ECLI:NL:RBMNE:2024:2365

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
UTR 23/4609, UTR 23/4664, UTR 23/4666, UTR 23/4668, UTR 23/4670, UTR 23/4672
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling WOZ-waarde van zes woningen en verzoek om heropening van het onderzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 8 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen de WOZ-waarde van zes woningen in [plaats] beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door D.A.N. Bartels, heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarden door de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats]. De rechtbank behandelt de zaak na een digitale zitting op 26 februari 2024, waar de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, evenals twee taxateurs. De heffingsambtenaar had eerder de WOZ-waarden vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken, met een waardepeildatum van 1 januari 2022. Eiser betwist de vastgestelde waarden en vraagt om een heropening van het onderzoek, wat door de rechtbank wordt afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarden niet te laag zijn vastgesteld, en dat de argumenten van eiser niet voldoende zijn om de waarden te betwisten. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen immateriële schadevergoeding toegekend, omdat de redelijke termijn niet is overschreden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/4609, UTR 23/4664, UTR 23/4666, UTR 23/4668, UTR 23/4670, UTR 23/4672

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: D.A.N. Bartels),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] , verweerder

(gemachtigde: B. Schras).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de hoogte van de WOZ-waarde van de onroerende zaken aan de [adres 1] en [adres 2 t/m 6] in [plaats] (de woningen).
1.1.
In de beschikking van 28 februari 2023 heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waardes van diverse onroerende zaken (woningen) in [plaats] voor het belastingjaar 2023 naar de waardepeildatum 1 januari 2022, als volgt vastgesteld:
Zaaknummer
Object
Vastgestelde waarde in euro’s
UTR 23/4609
[adres 1]
€ 123.000,-
UTR 23/4664
[adres 2]
€ 176.000,-
UTR 23/4666
[adres 3]
€ 135.000,-
UTR 23/4668
[adres 4]
€ 126.000,-
UTR 23/4670
[adres 5]
€ 126.000,-
UTR 23/4672
[adres 6]
€ 133.000,-
1.2.
Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de objecten ook een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd, waarbij deze waarden als heffingsmaatstaf zijn gehanteerd.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft met de uitspraak op bezwaar van 12 september 2023 (de bestreden uitspraak) het bezwaar ongegrond verklaard en de waarde van de woningen gehandhaafd.
1.4.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en taxatiematrices.
1.5.
De zaak is behandeld op de digitale zitting van 26 februari 2024. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar, vergezeld door de heer [taxateur 1] en de heer [taxateur 2] , beiden taxateur.
1.6.
De rechtbank heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten. De gemachtigde heeft na het sluiten van het onderzoek nadere stukken ingediend bij de rechtbank. Op 4 maart 2024 is een brief met datum van 28 februari 2024 van de gemachtigde binnen gekomen. In deze brief wordt verwezen naar een brief van de rechtbank met datum van 21 februari 2024. De gemachtigde stelt deze brief pas
nade zitting per post te hebben ontvangen. Gemachtigde verzoekt met verwijzing naar deze brief om een heropening van het onderzoek en een nadere mondelinge behandeling te organiseren. De rechtbank zal onder punt 5 ingaan op dit verzoek.

