ECLI:NL:RBMNE:2023:7675

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
10291169 \ UE VERZ 23-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake loonbetalingsverplichtingen en nieuwe mondelinge behandeling in arbeidszaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 november 2023 een tussenbeschikking gegeven in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen de besloten vennootschap [verzoeker] B.V. en [verweerder]. De procedure volgde op een eerdere beschikking van 5 april 2023, waarin [verzoeker] was veroordeeld tot het na- en doorbetalen van 70% van het gebruikelijke salaris van [verweerder] over een bepaalde periode. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de berekening van het achterstallige salaris en ziekengeld, en heeft beide partijen de gelegenheid gegeven om hun berekeningen aan te passen en in te dienen.

De kantonrechter heeft besloten dat er een nieuwe mondelinge behandeling moet plaatsvinden, waarbij partijen hun standpunten kunnen toelichten en de kantonrechter kan worden geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de WIA-aanvraag van [verweerder]. Tevens is [verzoeker] opgedragen om een deskundige in te schakelen voor het opstellen van een berekening van het verschuldigde salaris over de periode van 2019 tot 1 juni 2023, met inachtneming van specifieke uitgangspunten. De deskundige moet ook vaststellen of bepaalde feestdagen voor doorbetaling in aanmerking komen.

De kantonrechter heeft verder aangegeven dat partijen hun verhinderdagen moeten opgeven voor de nieuwe mondelinge behandeling, en dat de mondelinge behandeling in beginsel niet zal worden uitgesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10291169 UE VERZ 23-15 MS/1270
Beschikking van 14 november 2023
inzake
de besloten vennootschap
[verzoeker] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verzoeker] ,
verzoekende partij, tevens verwerende partij in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. T.D.E. Hoekstra,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verweerder] ,
verwerende partij, tevens verzoekende partij in het tegenverzoek,
gemachtigde: voorheen mr. J.K. den Haan, nu procederend in persoon.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure na de tussenbeschikking van 30 juni 2023 blijkt uit:
- de akte van uitlating van [verweerder] van 23 augustus 2023 met producties;
- de akte van uitlating van [verzoeker] van 14 september 2023 met producties.
1.2.
De kantonrechter heeft daarna bepaald dat in deze zaak uitspraak wordt gedaan.

