4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De verklaring van verdachte ter zitting van 24 oktober 2022, zakelijk weergegeven:
Ik weet wel nog wat er is gebeurd. Veter om de nek. Ik had al zes keer gezegd dat ik stemmen hoorde die mij vertelden om iemand te vermoorden.
Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , genummerd PL0900-2022203991-5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 juli 2022 was ik werkzaam als verpleegkundig medewerker op de locatie van de [instelling] te Utrecht. Omstreeks 14.20 uur betrad ik de kamer van een patiënt [verdachte] , geboren op [1998] [
de rechtbank begrijpt: verdachte]. Ik zag dat ze een schoenveter in haar handen vasthield. Ik zag dat ze overeind kwam en ging staan. Ik hoorde haar zeggen: "Ik wil iemand vermoorden." Ik zei tegen haar: "We willen het veilig houden. Als je spullen hebt waarmee jezelf of anderen iets aan wilt doen, lever ze dan in." Ik wilde haar kamer uitlopen. Ik zag dat zij de weg blokkeerde en mij belette om de kamer te verlaten. Ik zag dat toen zij voor mij stil stond, zij de schoenveter over mijn hoofd heen gooide en op mijn nek terecht kwam. Ik vroeg: "Wil je de schoenveter loslaten?". Ik zag en hoorde dat dit geen effect had. Ik zag en voelde dat zij de veter strak om mijn nek aantrok. Ik voelde een snijdende pijn om mijn nek. Ik kreeg geen lucht en kon niet meer ademhalen. Ik voelde dat ik duizelig werd. Ik raakte in paniek en ik moest onmiddellijk hulp hebben. Ik heb tot twee keer over de alarmknop ingedrukt. Met mijn laatste adem heb ik om hulp geroepen naar mijn collega's. Toen deze de kamer in kwamen rennen, zag en voelde ik dat [verdachte] de veter nog strakker om mijn nek aantrok. Mijn collega's hebben mij vervolgens bevrijd. Door het aantrekken van de veter heb ik striemen op mijn nek en voel ik het op mijn huid branden.
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd 220725.1012.17222, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik stelde per mail enkele aanvullende vragen aan aangever [benadeelde] , waarop zij antwoordde:
Ik heb [verdachte] [
de rechtbank begrijpt: verdachte] voor het eerst ontmoet op het dakterras van afdeling [afdeling] van [instelling] . Zij had op dat moment de schoenveter uit haar rechterschoen in beide handen. Ik heb haar toen aangegeven dat als zij zichzelf of anderen hier iets mee aan wil doen, zij de spullen bij mij in moet leveren. Ze stond een paar minuten later op, ging dicht achter mij staan en zei dat zij iemand wilde vermoorden. Ik heb aangegeven dat als zij de behoefte heeft om anderen of zichzelf iets aan te doen, zij de middelen daarvoor bij mij in moet leveren. [verdachte] gaf hierop geen antwoord en liep dicht achter mij naar kantoor, waar ik haar medicatie aanbood. Zij reageerde hier niet op, verliet de ruimte en is weer naar het dakterras gelopen. Af en toe heb ik gekeken hoe het met [verdachte] ging en eenmaal benadrukt dat als ik iets voor haar kan betekenen, ik dichtbij ben en zij mij altijd op mag zoeken. Toen ik later alleen haar kamer binnen was gegaan
stond zij op vanuit de houding op de grond. Zij ging voor de deur staan en gaf aan iemand te willen vermoorden. Ik heb haar gewezen op het gesprek eerder die morgen waarin ik aan had gegeven met haar te willen praten en dat als zij de behoefte heeft om anderen of zichzelf iets aan te doen, zij de middelen hiervoor in moet leveren. [verdachte] haalde de schoenveter uit een van haar handen en legde dit los mijn nek heen.Toen heb ik nogmaals de veiligheid voor anderen en voor zichzelf benadrukt, waarna [verdachte] de schoenveter aantrok.
