In deze zaak vorderde eiser, Franciscus Leonardus, een ontslagvergoeding van € 68.647,00 van de gedaagden, die hij aansprakelijk stelde voor het niet betalen van deze vergoeding door zijn voormalige werkgever, [bedrijf] B.V. De arbeidsovereenkomst van eiser was ontbonden door de kantonrechter op 13 december 2013, waarbij de werkgever was veroordeeld tot betaling van de ontslagvergoeding. Echter, [bedrijf] B.V. werd op 6 mei 2014 failliet verklaard, waardoor eiser zijn vordering niet kon innen. Eiser startte deze procedure om de gedaagden, die hij beschouwde als aansprakelijk, te dwingen tot betaling van de ontslagvergoeding.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2024, heeft eiser zijn eis verminderd naar een brutobedrag van € 68.647,00. De gedaagden stelden echter dat de vordering van eiser was verjaard. De rechtbank oordeelde dat de verjaringstermijn van vijf jaar van toepassing was, en dat deze termijn was verstreken. Eiser was al op de hoogte van zijn schade en de aansprakelijkheid van de gedaagden op het moment dat de beschikking van de kantonrechter in kracht van gewijsde ging. De rechtbank volgde eiser niet in zijn stelling dat hij pas later bekend was met de schade en de aansprakelijke partijen.
De rechtbank wees de vordering van eiser af op grond van verjaring en veroordeelde eiser in de proceskosten, die werden begroot op € 5.443,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.M.J. Schoenaker op 10 april 2024.