ECLI:NL:RBMNE:2024:1371

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
UTR 23/4774
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering na afwijzing verzoek om herziening

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van het Uwv om terug te komen op eerdere besluiten betreffende haar Wajong-uitkering beoordeeld. Eiseres, geboren in 2000, heeft in 2018 en 2021 aanvragen ingediend voor een Wajong-uitkering, die beide keren zijn afgewezen. In augustus 2022 heeft zij opnieuw een aanvraag ingediend, die door het Uwv is opgevat als een verzoek om terug te komen van de eerdere besluiten. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herbeoordeling rechtvaardigen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 9 januari 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten zijn die de eerdere besluiten in twijfel trekken. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hebben voldoende gemotiveerd dat eiseres niet binnen vijf jaar na haar 18e verjaardag een toename van beperkingen heeft ervaren uit dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft geweigerd om eiseres een Wajong-uitkering toe te kennen, en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en haar griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4774

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N. Velthorst),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Inleiding

1. In deze zaak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing om terug te komen op de eerdere besluiten van het Uwv waarin haar een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wet Wajong) is geweigerd. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen op haar achttiende verjaardag of in ieder geval binnen de vijf jaar daarna. Verder voert eiseres aan dat zij niet in staat is om de geduide taak één uur aaneengesloten te kunnen uitvoeren, instructies op te kunnen volgen of afspraken te kunnen nakomen, mede gelet op haar dagbesteding en haar beperkingen in de dagelijkse verzorging. Het Uwv is het niet met eiseres eens en blijft bij het bestreden besluit. Aan de hand van wat eiseres aanvoert, beoordeelt de rechtbank het bestreden besluit.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1.
Eiseres, geboren op [geboortedatum] 2000, is op [geboortedag] 2018 achttien jaar geworden. Zij heeft op 29 mei 2018 een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv op 17 augustus 2018 aan eiseres medegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. Met het afzonderlijke besluit van 17 augustus 2018 is aan eiseres een indicatie banenafspraak toegekend.
1.2.
Eiseres heeft vervolgens op 7 januari 2021 opnieuw een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend bij het Uwv. Met het besluit van 22 april 2021 heeft het Uwv aan eiseres medegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een Wajonguitkering.
1.3.
Op 14 augustus 2022 heeft eiseres wederom een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Het Uwv heeft deze aanvraag aangemerkt als een verzoek om terug te komen van de eerdere beslissingen van 17 augustus 2018 en 22 april 2021. Het Uwv heeft met het besluit van 26 september 2022 (het primaire besluit) medegedeeld niet van deze beslissingen terug te komen, omdat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden.
1.4.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Het Uwv heeft met de beslissing van 7 februari 2023 het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft aanvullende bezwaargronden ingediend en medische informatie overgelegd. Naar aanleiding hiervan heeft het Uwv op 21 augustus 2023 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen (het bestreden besluit) en het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
1.5.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
De zaak is behandeld op de zitting van 9 januari 2024. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar moeder. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Beoordelingskader

2. Op grond van de Wajong 2015 kan recht op een Wajong-uitkering ontstaan als een betrokkene op zijn achttiende verjaardag of binnen vijf jaar na die dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (geen arbeidsvermogen) heeft. [1]
2.1.
Bij de beoordeling of iemand geen arbeidsvermogen heeft, gelden vier cumulatieve criteria [2] , namelijk:
a. de mogelijkheid om een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie;
b. het beschikken over basale werknemersvaardigheden;
c. ten minste vier uur per dag belastbaar zijn of ten minste twee uur per dag het wettelijk minimumuurloon verdienen; en
d. ten minste een uur aaneengesloten werken zonder een wezenlijke onderbreking van het productieproces.
Voor het recht op een Wajong-uitkering moet het Uwv dus beoordelen of een van de vier hierboven genoemde situaties zich voordoet. Is dat zo, dan ontbreekt het arbeidsvermogen.

