ECLI:NL:RBMNE:2024:1553

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
UTR 23/3635
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering wegens aantreffen hennepkwekerij

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum. De eiser ontving sinds 1 september 2020 een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet (Pw). Op 1 februari 2022 werd in zijn woning een hennepkwekerij aangetroffen, wat leidde tot een onderzoek door de sociale recherche. Bij besluit van 8 november 2022 heeft de gemeente het recht op bijstand van eiser herzien en een bedrag van € 19.368,22 teruggevorderd. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 23 januari 2024 behandeld. De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht de bijstand had herzien en teruggevorderd. De rechtbank concludeerde dat eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van de hennepkwekerij en de daaruit voortvloeiende inkomsten. De rechtbank stelde vast dat de hennepkwekerij actief was tussen 22 augustus 2020 en 1 februari 2022, en dat eiser op de hoogte had moeten zijn van deze situatie. Eiser's argumenten dat hij in het buitenland verbleef en niet op de hoogte was van de hennepkwekerij werden door de rechtbank verworpen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht had gehandeld en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3635

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2024 in de zaak tussen

[bewindvoerder] , als bewindvoerder van

[eiser], uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. R.M.W. de Haan),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, verweerder
(gemachtigde: E. Diepenbroek).

Inleiding

1. Eiser ontvangt sinds 1 september 2020 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Eiser staat sinds medio 2010 op het adres [adres] te [woonplaats] (de woning) ingeschreven. Op 1 februari 2022 is door de politie een hennepkwekerij aangetroffen in de woning van eiser. Vervolgens is de sociale recherche een onderzoek gestart. Eiser is hiervan bij brief van 25 oktober 2022 op de hoogte gesteld.
2. Bij besluit van 8 november 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder het recht op bijstand van eiser over de periode van 1 september 2020 tot en met 27 oktober 2021 herzien en een bedrag van € 19.368,22 teruggevorderd. Eiser heeft tegen dit primaire besluit bezwaar gemaakt.
3. Met het bestreden besluit van 19 juni 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Eiser heeft tegen dit bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
4. De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de bewindvoerder, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht het recht op bijstand van eiser heeft herzien en teruggevorderd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder inderdaad terecht de bijstand heeft herzien en teruggevorderd en dat het beroep daarom ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Aanleiding van het onderzoek
7. De politie heeft naar aanleiding van een melding van een vreemde situatie op dinsdag 1 februari 2022 onderzoek gedaan rond en in de woning. Uit dit onderzoek bleek dat er in de woning een hennepkwekerij met twee kweekruimtes actief is geweest in de periode tussen 22 augustus 2020 en 1 februari 2022. De kweekruimtes bevonden zich in de slaapkamers op de eerste verdieping van het pand.
8. Naar aanleiding van deze bevindingen is een melding gedaan door het Regionaal Coördinatiepunt Aanpak Hennepteelt van de Politie Midden-Nederland bij de sociale recherche. Uit het onderzoek van de politie is gebleken dat het wederrechtelijk verkregen voordeel is geschat op € 114.383,70. Op basis daarvan is de sociale recherche een onderzoek gestart en is in het rapport Uitkeringsfraude van 5 juli 2022 geconcludeerd dat er een vermoeden bestaat dat eiser over de periode van 1 september 2020 tot en met 1 februari 2022 kennelijk opzettelijk onjuiste en/of onvolledige informatie heeft verstrekt aan verweerder in de zin van artikel 17 van de Participatiewet (Pw), omdat hij in die periode inkomsten heeft ontvangen uit de opbrengst van een hennepkwekerij. Over deze opbrengsten van de hennepkwekerij heeft eiser geen melding gemaakt.
Schending van de inlichtingenplicht en intrekking van de bijstand
9. De rechtbank stelt vast dat de te beoordelen periode loopt van 1 september 2020 tot en met 27 oktober 2021.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. In artikel 17, eerste lid van de Pw is bepaald dat een belanghebbende op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet aan verweerder van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Als een belanghebbende hieraan niet voldoet heeft hij de inlichtingenplicht geschonden. De exploitatie van de hennepkwekerij en de mogelijke inkomsten daarvan is een omstandigheid waarvan eiser redelijkerwijs duidelijk moest zijn dat deze van invloed kan zijn op het recht op bijstand en dat hij daarvan aan verweerder onverwijld mededeling had moeten doen. Nu eiser dit niet heeft gedaan, is volgens verweerder de inlichtingenplicht geschonden. Vanwege de schending van de inlichtingenplicht is verweerder verplicht om op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw het recht op bijstand in te trekken.
10. De rechtbank overweegt het volgende. Het bestreden besluit is een voor eiser belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking en terugvordering wordt voldaan in beginsel op verweerder. Dit betekent dat verweerder de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen.
11. Schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of, en zo ja, in hoeverre de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat hij, indien hij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad.