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2022203991-2, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 juli 2022 kwamen wij ter plaatse bij [instelling] . Wij spraken met de medewerker die een patiënt zou hebben geprobeerd te wurgen met een touw en wij hoorden haar het volgende zeggen:
- Ik hoorde [verdachte] [
de rechtbank begrijpt: verdachte] de hele dag al zeggen dat zij iemand wilde vermoorden;
- Ik heb meerdere keren tegen [verdachte] gezegd dat dit niet de manier van communiceren is;
- Ik en een arts waren met [verdachte] in gesprek, maar kwamen niet in contact met haar;
- Ik zag haar staan met een schoenveter;
- Ik vertelde [verdachte] weer dat ik dit geen normale manier van omgang vind;
- Ik voelde en zag dat [verdachte] de schoenveter om mijn nek deed;
- Ik vertelde [verdachte] nogmaals dat ik dit niet normaal vind;
- Ik voelde dat [verdachte] de schoenveter heel strak trok;
- Ik voelde dat [verdachte] niet los liet en de schoenveter heel strak om mijn nek trok;
- Ik zag dat er meerdere collega's van mij moesten helpen om [verdachte] los te maken.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , genummerd PL0900-2022203991-6, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 12 juli 2022 was ik werkzaam als verpleegkundige op de locatie van
[instelling] te Utrecht. Omstreeks 14.20 uur zag ik mijn collega [benadeelde] [
de rechtbank begrijpt: [benadeelde]] in een confrontatie met een patiënt. Ik zag dat deze patiënt met beide handen een veter vasthield die om de nek van [benadeelde] was aangetrokken. Ik zag dat de veter strak om de nek was aangetrokken. Ik zag en hoorde dat [benadeelde] naar adem hapte en nauwelijks lucht binnen kreeg. Ik probeerde de handen los te trekken van de patiënt. Het kostte mij grote moeite omdat de patiënt met gebalde vuisten de veter vasthield. Toen ik probeerde om [benadeelde] te bevrijden, zag en voelde ik dat de patiënt de veter nog strakker probeerde aan te trekken, uiteindelijk lukte het mij om met grote moeite [benadeelde] vrij te krijgen uit de verwurging.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , genummerd 220727.1302.17222, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam bij [instelling] . Op 13 juli 2022 was ik in dienst op de afdeling en hoorde ik een alarmknop afgaan. Ter hoogte van één van de deuren hoorde ik de stem van [benadeelde] .
Ik hoorde haar roepen: ‘ik ben hier, help’. Haar stem kwam vanuit de kamer van een patiënt.
Haar stem klonk heel zacht, ik hoorde haar stem pas toen ik ter hoogte van de deur was.
Ik deed de deur open en zag dat de patiënt en [benadeelde] op ongeveer 1,5 meter van de deur stonden.Ik zag dat de patiënt met de rug naar de deur stond. [benadeelde] en de patiënt stonden neus aan neus. Ik zag dat de patiënt een koord tegen de nek van [benadeelde] aan had gelegd. Ik zag dat [benadeelde] met één hand probeerde om het koord los te trekken, maar dit lukte haar niet. lk sommeerde de patiënt om het koord los te laten, maar ik zag dat de patiënt het koord juist strakker om de nek van [benadeelde] deed. Met meerdere mensen hebben wij vervolgens [benadeelde] moeten bevrijden. Het kostte ons veel moeite om dit te doen. Wij moesten op een gegeven moment de handen van de patiënt vinger voor vinger afpellen.
