ECLI:NL:RBMNE:2024:2232

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
UTR 4253 T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid

In deze tussenuitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres, een werkgever, tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een WIA-uitkering toe te kennen aan de ex-werkneemster van eiseres. De rechtbank concludeert dat het Uwv onzorgvuldig heeft gehandeld door geen medische gegevens op te vragen bij de behandelend sector en de ex-werkneemster niet fysiek te onderzoeken. De rechtbank stelt vast dat de ex-werkneemster op 12 november 2021 volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt werd geacht door het Uwv, maar dat deze beoordeling niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank biedt het Uwv de gelegenheid om het gebrek in de besluitvorming te herstellen door alsnog informatie op te vragen en de ex-werkneemster fysiek te onderzoeken. De rechtbank bepaalt een termijn van twaalf weken voor het herstel en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4253 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: R.T. van Baarlen)
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,(het Uwv) verweerder

(gemachtigde: mr. R.M.H. Rokebrand)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing van het Uwv om aan de ex-werkneemster van eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-uitkering) toe te kennen. Volgens het Uwv is de ex-werkneemster van eiseres volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt en heeft zij daarom per 12 november 2021 recht op een WIA-uitkering. Dit staat in de beslissing van 15 februari 2022.
1.1 Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. Met het bestreden besluit van 3 augustus 2022 op het bezwaar van eiseres is het bezwaar ongegrond verklaard.
1.2
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2024 op zitting behandeld. Hier is de gemachtigde van eiseres verschenen. Het Uwv is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbankHet geschil

2. Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht heeft geoordeeld dat de ex-werkneemster van eiseres op 12 november 2021 volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was. Het Uwv heeft bij de beoordeling gebruik gemaakt van het beoordelingskader voor de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen (het beoordelingskader duurzaamheid). De toepasselijkheid van het beoordelingskader duurzaamheid is hier niet in geschil.
Beoordelingskader