2.De overwegingen van de kantonrechter

Inleiding
2.1.
De kantonrechter heeft [verzoeker] in de beschikking van 5 april 2023 in het tegenverzoek onder 1 veroordeeld tot het na- en doorbetalen aan [verweerder] van 70% van haar gebruikelijke salaris en emolumenten vanaf 27 september 2022 tot 1 juni 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging tot een maximum van 50% over het achterstallige salaris berekend op de voet van artikel 7:625 tot de dag van algehele voldoening.
2.2.
Daarnaast is [verweerder] in de gelegenheid gesteld om bij akte een aangepaste berekening van haar tegenverzoek onder 2 tot nabetaling van het achterstallige salaris en ziekengeld over de periode van 2019 tot en met februari 2023 in te dienen met inachtneming van de in de beschikking vermelde uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn:
- een gemiddeld arbeidsvolume van 30,9 uur per week;
- een loondoorbetalingsverplichting van 70% van het salaris in het tweede ziektejaar;
- wettelijke verhoging over het achterstallige ziekengeld en salaris tot een maximum van 50%.
2.3.
[verweerder] heeft in haar akte van 3 mei 2023 een aangepaste berekening op basis van een gemiddeld arbeidsvolume van 30,9 uur per week ingediend. Haar berekening van het achterstallige salaris en ziekengeld komt uit op een bedrag van € 30.660,28 bruto en op € 31.581,35 bruto inclusief de uitbetaling van PBL-uren.
2.4.
[verzoeker] heeft in haar akte van 31 mei 2023 bezwaren geuit tegen de berekening van [verweerder] en een eigen berekening ingebracht. De kantonrechter heeft [verweerder] in de beschikking van 30 juni 2023 in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten. Dit heeft [verweerder] in haar akte van 23 augustus 2023 gedaan. Zij heeft haar berekening op enkele punten aangepast, waardoor haar berekening nu uitkomt op een bedrag van € 31.536,63 bruto en op € 32.457,70 bruto inclusief de uitbetaling van PBL-uren. Zij heeft haar berekening met loonstroken en urenstaten onderbouwd.
De verdere voortgang van de procedure
2.5.
De kantonrechter stelt vast dat beide partijen zich hebben ingespannen om een berekening te maken van het achterstallige salaris en ziekengeld over de periode van 2019 tot en met februari 2023. Op basis van de overgelegde berekeningen kan de kantonrechter echter geen eenduidig bedrag vaststellen.
2.6.
Verder blijkt uit de aktes dat partijen de tussenbeschikking van 5 april 2023 verschillend uitleggen ten aanzien van de verplichting van [verzoeker] om het salaris van [verweerder] tot 1 juni 2023 door te betalen. De kantonrechter wijst erop dat [verzoeker] op grond van rechtsoverweging 6.10 van deze beschikking is veroordeeld tot het na- en doorbetalen aan [verweerder] van 70% van haar gebruikelijke salaris en emolumenten vanaf 27 september 2022 tot 1 juni 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging tot een maximum van 50%. De door [verzoeker] gestelde omstandigheden dat de loondoorbetalingsverplichting op 20 februari 2023 is geëindigd, dat het UWV geen loonsanctie heeft opgelegd en dat [verweerder] het UWV niet om een voorschot op de WIA-uitkering heeft gevraagd, maken dit niet anders.
2.7.
De kantonrechter acht het ter voorkoming van verdere geschillen wenselijk een nieuwe mondelinge behandeling te bepalen. Bij die gelegenheid kunnen partijen de kantonrechter informeren over de stand van zaken met betrekking tot de WIA-aanvraag.
2.8.
[verzoeker] wordt opgedragen om op eigen kosten een berekening op te laten stellen door een deskundige op het gebied van loonberekeningen op grond van de cao Gehandicaptenzorg van het verschuldigde salaris van 2019 tot 1 juni 2023. [verzoeker] dient deze berekening uiterlijk drie weken vóór de mondelinge behandeling in het geding te brengen. Deze berekening dient gebaseerd te zijn op de volgende uitgangspunten:
- de na- en doorbetaling van het salaris en emolumenten van [verweerder] van 2019 tot 1 juni 2023;
- een gemiddeld arbeidsvolume van 30,9 uur per week;
- een loondoorbetalingsverplichting van 70% van het salaris in het tweede ziektejaar;
- betaling van de wettelijke verhoging over het achterstallige ziekengeld en salaris tot een maximum van 50%;
- betaling van de wettelijke rente over het achterstallige ziekengeld en salaris, dit ter voorkoming van verdere procedures;
- de zorgbonus over 2020 wordt niet meegenomen in de berekening.
2.9.
De deskundige dient op basis van de cao Gehandicaptenzorg vast te stellen of de zes feestdagen waarvan [verzoeker] stelt dat [verweerder] deze ten onrechte als netto werkdag heeft meegerekend, voor doorbetaling in aanmerking komen en op hoeveel PBL-uren [verweerder] aanspraak kan maken. De deskundige dient de betalingen die [verzoeker] al aan [verweerder] heeft gedaan in zijn/haar berekening te verwerken. De uitkomst van de berekening van de deskundige moet een eenduidig bruto bedrag zijn.
2.10.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in het tegenverzoek
3.1.
bepaalt dat een nieuwe mondelinge behandeling zal plaatsvinden waarbij [verweerder] in persoon en [verzoeker] rechtsgeldig vertegenwoordigd, desgewenst vergezeld van een gemachtigde, aanwezig dienen te zijn;
3.2.
bepaalt dat
beide partijenvoor of uiterlijk op
28 november 2023 schriftelijkaan de rechtbank, sector handel en kanton, kunnen opgeven op welke dagen zij
in de maanden januari tot en met maart 2024verhinderd zijn; daarvoor gelden de volgende regels:
- bij de opgave dienen partijen ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop de mondelinge behandeling zou kunnen plaatsvinden;
- indien partijen bij hun opgave minder dan het hiervoor verzochte aantal dagdelen vrij laten, zal de mondelinge behandeling kunnen worden bepaald op een niet daarvoor opgegeven dagdeel;
- vervolgens zal een datum en tijdstip voor de mondelinge behandeling worden bepaald;
- indien partijen geen gebruik maken van de mogelijkheid om verhinderdata op te geven zal de kantonrechter een datum bepalen waarvan dan in beginsel geen uitstel meer mogelijk is;
- voor het opgeven van verhinderdata zal geen uitstel worden verleend;
3.3.
bepaalt voorts dat de mondelinge behandeling in beginsel niet zal worden uitgesteld nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald;
3.4.
draagt [verzoeker] op om de in rechtsoverwegingen 2.8 en 2.9 genoemde berekening met de daarin genoemde uitgangspunten uiterlijk drie weken vóór de zittingsdatum aan de kantonrechter en aan [verweerder] toe te zenden;
3.5.
bepaalt dat, indien partijen nog andere stukken in het geding willen brengen, zij deze tenminste vijf dagen voor de mondelinge behandeling in kopie aan de kantonrechter en aan de wederpartij dienen toe te zenden;
3.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2023