ECLI:NL:RBMNE:2024:1235

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
UTR 24/128
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in het kader van opvang ontheemden Oekraïne

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 februari 2024, wordt het verzoek om een proceskostenvergoeding door verzoekster beoordeeld. Verzoekster had eerder een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen een besluit van de burgemeester van Dronten, dat haar de toegang tot opvangvoorzieningen ontzegde vanwege alcoholgebruik en geweld. Dit besluit werd op 3 januari 2024 genomen, maar de burgemeester heeft later, op 11 januari 2024, alsnog voorzien in opvang, waardoor verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening introk. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om de burgemeester te veroordelen in de proceskosten, omdat zij van mening was dat het besluit tot pandverbod een bestuursrechtelijk besluit was en niet een privaatrechtelijke handeling.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het besluit van de burgemeester inderdaad een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat het onbevoegd is genomen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester met het bieden van vervangende woonruimte aan verzoekster tegemoet is gekomen aan haar verzoek. Hierdoor is er geen sprake van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op de regel rechtvaardigen dat verzoekster recht heeft op proceskostenvergoeding. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en bepaalt dat de burgemeester € 875,- aan proceskosten en € 187,- aan griffierecht aan verzoekster moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/128

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 februari 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

(gemachtigde: mr. L.A. Fischer),
en

de burgemeester van Dronten, de burgemeester

(gemachtigde: mr. K. Timmer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een veroordeling van de burgemeester in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar verzoek om een voorlopige voorziening te treffen tegen het besluit van de burgemeester van 3 januari 2024.
1.1.
Zij heeft het verzoek ingetrokken omdat de burgemeester in een vervangend onderkomen heeft voorzien.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de burgemeester in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. De burgemeester heeft de rechtbank meegedeeld dat zij geen aanleiding ziet om de proceskosten te vergoeden, omdat het pandverbod een privaatrechtelijke handeling is en niet een bestuursrechtelijk besluit.
1.3.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekster. Hij legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
Feiten en omstandigheden
3. Verzoekster is wegens alcoholgebruik, geweld en verbale agressie bij besluit van 3 januari 2024 de toegang tot de opvangvoorzieningen ontzegd. Haar is toen geen alternatieve opvang geboden. Verzoekster heeft bij brief van 9 januari 2024 bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft op 10 januari 2024 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Nadien heeft de burgemeester bij besluit van 11 januari 2024 alsnog voorzien in opvang. Hierna heeft verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en de voorzieningenrechter verzocht de burgemeester te veroordelen in de proceskosten.
Is het besluit van 3 januari 2024 een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht?
4. Uit artikel 2 van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne (de Regeling) volgt dat de burgemeester zorgdraagt voor de opvang van ontheemden in een gemeentelijke- of particuliere opvangvoorziening.
Indien een ontheemde ernstig inbreuk maakt op het Huishoudelijk reglement of een ernstige vorm van geweld pleegt jegens medebewoners of personen die werkzaam zijn in de voorziening, kan de burgemeester op grond van artikel 7 van de Regeling de verstrekkingen als bedoeld artikel 6 beperken of intrekken. Uit de Toelichting op artikel 7 van de Regeling volgt dat bedoeld is om het mogelijk te maken om de verstrekkingen te beperken of te beëindigen wegens onder meer geweld, maar dat daarbij altijd in de basisvoorzieningen moet worden voorzien. Die basisvoorzieningen betreffen onder meer een fatsoenlijk onderkomen of middelen om huisvesting te vinden. [2]
5. Uit het hiervoor geschetste wettelijk kader volgt dat het besluit tot pandverbod niet een privaatrechtelijke rechtshandeling is. Het besluit van 3 januari 2024 is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht dat door de burgemeester genomen diende te worden. De voorzieningenrechter stelt vast dat het besluit door de burgemeester is ondertekend namens het college. Daarmee is het besluit onbevoegd genomen.
Komt verzoekster in aanmerking voor een proceskostenvergoeding?
6. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [3]
6.1.
In een voorlopige-voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt. [4]
6.2.
De burgemeester is met het voorzien in vervangende woonruimte aan het verzoek van verzoekster tegemoetgekomen. Het uitgangspunt is dat het enkele feit dat het bestuursorgaan aan verzoekster tegemoetkomt reden is om het verzoek om proceskostenveroordeling toe te wijzen. [5] Verzoekster heeft dan namelijk een reden gehad om het verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. [6] Op dit uitgangspunt kan slechts een uitzondering worden gemaakt vanwege bijzondere omstandigheden.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester met het voorzien in vervangend onderkomen aan het verzoek van verzoekster is tegemoetgekomen. Er is geen sprake van een bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om de burgemeester in de proceskosten te veroordelen toe.
Welke kosten moet de burgemeester vergoeden?
8. De burgemeester moet proceskosten vergoeden. De proceskosten worden als volgt berekend. Verzoekster heeft zich laten bijstaan door haar gemachtigde. Deze gemachtigde heeft een proceshandeling verricht: het indienen van een verzoekschrift. Deze proceshandeling levert één punt op met een waarde van € 875,-. Dat betekent dat de totale proceskosten die de burgemeester moet vergoeden € 875,- bedragen.
Met betrekking tot de vergoeding van het voor deze procedure betaalde griffierecht van
€ 187,- ziet de voorzieningenrechter aanleiding toepassing te geven aan artikel 8:82, vijfde lid, van de Awb en te bepalen dat de burgemeester dit griffierecht geheel aan verzoekster dient te vergoeden.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling toe en bepaalt dat de burgemeester het betaalde griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoekster;
- bepaalt dat de burgemeester het voor deze procedure betaalde griffierecht van € 187,- aan verzoekster vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Staatscourant 2023, nr. 26413.
3.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
4.Vergelijk CRvB 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3263.
5.Vergelijk CRvB 15 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3252.
6.Vergelijk ABRvS 12 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1930.