Bewijsoverwegingen
Voorbedachten rade
Vast staat dat verdachte op 13 juli 2022 een schoenveter om de hals van aangeefster [benadeelde] heeft gedaan. Eveneens staat vast dat verdachte deze veter strak om de nek van aangeefster heeft getrokken. Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten ziet de rechtbank zich – gelet op het verweer van de verdediging – voor de vervolgvraag geplaatst of verdachte dit heeft gedaan ‘met voorbedachten rade’. Hiertoe is aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat sprake is van een plan of een van te voren genomen besluit van verdachte om aangeefster om het leven te brengen. Het handelen van verdachte werd bepaald door de stemmen in haar hoofd. Het psychotische toestandsbeeld van verdachte is een contra-indicatie voor het aannemen van voorbedachten rade, aldus de verdediging.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan, dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Aangeefster verklaart dat verdachte voorafgaand aan het ten laste gelegde feit meermaals heeft geuit dat ze iemand wilde vermoorden. Verdachte heeft zelf ook verklaard dat ze al zes keer had aangegeven dat ze stemmen hoorde die haar vertelden dat ze iemand moest vermoorden. Aangeefster treft verdachte eerder op de dag en ziet dat verdachte op dat moment al een schoenveter uit een van haar schoenen heeft gehaald en ze deze in haar hand heeft. Terwijl aangeefster dit ziet zegt verdachte tegen aangeefster dat ze iemand wil vermoorden. Aangeefster heeft verdachte meermaals gezegd dat als ze iemand iets wil aandoen met de schoenveter ze deze veter moet inleveren. Hier heeft verdachte niet op gereageerd. Wanneer aangeefster later op de dag bij verdachte op haar kamer komt, heeft verdachte nog steeds een schoenveter in haar handen. Verdachte zegt dan wederom tegen aangeefster dat zij iemand wil vermoorden. Verdachte gaat vervolgens voor de deur staan en blokkeert zo de doorgang voor aangeefster. Vervolgens doet verdachte de schoenveter om de nek van aangeefster en trekt deze strak aan. Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte (kennelijk) gedurende een langere periode die dag het vooropgezette plan had aangeefster van het leven te beroven. De rechtbank stelt verder vast dat verdachte voorafgaand aan haar handelen voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen besluit, zodat zij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven.
Verdachte heeft verklaard dat zij stemmen hoorde die haar hebben verteld dat ze iemand moest vermoorden. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, ziet de rechtbank hierin geen contra-indicatie voor het aannemen van voorbedachte raad. De rechtbank ziet in de psychische problematiek van verdachte ook geen reden om aan te nemen dat er sprake was van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld. Uit verschillende deskundigenrapportages blijkt dat verdachte nog wel weerstand kon bieden aan de stemmen in haar hoofd. Deskundigen geven aan dat verdachte, ten tijde van het ten laste gelegde, het verzet tegen de stemmen in haar hoofd had gestaakt. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte nog in staat was bewust een keuze te maken. Verdachte handelde dus weliswaar onder invloed van een psychische stoornis, maar heeft ook in deze toestand doelbewust en overdacht gehandeld, zoals blijkt uit het hiervoor overwogene.
Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is dus niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Opzet op de dood
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet valt af te leiden dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van aangeefster heeft aanvaard en concludeert dat verdachte dus geen voorwaardelijk opzet op de dood van aangeefster had. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte meermalen heeft gezegd dat ze iemand wilde vermoorden en vervolgens naar dit verlangen heeft gehandeld door een schoenveter om de nek van aangeefster strak te trekken. Het is zeker mogelijk om een ander op deze manier door verwurging om het leven te brengen. Anders dan de verdediging heeft gesteld, is er dus niet sprake van een absoluut ondeugdelijk middel. Verdachte heeft haar plan alleen niet kunnen voltooien omdat er tijdig hulp kwam. Aangeefster heeft verklaard dat zij een snijdende pijn voelde, geen lucht kreeg, niet kon ademhalen en duizelig werd. Zij voelde paniek, moest onmiddellijk hulp hebben en heeft tot twee keer toe de alarmknop ingedrukt. Het kostte meerdere toegesnelde collega’s grote moeite om aangeefster uit de greep van verdachte te bevrijden. De schoenveter hield verdachte zodanig strak aangetrokken dat getuige [getuige 2] de handen van verdachte vinger voor vinger heeft moeten afpellen om aangeefster uit de greep van verdachte te bevrijden. Naar de uiterlijke verschijningsvorm is dit handelen van verdachte zodanig gericht op het beoogde gevolg, te weten het om het leven brengen van aangeefster, dat het opzet van verdachte hiermee bewezen is.
Bewezenverklaring poging moord
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte met haar handelen opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd om aangeefster [benadeelde] van het leven te beroven door een schoenveter om haar nek strak aan te trekken en zo haar ademhaling heeft belet.