 12 februari 2024. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar zoon. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Beoordelingskader

2. Bij het beoordelen van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.

Beoordeling door de rechtbank

De zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
3. Eiseres voert aan dat geen sprake is van een zorgvuldig onderzoek, omdat de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep twee jaar na 25 augustus 2021 heeft plaatsgevonden.
4. De rechtbank ziet geen aanleiding om het onderzoek onzorgvuldig te achten en overweegt daartoe als volgt. In het rapport van 10 november 2021 staat vermeld dat de primaire arts dossierstudie heeft verricht, eiseres telefonisch heeft gesproken op 28 september 2021 en eiseres psychisch en lichamelijk heeft onderzocht op het fysieke spreekuur van 5 november 2021. Dit rapport is medeondertekend door een geregistreerde verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 20 december 2022 vermeld dat dossierstudie is verricht en eiseres lichamelijk en psychisch is onderzocht op 5 december 2022. Naar aanleiding van de zienswijze van eiseres op de voornemen beslissing van 31 januari 2023 is eiseres opnieuw medisch onderzocht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 26 juni 2023. De rechtbank ziet in het medisch onderzoek geen aanknopingspunten dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht. De bevindingen van het medisch onderzoek op 5 november 2021, drie maanden na de beoordelingsdatum, en de medische informatie over eiseres’ toestand rondom de datum in geding heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook bij de medische beoordeling betrokken. De beroepsgrond slaagt niet.
De inhoudelijke medische beoordeling
5. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met haar lichamelijke klachten en beperkingen aan haar handen (triggerfinger), nek, schouders, rug, benen, diabetes, opgezwollen enkels en voeten, haar gebruik van diverse medicatie en haar recuperatiebehoefte. Haar klachten ten aanzien van de rug (hernia) en met betrekking tot de triggerfinger zijn namelijk ernstiger dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangenomen en de klachten aan de nek en schouders, met uitstraling en pijn, zijn al langer aanwezig. Eiseres geeft aan nauwelijks in staat te zijn dagelijkse huishoudelijke taken te verrichten of normaal te kunnen functioneren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft volgens eiseres dan ook onvoldoende gemotiveerd dat zij belastbaar is. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische informatie onvoldoende meegewogen bij de beoordeling. Eiseres verwijst met name naar de brief van de neuroloog van 21 september 2022. Tot slot voert eiseres aan dat zij verdergaand beperkt is ten aanzien van knijp/grijpkracht (4.3.6), repetitieve hand- en vingerbewegingen (4.3.8), het hanteren van toetsenbord en muis (4.3.9), lopen (4.16.3) en dat een (verdergaande) urenbeperking is aangewezen.
6. De verzekeringsarts bezwaar en beroep rapporteert op 28 juni 2023 naar aanleiding van dossierstudie, bestudering van de medische informatie en eigen onderzoek dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor geen benutbare mogelijkheden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep rapporteert verder dat haar belastbaarheid wel aan beperkingen onderhevig is. Zo ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding om beperkingen aan te nemen ten aanzien van schroefbewegingen met hand en arm, knijp- en grijpkracht en repetitieve hand- en vingerbewegingen uit preventief oogpunt vanwege de onderliggende nekhernia die prikkeling kan veroorzaken. Omdat uit de medische informatie naar voren komt dat het niet om een ernstig medisch beeld gaat, uit onderzoek blijkt dat eiseres normale kracht heeft en er geen atrofie (de rechtbank begrijpt: afname van weefsel- of orgaanmassa) aanwezig is, gelden de beperkingen beiderzijds alleen bij langdurig aaneen fors kracht zetten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet om dezelfde reden en vanwege de triggerfinger links ook aanleiding om werken met toetsenbord en muis beperkt te achten voor vier uur per dag, indien verdeeld over de dag. In lijn met het verhoogd persoonlijk risico neemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep tevens een beperking aan voor beroepsmatig vervoer. Verder merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat de schouderklachten ten tijde van de beoordelingsdatum minder aanwezig waren en volgt daarom verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts] ten aanzien van de afzwakking van de beperking voor boven schouderhoogte werken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vult de toelichtingen bij 5.7.1 aan met ‘indien zonder zware belasting’ en bij 3.7.1 met ‘beide armen’.
7. Over de urenbeperking motiveert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geen energetische of preventieve reden aanwezig is en dat geen sprake is van verminderde beschikbaarheid waarvoor een urenbeperking is aangewezen. De energetische recuperatie is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende meegenomen in de beperking voor nachtdiensten en de overige aangenomen beperkingen, waardoor wordt voorzien in een voldoende lage energetische belasting. Ten aanzien van de door de gemachtigde in bezwaar geclaimde verdergaande beperkingen licht de verzekeringsarts bezwaar en beroep toe dat klachten niet één op één in de FML kunnen worden overgenomen, mede gelet op de beoordelingspunten binnen het CBBS. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen medische gronden voor verdergaande beperkingen.