12. Eiser voert samengevat aan dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat hij zijn inlichtingenplicht heeft geschonden en dus onterecht het recht op bijstand heeft ingetrokken. Eiser stelt dat hij in het buitenland verbleef en niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in zijn woning. Voordat eiser naar het buitenland vertrok was er namelijk nog geen hennepkwekerij. Volgens eiser moet de uitspraak in de strafrechtelijke procedure worden afgewacht. Verder stelt eiser dat uit het proces-verbaal [1] blijkt dat er bij het aantreffen van de hennepkwekerij ook braaksporen waren gevonden. Iemand heeft dus volgens eiser bij hem ingebroken en misbruik van de situatie gemaakt door zijn woning te gebruiken voor een hennepkwekerij. Er is daarnaast volgens eiser geen DNA van hem aangetroffen op de materialen van de hennepkwekerij. Eiser heeft verder toegelicht dat op of omstreeks 16 augustus 2021 een medewerker van Liander langs is geweest omdat er een stroomstoring was. Als de hennepkwekerij toen al aanwezig was geweest, had deze medewerker dit moeten opmerken. Dit is niet het geval. Ook is er in juni 2021 meermaals een fysiotherapeut bij hem thuis geweest voor behandeling en zij is daarbij ook op de bovenverdieping geweest. Ook haar is niets opgevallen. Tot slot stelt eiser dat hij al sinds 2016 onder bewind staat bij dezelfde bewindvoerder. Deze bewindvoerder heeft geen ander uitgavepatroon gezien vanaf september 2020.
13. Niet in geschil is dat de politie op 1 februari 2022 een hennepkwekerij in de woning heeft aangetroffen. Dit rechtvaardigt volgens vaste rechtspraak de vooronderstelling dat eiser daarvan exploitant is geweest.
14. De rechtbank overweegt dat eiser er niet in is geslaagd om dit bewijsvermoeden te ontzenuwen. Uit het politieonderzoek is gebleken dat de hennepkwekerij actief is geweest tussen 22 augustus 2020 en 1 februari 2022. Uit het proces-verbaal van de politie van 27 februari 2022 [2] blijkt dat een getuige voor het eerst in oktober 2020 melding deed van een henneplucht rondom de woning. Volgens het onderzoek van de politie is het aannemelijk dat op het moment van deze melding de eerste oogst werd gedroogd. Daarbij heeft de politie gerekend dat in de woning gebruik werd gemaakt van een 10-weeks kweekrooster. Hieruit volgt volgens de politie dat de datum van de aanvang van de hennepkweek ongeveer ligt op 22 augustus 2020. Ook zijn er door de politie kabels aangetroffen met daarop productiedata vanaf 21 februari 2018. Tot slot zijn er door de politie nog meer kenmerken waargenomen waaruit blijkt dat de hennepkwekerij enige tijd actief was, zoals drie lege flacons boostervloeistoffen, een dikke stoflaag op de lampenkappen en kalkafzetting in de plantenpotten.
15. Het standpunt van eiser dat hij van 29 september 2021 tot en met 15 februari 2022 in het buitenland verbleef en dus niet in de woning verbleef waardoor hij niet op de hoogte kon zijn van de hennepkwekerij volgt de rechtbank niet. [3] Eiser verbleef immers pas vanaf 29 september 2021 in Marokko. Voorts overweegt de rechtbank dat de bestuursrechter volgens vaste rechtspraak niet gebonden is aan het oordeel van de strafrechter, omdat bij de strafrechter een andere vraag voorligt en een ander procesrecht van toepassing is. [4] Het standpunt van eiser dat eerst de strafrechtelijke procedure moet worden afgewacht volgt de rechtbank dan ook niet. De argumenten van eiser dat er geen DNA van hem op de materialen zijn aangetroffen en dat er braaksporen door de politie zijn aangetroffen volgt de rechtbank niet omdat dit onvoldoende is om aan de juistheid van het onderzoek van de politie te twijfelen en betekent niet dat eiser geen kennis had van de in de woning aanwezige hennepkwekerij. Ook de door eiser overgelegde verklaringen van de medewerker van Liander en de fysiotherapeut leiden niet tot een ander oordeel. De medewerker van Liander keek in de meterkast van eiser vanwege een stroomstoring en niet vanwege een vermoeden van een illegaal stroomnetwerk. Dat het de medewerker van Liander niet is opgevallen dat er een hennepkwekerij in de woning aanwezig was, is niet voldoende om aan te nemen dat op dat moment geen illegaal stroomnetwerk werd gebruikt en dus geen hennepkwekerij aanwezig was. Uit de verklaring van de fysiotherapeut volgt dat zij eiser in juni 2021 vier keer thuis heeft behandeld en dat zij op de begane grond, de woonkamer, de keuken en deels op de trap is geweest en zich niet meer kan herinneren of zij helemaal boven is geweest. Dit betekent dus niet dat op dat moment geen hennepkwekerij in de woning aanwezig was.
16. Gelet op het vorenstaande oordeelt de rechtbank dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de hennepkwekerij in de woning tussen 22 augustus 2020 en 1 februari 2022 actief was en dat dit de vooronderstelling rechtvaardigt dat eiser van deze hennepkwekerij exploitant is geweest en dat de opbrengst (ook) hem ten goede is gekomen. Eiser had dit daarom moeten melden aan verweerder. Nu eiser dit niet heeft gedaan heeft hij zijn inlichtingenplicht geschonden. Verweerder heeft daarom terecht het recht op bijstand herzien en ingetrokken. De beroepsgrond slaagt niet.
Terugvordering van de bijstand
17. Nu eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden, was verweerder ook verplicht om de ten onrechte door eiser ontvangen bijstand van hem terug te vorderen. Eiser heeft geen gronden aangevoerd omtrent (de hoogte van) de terugvordering. Verder is niet gesteld of gebleken dat sprake is van dringende redenen om van de terugvordering af te zien.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht de bijstand van eiser over de periode van 1 september 2020 tot en met 27 oktober 2021 heeft herzien en teruggevorderd. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Proces-Verbaal ‘Aantreffen hennepkwekerij’ met PV-nummer PL0900-2022016555-1.
2.PV-nummer PL0900-2022016555-9.
4.Zie bijvoorbeeld: ECLI:NL:CRVB:2015:1579.