ECLI:NL:RBMNE:2023:7674

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
10291169 \ UE VERZ 23-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake nabetaling achterstallig salaris en ziekengeld

In deze zaak heeft de kantonrechter op 30 juni 2023 een tussenbeschikking gegeven in een geschil tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [verzoekster] B.V., en een werknemer, aangeduid als [verweerster]. De procedure betreft een verzoek van [verweerster] om nabetaling van achterstallig salaris en ziekengeld over de periode van 2019 tot en met februari 2023. De kantonrechter heeft eerder, op 5 april 2023, uitgangspunten vastgesteld voor de berekening van de nabetaling, waaronder een gemiddeld arbeidsvolume van 30,9 uur per week en een loondoorbetalingsverplichting van 70% in het tweede ziektejaar.

Na de tussenbeschikking van 5 april 2023 hebben beide partijen aanvullende aktes ingediend. [verweerster] heeft een berekening gepresenteerd die uitkomt op een bruto loonvordering van € 30.660,28, inclusief een zorgbonus en wettelijke rente. [verzoekster] heeft echter betwist dat deze berekening correct is, onder andere omdat [verweerster] geen ondersteunende documentatie heeft overgelegd en omdat zij meent dat [verweerster] ten onrechte het aantal werkdagen heeft berekend.

De kantonrechter heeft in deze beschikking bepaald dat [verweerster] zich uiterlijk op 21 juli 2023 moet uitlaten over de bezwaren van [verzoekster] en dat [verzoekster] daarna de gelegenheid krijgt om hierop te reageren. De verdere beslissing is aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgedaan. Deze tussenbeschikking is openbaar uitgesproken door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, op 30 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10291169 UE VERZ 23-15 MS/1270
Beschikking van 30 juni 2023
inzake
de besloten vennootschap
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verzoekster] ,
verzoekende partij, tevens verwerende partij in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. T.D.E. Hoekstra,
tegen:
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verweerster] ,
verwerende partij, tevens verzoekende partij in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J.K. den Haan.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure na de tussenbeschikking van 5 april 2023 blijkt uit:
- de akte van uitlating van [verweerster] van 3 mei 2023;
- de akte van uitlating van [verzoekster] van 31 mei 2023.
1.2.
De kantonrechter heeft daarna bepaald dat in deze zaak uitspraak wordt gedaan.