Geheimhouding medische gegevens

3. De ex-werkneemster heeft geen toestemming gegeven om de gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan eiseres te verstrekken. De rechtbank heeft het verzoek van de gemachtigde van eiseres om bijzondere toestemming te verlenen – zoals bedoeld in artikel 8:32 lid 2 van de Algemene Wet Bestuursrecht – bij tussenbeslissing van 31 januari 2024 afgewezen. In deze uitspraak zal dan ook zoveel mogelijk in algemene termen gesproken worden over de medische gegevens van de ex-werkneemster om te voorkomen dat deze gegevens alsnog via deze uitspraak bekend worden gemaakt.
Beroep door een (ex)-werkgever4. Uit vaste rechtspraak [1] van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat als de werkgever de mate of duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van een (ex)werknemer betwist, de aard van de betrokken belangen meebrengt dat op het Uwv het besluit ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid zorgvuldig, goed onderbouwd en inzichtelijk motiveert.
Beoordelingsmoment
5. De rechtbank benadrukt verder dat bij deze beoordeling van belang is dat het gaat om de medische situatie van de ex-werkneemster op de zogenaamde datum in geding, de beoordelingsdatum. Deze datum is 12 november 2021.
Beoordelingskader duurzaamheid
6. Volgens het beoordelingskader duurzaamheid is sprake van duurzame arbeidsongeschiktheid als verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten of niet of nauwelijks te verwachten is. Daarnaast bevat het beoordelingskader duurzaamheid een stappenplan om de prognose van de arbeidsbeperkingen van de uitkeringsgerechtigde vast te stellen. Er wordt daarbij gekeken naar de medische situatie de beoordelingsdatum.
6.1
Er is sprake van stap één als verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Hiervan is sprake bij een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Als de eerste stap niet leidt tot kwalificatie van duurzame arbeidsongeschiktheid, is verbetering van de belastbaarheid niet uitgesloten. Dan volgt de tweede stap. In stap twee geeft de verzekeringsarts aan hoeverre verbetering in het eerstkomende jaar te verwachten is. Er is ofwel een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden dan wel verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten. Als in het eerstkomende jaar niet of nauwelijks verbetering van de belastbaarheid wordt verwacht, beoordeelt de verzekeringsarts in het kader van stap 3 of, en zo ja, in hoeverre, die verbetering van de belastbaarheid na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht. Er zijn dan weer twee mogelijkheden, namelijk dat er een redelijke of goede verwachting is dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden (hiervan is alleen sprake bij een behandeling, waarvan vast staat dat die eerst op langere termijn kan zijn gericht op verbetering van de belastbaarheid) of wel verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten.
Beoordeling van de gronden van eiseres
7. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke medische grondslag. In het bijzonder voert zij aan dat geen zorgvuldig medisch onderzoek heeft plaatsgevonden, omdat het erop lijkt dat er geen medische informatie van de ex-werkneemster is opgevraagd bij de behandelend sector ofwel zij is gezien door de verzekeringsartsen van het Uwv.
Was het medisch onderzoek zorgvuldig?7.1 De rechtbank stelt vast dat de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep de ex-werkneemster van eiseres niet fysiek hebben gezien. Dit volgt uit het rapport van 17 juli 2023. Hierin staat namelijk dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep als onderzoeksactiviteiten de dossiergegevens, het bezwaarschrift en de aanvullende gronden van eiseres bestudeerd heeft. In de bezwaarfase heeft een hoorzitting plaatsgevonden met de medewerker bezwaar zonder aanwezigheid van de verzekeringsarts. Verder volgt uit het rapport van de primaire verzekeringsarts van 7 december 2021 dat hij – vanwege de vigerende coronamaatregelen – de ex-werkneemster 18 minuten telefonisch heeft gesproken.
7.2
De rechtbank stelt verder vast dat er ook geen informatie uit de behandeld sector in het dossier aanwezig is. Uit het rapport van de primaire verzekeringsarts van 7 december 2021 volgt dat op 9 november 2020 medische informatie bij de behandelend sector is opgevraagd (in het kader van de eerstejaars ziektewet-beoordeling), maar (destijds) niet is ontvangen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in het rapport van 17 juli 2023 aan door welke behandelingen die de ex-werkneemster ondergaat de klachten en beperkingen die daaruit voortvloeien, verminderen.
Had informatie uit de behandelend sector opgevraagd moeten worden?
7.3
De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak [2] volgt dat de verzekeringsarts zich een oordeel moet vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Hierbij moet hij een inschatting maken van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna, moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betreffende individuele verzekerde aan de orde zijn. Indien die inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
7.4 Verder overweegt de rechtbank dat uit vaste rechtspraak [3] volgt dat een verzekeringsarts (bezwaar en beroep) op zijn eigen oordeel mag varen als het gaat om het vaststellen van beperkingen. De verzekeringsarts moet echter de behandelend sector raadplegen als: reeds een behandeling in gang is gezet of zal worden gezet, welke een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van een betrokkene tot het verrichten van arbeid, of indien een betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen.
7.5
De rechtbank concludeert dat de inschatting van de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) over de kans op herstel van de ex-werkneemster berust op een ingezette medische behandeling van haar. Uit de hiervoor aangehaalde uitspraken volgt dat indien de inschatting van de kans op herstel op een ingezette medische behandeling berust, het dan noodzakelijk is om bij de behandelend sector informatie op te vragen om in te schatten in hoeverre de kans op verbetering van de belastbaarheid van ex-werkneemster reëel is. Deze informatie ontbreekt. Niet gebleken is dat de verzekeringsartsen van het Uwv in het kader van deze WIA-beoordeling hebben geprobeerd om deze informatie op te vragen. Hierdoor komt de rechtbank tot het oordeel dat het onderzoek van het Uwv op dit punt onzorgvuldig was.
Had de ex-werkneemster door de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) fysiek gezien moeten worden?
7.6
De rechtbank overweegt daarnaast dat er vaste rechtspraak [4] is over het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep als de medische grondslag van het primaire besluit wordt betwist. Hieruit volgt namelijk dat als in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerd verzekeringsarts dan geldt als uitgangspunt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokkene in de bezwaarfase tijdens een spreekuurcontact moet onderzoeken. Van een spreekuurcontact kan in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. Het maakt daarbij geen verschil of de aanvrager van de uitkering bezwaar maakt of een (ex)-werkgever. [5]
7.7
De rechtbank concludeert dat de ex-werkneemster in de primaire fase en bezwaarfase niet is gezien door een verzekeringsarts vanwege vigerende coronamaatregelen. Eiseres betwist in deze zaak de medische grondslag van het primaire besluit. Uit de hiervoor aangehaalde uitspraken volgt dat als uitgangspunt geldt dat de ex-werkmeester in de bezwaarfase een spreekuurcontact met een geregistreerd verzekeringsarts moest hebben. Tenzij de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende motiveert dat hiervan kan worden afgezien. In dit geval was geen medische informatie opgevraagd, dan wel beschikbaar en heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet (deugdelijk) gemotiveerd waarom van een spreekuurcontact is afgezien. Hierdoor komt de rechtbank tot het oordeel dat het onderzoek van het Uwv ook op dit punt onzorgvuldig was.

Conclusie en gevolgen

8. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit, waarbij het standpunt is ingenomen dat ex-werkneemster niet duurzaam arbeidsongeschikt is, niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd. Het bestreden besluit is dan ook in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Aangezien de rechtbank van oordeel is dat het medisch onderzoek reeds onzorgvuldig is, zullen de overige beroepsgronden van eiseres in deze tussenuitspraak niet worden besproken. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het Uwv in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het Uwv in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen.
8.1
Dat herstellen kan het Uwv door alsnog informatie uit de behandeld sector op te vragen en in de besluitvorming te betrekken en zo nodig de verzekeringsarts de ex-werkneemster fysiek op een spreekuur te laten onderzoeken. Daarna kan het Uwv ofwel een aanvullende motivering geven, ofwel voor zover nodig, een nieuwe beslissing op bezwaar nemen, na of tegelijkertijd met intrekking van dit bestreden besluit.
8.2
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het Uwv het gebrek kan herstellen op twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak.
8.3
Het Uwv moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om onnodige vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Als het Uwv gebruik maakt van die gelegenheid en het gebrek heeft hersteld, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het Uwv. In beginsel, ook in de situatie dat het Uwv de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
8.4
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het Uwv op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het Uwv in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 19 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2198
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 20 mei 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI4863
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:99.