8. Op de zitting heeft het Uwv naar aanleiding van de nieuw ingebrachte medische stukken toegelicht dat deze geen aanleiding geven om het standpunt te herzien, omdat deze stukken van twee jaar voor en van twee jaar na de beoordelingsdatum zijn. Deze stukken zeggen dus niks over de medische toestand van eiseres op 25 augustus 2021.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende, inzichtelijk en uitgebreid gemotiveerd dat de aangenomen beperkingen passend zijn voor eiseres. Daarbij merkt de rechtbank op dat de medische informatie kenbaar bij de beoordeling is betrokken. Zo ook het stuk van de neuroloog van 21 september 2022, omdat uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar voren komt dat rekening is gehouden met de nekhernia en hiervoor uit preventief oogpunt beperkingen zijn aangenomen. Uit de medische informatie die eiseres in beroep heeft ingebracht volgt ook niet dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een verkeerd beeld had van de medische toestand van eiseres op de datum in geding. Zoals het Uwv terecht heeft gesteld, zien deze stukken namelijk niet op de situatie van eiseres ten tijde van de beoordelingsdatum. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiseres zelf haar klachten en belastbaarheid ervaart, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend.
De arbeidskundige beoordeling
10. Eiseres voert aan dat de geduide functies niet geschikt zijn, gelet op haar beperkingen, het opleidingsniveau, de functieomschrijvingen en de totaalbelasting. Eiseres wijst op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 12 oktober 2006 [1] waarin de Raad heeft overwogen dat een behoefte aan nadere motivering van de passendheid van een functie zich ook kan voordoen bij de totaalbelasting van de functie in relatie tot de belastbaarheidsgegevens.
11. Verder voert eiseres aan dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd dat haar belastbaarheid niet wordt overschreden in de geduide functies. Er is namelijk bij de functie lader en losser een overschrijding ten aanzien van knijp- en grijpkracht, repetitieve hand/vingerbewegingen, reiken en duwen en trekken. Bij de functie winkelhulpkracht wordt eiseres’ belasting overschreden ten aanzien van knijp- en grijpkracht en is zij de Nederlandse taal onvoldoende machtig voor het uitoefenen van deze functie. Bij de laatste functie barbediende, buffetbediende, kantinebediende voert eiseres aan dat haar belastbaarheid wordt overschreden ten aanzien van knijp- en grijpkracht, haar triggerfinger en reiken. Eiseres merkt daarbij op dat de functie assemblagemedewerker is komen te vervallen vanwege de overschrijding van de belastbaarheid ten aanzien van hand en vingergebruik, repetitieve hand- en vingerbewegingen en boven schouderhoogte actief zijn.
12. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat zij niet in staat is om de geduide functies te verrichten. Daartoe overweegt de rechtbank dat de door eiseres aangehaalde uitspraak van de CRvB is achterhaald doordat uit recentere, vaste rechtspraak van de CRvB [2] volgt dat als geen sprake is van overschrijding van de belastbaarheid bij de afzonderlijke beperkingen, van een overschrijding van de totaalbelasting binnen de geselecteerde functies ook geen sprake kan zijn.
13. Verder overweegt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op 17 juli 2023 heeft gerapporteerd dat de functies zijn gewogen in relatie tot de belastbaarheid van eiseres en dat de geduide functies passen bij de mogelijkheden van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft daarbij opgemerkt dat de functies zijn besproken met de verzekeringsarts bezwaar en beroep en dat deze conclusie wordt gedeeld. Over de beheersing van de Nederlandse taal heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep desgevraagd toegelicht dat deze voldoende is voor de functie winkelhulpkracht.
14. In de Resultaat functiebeoordeling van 17 juli 2023 heeft de arbeidsdeskundige ook per functie bij de signaleringen goed gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het overleg met de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aangegeven dat de motiveringen goed te volgen zijn. Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling heeft de arbeidskundige bezwaar en beroep deze functies dus kunnen duiden.
15. Tot slot overweegt de rechtbank dat bij de geduide functies het opleidingsniveau ‘basisonderwijs voltooid’ vereist is en dat eiseres basisonderwijs heeft afgerond. Eiseres heeft ook niet onderbouwd waarom de functies gelet op het opleidingsniveau niet geschikt zijn, zodat de rechtbank geen aanknopingspunten ziet om de arbeidskundige beoordeling voor onjuist te houden.

Conclusie en gevolgen

16. Het Uwv heeft terecht eiseres haar WIA-uitkering per 25 augustus 2023 ingetrokken, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk. De door eiseres gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht worden daarom niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
9 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie onder meer de uitspraak van 27 oktober 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2301 en van 26 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1616.