2.De overwegingen van de kantonrechter

inleiding
2.1.
De kantonrechter heeft [verweerster] in de beschikking van 5 april 2023 in de gelegenheid gesteld om bij akte een aangepaste berekening van haar tegenverzoek onder 2 tot nabetaling van het achterstallige salaris en ziekengeld over de periode van 2019 tot en met februari 2023 in te dienen met inachtneming van de in de beschikking vermelde uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn:
- een gemiddeld arbeidsvolume van 30,9 uur per week;
- een loondoorbetalingsverplichting van 70% van het salaris in het tweede ziektejaar;
- wettelijke verhoging over het achterstallige ziekengeld/salaris tot een maximum van 50%.
de berekening van [verweerster]
2.2.
[verweerster] heeft zich op het standpunt gesteld dat [verzoekster] haar in 2018 een contract van 32 uur per week had moeten aanbieden en dit van invloed is op de berekening van het gemiddeld arbeidsvolume in de door de kantonrechter gehanteerde referteperiode. Volgens [verweerster] moet het gemiddeld arbeidsvolume eigenlijk 31,83 uur per week zijn. Zij heeft daarom één berekening op basis van een gemiddeld arbeidsvolume van 30,9 uur en één berekening op basis van een gemiddeld arbeidsvolume van 31,83 uur ingediend.
2.3.
De kantonrechter zal in de beoordeling alleen de berekening van [verweerster] op basis van een gemiddeld arbeidsvolume van 30,9 uur per week betrekken omdat in de beschikking van 5 april 2023 al op dit punt is beslist. De kantonrechter ziet in hetgeen [verweerster] heeft aangevoerd geen aanleiding om te oordelen dat deze beslissing onjuist is en dat hiervan moet worden teruggekomen.
2.4.
De berekening van [verweerster] op basis van het gemiddeld arbeidsvolume van 30,9 uur per week (productie 41 van [verweerster] ) komt uit op een loonvordering van € 30.660,28 bruto en op € 31.581,35 bruto inclusief de uitbetaling van PBL-uren. In de berekening wordt ook nog een zorgbonus over 2020 van € 1.000,-- netto betrokken en de wettelijke rente over het achterstallige salaris en ziekengeld van in totaal € 786,59.
het standpunt van [verzoekster]
2.5.
[verzoekster] kan zich niet vinden in deze berekening. Zij stelt in de eerste plaats dat het haar niet duidelijk is hoe de gegevens waarop [verweerster] haar berekening baseert tot stand zijn gekomen omdat zij geen ondersteunende documentatie zoals urenstaten, bankafschriften of loonstroken heeft overgelegd. [verzoekster] betwist daarom de juistheid van de gegevens die in productie 41 zijn opgenomen.
[verzoekster] stelt daarnaast dat [verweerster] in haar berekening uitgaat van een onjuist aantal werkdagen per jaar, omdat zij ten onrechte de feestdagen meerekent als netto werkdag. Dat leidt volgens [verzoekster] in de jaren 2019, 2020, 2021 en 2022 tot een verschil in netto werkdagen van 6 werkdagen per jaar.
[verzoekster] stelt dat de vordering van [verweerster] ten aanzien van de zorgbonus moet worden afgewezen. Zij heeft toegelicht dat zij substantieel minder zorgbonussen van de overheid heeft gekregen dan dat zij werknemers had en dat zij daarom heeft moeten kiezen aan welke werknemers de zorgbonus werd toegekend. Zij heeft daarbij voorrang gegeven aan de werknemers die de grootste bijdrage hebben geleverd aan de zorg binnen [verzoekster] tijdens de coronapandemie. [verweerster] heeft geen zorgbonus ontvangen omdat zij destijds arbeidsongeschikt was. [verzoekster] benadrukt dat meerdere werknemers de zorgbonus niet hebben ontvangen en dat daarop ook geen (contractueel) recht bestaat.
[verzoekster] betwist verder dat zij te weinig PBL-uren zou hebben toegekend of uitbetaald. Zij stelt dat de totale opbouw van PBL-uren en vakantie-uren in totaal op hetzelfde aantal uren uitkomt als waar [verweerster] recht op heeft op basis van de cao. Over de contractuele uren worden de PBL-uren opgebouwd en over de meeruren ontvangt [verweerster] een aanvullend percentage voor PBL-uren en vakantie-uren.
[verzoekster] stelt ten slotte dat [verweerster] in haar berekening ten onrechte de wettelijke rente heeft betrokken, omdat zij deze niet in haar tegenverzoek heeft gevorderd en in de beschikking van 5 april 2023 ook geen wettelijke rente is toegewezen.
2.6.
[verzoekster] heeft een eigen berekening gemaakt, die zij in hoofdstuk 3 van haar akte en in haar producties 52 tot en met 54 heeft toegelicht. Op basis van deze berekening zou zij nog een bedrag van € 21.084,68 bruto aan [verweerster] moeten nabetalen in plaats van het bedrag van € 31.581,35 bruto dat [verweerster] heeft berekend. [verzoekster] heeft aangekondigd dat zij omstreeks 31 mei 2023 het salaris van [verweerster] vanaf 27 september 2022 tot 20 februari 2023 van in totaal € 10.681,21 bruto, de eindejaarsuitkering van 2022 van € 2.209,85 bruto en de wettelijke verhoging van 50% aan [verweerster] zal betalen. Dit betekent dat nog een bedrag van € 8.193,62 bruto aan [verweerster] verschuldigd blijft en voor toewijzing in aanmerking komt.
de beoordeling
2.7.
De kantonrechter acht het voor een goede beoordeling van het tegenverzoek van [verweerster] tot nabetaling van het achterstallige salaris en ziekengeld over de periode van 2019 tot en met februari 2023 noodzakelijk dat [verweerster] bij akte nog inhoudelijk reageert op de bezwaren die [verzoekster] tegen haar berekening heeft ingebracht en op de eigen berekening van [verzoekster] . [verzoekster] zal daarna in de gelegenheid worden gesteld om bij akte op de reactie van [verweerster] te reageren.
2.8.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
stelt [verweerster] in de gelegenheid zich uiterlijk op 21 juli 2023 bij akte uit te laten over de bezwaren die [verzoekster] tegen haar berekening heeft ingebracht en de eigen berekening van [verzoekster] , zoals weergegeven in haar akte van uitlating van 31 mei 2023;
3.2.
stelt [verzoekster] na ontvangst van de akte van [verweerster] in de gelegenheid om binnen drie weken bij akte hierop te reageren;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2023.