Overwegingen

2. De gemachtigde van eiser heeft een algemeen geformuleerd beroepschrift en meerdere, ook algemeen geformeerde, brieven ter aanvulling daarop ingediend. In deze brieven staan algemene overwegingen alsook vragen die vaak geen betrekking hebben op de concrete zaak. Om die reden is de gemachtigde op de zitting gevraagd welke specifieke beroepsgronden in deze zaak aan de orde zijn. De rechtbank zal het beroep beoordelen aan de hand van de op de zitting ingenomen standpunten, voor zover deze niet in strijd met de goede procesorde zijn aangevoerd.
2.1.
Eiser is eigenaar van de woningen, een zestal appartementen uit 1904. De woningen hebben een gebruiksoppervlakte van respectievelijk 24 m², 35 m², 29 m², 25 m², 25 m² en 27 m².
2.2.
Partijen verschillen van mening over de waarde van de woning per 1 januari 2022. Eiser bepleit een hogere waarde. De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de vastgestelde waardes.
Beoordelingskader
3. De waarde die op grond van de Wet WOZ moet worden vastgesteld is de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die zou zijn betaald door de meest biedende koper als de onroerende zaak op de meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding te koop is aangeboden. De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld.
3.1.
De waarde van een woning wordt vaak het beste benaderd door de verkoopprijs van de eigen woning als deze kort voor of na de waardepeildatum (een jaar daarvoor of daarna) is verkocht. Meestal is er geen recent eigen verkoopcijfer beschikbaar om de WOZ-waarde te bepalen. Dan wordt de waarde bepaald door middel van de vergelijkingsmethode. Dit houdt in dat de waarde van de woning wordt vastgesteld aan de hand van een vergelijking met de verkoopopbrengst van woningen die rondom de waardepeildatum zijn verkocht en voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. De referentieobjecten hoeven dus niet identiek te zijn aan de woning. Wel moet de heffingsambtenaar inzichtelijk maken op welke manier hij met de onderlinge verschillen rekening heeft gehouden. Bij de beoordeling of dit het geval is, zal de rechtbank de argumenten die eiser heeft aangevoerd en waarmee de waarde wordt betwist, meewegen.
3.2.
Om de waarde van de woningen te onderbouwen heeft de heffingsambtenaar in beroep taxatiematrices overgelegd, waarin de woningen worden vergeleken met drie verkopen [plaats] , te weten:
  • [adres 7] , verkocht op 25 februari 2022 voor € 225.000,-;
  • [adres 8] , verkocht op 19 mei 2021 voor € 188.000,-;
  • [adres 9] , verkocht op 5 april 2021 voor € 267.895,-.
Volgens de heffingsambtenaar valt uit de verkoopprijzen van deze referentieobjecten af te leiden dat de WOZ-waarde van de woningen van eiser niet te laag is vastgesteld.
De beoordeling van de zaak
Verzoek om heropening
4. De rechtbank heeft in het verzoek van de gemachtigde (brief van 28 februari 2024) geen reden gezien om het onderzoek ter zitting te heropenen en een nadere zitting te houden. In de brief van de rechtbank met datum van 21 februari 2024 heeft de gemachtigde een termijn tot 20 maart 2024 gekregen waarbinnen hij een nader of gewijzigd standpunt naar aanleiding van het verweerschrift kan innemen. In deze gang van zaken ziet de rechtbank geen aanleiding om het onderzoek te heropenen en eiser alsnog een termijn te geven voor een nader of gewijzigd standpunt. Immers, op de zitting heeft gemachtigde van eiser alle ruimte gekregen om zijn nadere of gewijzigde standpunten naar aanleiding van het verweerschrift duidelijk te maken. Het verweerschrift is in deze zaak al op 8 november 2023 aan de gemachtigde van eiser doorgestuurd, waardoor hij ruimschoots de tijd heeft gehad om naar aanleiding van dit stuk eventuele nadere standpunten voorafgaande of op de zitting kenbaar te maken, wat gemachtigde – zo blijkt uit het vervolg van de uitspraak – ook heeft gedaan. Niet is gebleken dat gemachtigde in zijn belangen is geschaad. Hoewel het ongelukkig is dat de brief met deze termijn is verstuurd, had het gemachtigde duidelijk kunnen zijn dat deze brief per abuis door de rechtbank is verstuurd. Het verzoek om heropening van de zaak wordt om deze redenen afgewezen.
Goede procesorde
5. Op de zitting heeft de gemachtigde van de heffingsambtenaar het standpunt ingenomen dat het door de gemachtigde van eiser bepleiten van een
hogereWOZ-waarde in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank overweegt dat de stelling dat de WOZ-waarde
te laagis vastgesteld reeds ook het standpunt was zoals ingenomen in de bezwaarfase, behalve voor het object aan de [adres 2] . Uit de door de gemachtigde overgelegde stukken (waaronder de e-mail van 11 oktober 2022) blijkt dat voor alle objecten is verzocht om de WOZ-waarde vast te stellen op een bedrag van € 155.000,-. Dat betekent voor alle objecten dat is verzocht om een hogere waarde vast te stellen, maar voor [adres 2] dus een lagere waarde. De rechtbank is van oordeel dat daarmee in deze zaak alleen voor het object [adres 2] sprake is van een wisselend standpunt over de vastgestelde waarde en in strijd met een goede procesorde. [1] Voor de overige objecten geldt dat het door de gemachtigde van eiser bepleiten van een hogere WOZ-waarde niet in strijd met de goede procesorde. Dat betekent dat de rechtbank behalve voor het object [adres 2] inhoudelijk zal beoordelen of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waardes van de woningen niet te laag zijn vastgesteld.