Beoordeling door de rechtbank

3. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking moet worden beoordeeld. [3] Met een aanvraag kan worden beoogd dat wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht), kan worden beoogd een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber) of kan worden verzocht om herziening voor de toekomst (duuraanspraak).
4. Het Uwv heeft de aanvraag van eiseres van 14 augustus 2022 opgevat als een verzoek om terug te komen van zijn eerdere Wajong-beoordeling(en). Ook heeft het Uwv de aanvraag opgevat als een beroep op de regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid.
Herziening voor het verleden
5. In het geval van een verzoek om terug te komen van een eerdere beoordeling zal aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden worden getoetst of het Uwv zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, zal aan de hand van de beroepsgronden worden beoordeeld of het bestreden besluit niet evident onredelijk is. [4]
6. Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. [5] Een medisch rapport is op zich niet aan te merken als een nieuw feit maar uit een medisch rapport kan de aanwezigheid van een nieuw feit blijken.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapporten van 27 januari 2023 en 16 augustus 2023 uiteengezet dat de nieuwe medische informatie niet kan worden aangemerkt als nieuwe medische feiten die aanleiding geven de overwegingen of conclusies van de eerdere medische beoordelingen te herzien. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 27 januari 2023 gemotiveerd dat de problematiek waarmee eiseres bekend was op haar achttiende, namelijk chronische vermoeidheid, slaapproblemen/OSAS, verstoort dagnachtritme, buikpijn/PDS, PCOS, vesico-ureterale reflux links, vitamine D tekort, endometriose, obesitas en depressie bij psychosociale problematiek, bekend was bij het Uwv en in 2018 is meegewogen bij het vaststellen van het arbeidsvermogen. De in 2020 gestelde diagnoses fybromialgie en De Quervain betreffen een andere ziekteoorzaak dan waarmee eiseres op haar 18e bekend was en blijven derhalve buiten beschouwing. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opgemerkt dat de nieuwe diagnose ASS en mogelijk PTSS bij de beoordeling van 2021 heeft geleid tot het bijstellen van beperkingen in activiteiten (zoals additioneel aannemen van beperkingen in communicatie en tussenmenselijke interacties en relaties), maar de conclusie over het arbeidsvermogen niet heeft gewijzigd. Over de diagnose CVS heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd dat deze diagnose niet nieuw is, maar dat de huisarts hierover ook al in 2014 sprak. Ook is al rekening gehouden met de vermoeidheidsklachten, zodat de verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat geen sprake is van nieuwe medische feiten of omstandigheden.
8. Naar aanleiding van de aanvullende bezwaargronden en nieuwe medische informatie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 16 augustus 2023 aanvullend gemotiveerd dat hypersomnia geen diagnose is, maar een medische term die verwijst naar een groep slaapstoornissen. Eiseres is bekend met OSAS en hiermee is bij de medische beoordeling rekening gehouden. Bovendien valt de situatie van eiseres sinds 2021 niet onder een ernstige medische oorzaak en zijn de medische adviezen volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep hetzelfde, namelijk dag/nachtritme en slaaphygiëne. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er dan ook geen sprake van nieuwe feiten en/of omstandigheden.
9. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert in het rapport van 2 februari 2023 dat eiseres beschikt over basale werknemersvaardigheden, omdat er geen (medische) redenen zijn waaruit afgeleid kan worden dat eiseres instructies niet zou kunnen begrijpen, onthouden of uitvoeren en omdat eiseres in staat is om afspraken na te komen, zoals met het Uwv. Daarnaast is ook geen medische problematiek vastgesteld waaruit zou blijken dat er voor eiseres een belemmering bestaat ten aanzien van het aanvaarden van gezag en het accepteren van regels op de werkvloer. Bij de basale werknemersvaardigheden dient wel rekening te worden gehouden met de beperkingen in communicatie.
10. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert verder dat eiseres een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, namelijk de taak ‘invoeren van gegevens’. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht dat eiseres ondanks de gewijzigde belastbaarheid de geduide taak kan uitvoeren, omdat er nauwelijks een beroep wordt gedaan op haar communicatieve vaardigheden, er hoeft niet te worden samengewerkt met collega’s en er is ook geen sprake van klanten- en patiëntencontact. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ziet dan ook geen aanleiding om anders te concluderen dan in het rapport van 22 april 2021. In dit rapport is verder uiteengezet dat eiseres in staat is om deze taak uit te voeren, omdat het een fysiek lichte taak betreft, eiseres bekend is met de computer en de taken waaronder het invoeren, vergelijken, wijzigen en opzoeken van gegevens kan uitvoeren.
11. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep goed volgen. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd. In de nieuwe aanvraag van eiseres staan geen nieuwe feiten en/of omstandigheden vermeld. Ook heeft eiseres in de bezwaarfase geen bewijsstukken overgelegd waarin dergelijke nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden naar voren komen. De nieuwe aanvraag en informatie zien op de problematiek die reeds bekend was bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep en bij de beoordeling is betrokken. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat met chronische vermoeidheid en slaapproblemen voldoende rekening is gehouden en dat CVS en de slaapproblematiek (door eiseres aangeduid als hypersomnia) dus ook geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn. De rechtbank oordeelt verder dat eiseres haar stellingen niet heeft onderbouwd met (nieuwe) medische stukken.
12. Gelet op het oordeel van de rechtbank dat er geen sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden, mocht het Uwv het verzoek van eiseres van 14 augustus 2022 dan ook afwijzen met verwijzing naar zijn eerdere besluiten. Voor het oordeel dat de weigering om terug te komen van de eerdere besluitvorming evident onredelijk is, ziet de rechtbank geen aanleiding.
Toegenomen arbeidsongeschiktheid
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat er niet binnen vijf jaar na de 18e verjaardag sprake is geweest van een toename van beperkingen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak. Daarbij heeft hij opgemerkt dat de toegenomen beperkingen naar aanleiding van de in 2021 gestelde diagnose ASS in bezwaar per de 18e verjaardag zijn aangenomen en meegewogen, hetgeen niet heeft geleid tot het kwijtraken van arbeidsvermogen. Ook in 2022 (vijf jaar na haar 18e verjaardag) had eiseres op medische gronden arbeidsvermogen. Conform de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid was er geen reden is om verminderde duurbelastbaarheid aan te nemen en eiseres was in staat om tenminste een uur aaneengesloten te kunnen werken. Eiseres was namelijk niet bekend met een ernstige mentale stoornis in de aandacht, geheugen of stemming. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep had eiseres met haar beperkingen vanaf haar 18e verjaardag tot vijf jaar daarna basale werknemersvaardigheden en kon zij een taak uitvoeren.
14. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep inzichtelijk uiteengezet dat bij eiseres niet binnen vijf jaar na haar 18e verjaardag sprake is geweest van een toename van beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak als waarmee zij op haar 18e verjaardag bekend was. Eiseres heeft in beroep verder niet met (nieuwe) medische gegevens aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onjuist beeld hadden van haar gezondheidstoestand. De rechtbank kan het standpunt van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ook volgen.

Conclusie en gevolgen

15. Het Uwv heeft terecht geweigerd aan eiseres een Wajong-uitkering toe te kennen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding. Eiseres krijgt ook haar griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
20 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 1a:1 en artikel 1a:2 van de Wajong.
2.Artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1.
4.Zie de uitspraak van de ABRvS van 23 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3131 en van de CRvB van 27 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5115.
5.Zie de uitspraak van de CRvB van 2 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3018.