In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 17 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 19 september 2022 beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen twee naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar tegen de eerste aanslag niet-ontvankelijk en handhaafde de aanslag. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 6 december 2023 werd duidelijk dat de naheffingsaanslag met aanslagnummer 1 inmiddels was vernietigd door de heffingsambtenaar, en het griffierecht was aan eiser terugbetaald. Ondanks deze vernietiging wilde eiser zijn beroep handhaven om een oordeel van de rechtbank te krijgen over de termijn waarbinnen de heffingsambtenaar nog een naheffingsaanslag mag opleggen. De rechtbank oordeelt echter dat eiser geen procesbelang meer heeft, aangezien de aanslag is vernietigd en er geen ander belang is aangetoond. Eiser had ook verzocht om vergoeding van verletkosten, maar de rechtbank wees dit verzoek af omdat eiser niet kon bewijzen dat hij daadwerkelijk kosten had gemaakt. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld en er geen proceskosten hoeven te worden vergoed.