Beoordeling van de WOZ-waarde [adres 1] , [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] , [adres 6]
6. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de taxatiematrix en de toelichting die daarop tijdens de zitting is gegeven aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woningen niet te laag is vastgesteld. Om tot dat oordeel te komen neemt de rechtbank in aanmerking dat de in de taxatiematrix genoemde referentieobjecten goed bruikbaar zijn, omdat zij in dezelfde omgeving liggen, niet te ver van de waardepeildatum zijn verkocht en wat bouwjaar, doelmatigheid en uitstraling betreft voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. Met de taxatiematrix heeft de heffingsambtenaar inzichtelijk gemaakt dat in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de woningen en de referentieobjecten.
6.1.
Wat eiser in beroep aanvoert, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Dat legt zij hierna uit.
Metrages
7. De gemachtigde van eiser heeft op de zitting aangevoerd dat de door de heffingsambtenaar gehanteerde metrages van de referentiewoningen onjuist zijn. Eiser betwist de gebruiksoppervlakte zoals opgenomen in de taxatiematrices en verwijst daarbij naar de door de heffingsambtenaar overgelegde iWOZ-kaarten.
7.1.
Zoals het de gemachtigde van eiser inmiddels duidelijk moet zijn uit de vele beroepsprocedures die hij voert, bestaat er vaker een verschil tussen de gebruiksoppervlakten zoals opgenomen in de taxatiematrix en de iWOZ-kaarten. Reeds meerdere keren is door de heffingsambtenaar op zitting uitgelegd waar deze verschillen vandaan komen. Eén van die verschillen is dat in de iWOZ-kaarten de totale gebruiksoppervlaktes worden opgenomen, inclusief inpandige onderdelen zoals garages en/of bergingen. In de taxatiematrix worden deze onderdelen uitgesplitst en apart gewaardeerd. Zo heeft de taxateur op de zitting ook in deze zaak de verschillen verklaard, welke uitleg de rechtbank kan volgen. Daarnaast ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat indien te kleine gebruiksoppervlaktes voor de vergelijkingsobjecten in aanmerking zijn genomen, dit tot gevolg zou hebben dat de waarde van de woningen te laag zijn vastgesteld. Daarvoor zijn de verschillen te klein. De beroepsgrond slaagt niet.
Nadere hoorzitting
8. De gemachtigde van eiser heeft één dag voor de zitting een brief gestuurd waarin het standpunt wordt ingenomen dat er in de bezwaarfase een nadere hoorzitting had moeten plaatsvinden. Hij vraagt daarbij om terugverwijzing naar de heffingsambtenaar en om deze nadere hoorzitting alsnog doorgang te laten vinden.
8.1.
Hoewel de heffingsambtenaar gevolgd kan worden in het door hem op zitting ingenomen standpunt dat de gemachtigde van eiser eerder had kunnen reageren en de brief eerder dan één dag voor de zitting had kunnen toesturen, ziet de rechtbank deze nadere brief meer als een reactie op het door de heffingsambtenaar ingenomen standpunt over de mondelinge hoorzitting zoals opgenomen in het verweerschrift. Niet is gebleken dat de heffingsambtenaar daar niet op kon reageren op de zitting. Om die reden komt de rechtbank wel toe aan de inhoudelijke beoordeling van deze grond. Naar het oordeel van de rechtbank treft deze beroepsgrond inhoudelijk geen doel, nu uit de geschetste gang van zaken zoals opgenomen in het verweerschrift geenszins aanleiding blijkt voor het houden van een nadere hoorzitting. De beroepsgrond slaagt niet.
Immateriële schadevergoeding
9. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank verzocht om immateriële schadevergoeding toe te kennen wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de redelijke termijn overschreden is. Aangezien het bezwaarschrift door de heffingsambtenaar is ontvangen op 29 maart 2023, constateert de rechtbank dat de redelijke termijn niet is overschreden. Er bestaat dus geen reden voor het toekennen van immateriële schadevergoeding.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, maakt de heffingsambtenaar aannemelijk dat de waarde van het object niet te laag is vastgesteld. Daarom is het beroep ongegrond.
10.1.
Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft en eiser geen gelijk krijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Mennen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 11 augustus 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:3810 en de bekrachtiging van de uitspraak door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 januari 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:674.