ECLI:NL:RBMNE:2023:7084

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
UTR 21/5024
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag zuiveringsheffing bedrijven en procesorde

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een B.V. uit [plaats], tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 6 december 2021. De heffingsambtenaar had op 31 maart 2021 een aanslag 'zuiveringsheffing bedrijven' van € 32,24 opgelegd voor een adres in [plaats]. Eiseres ging in bezwaar, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, maar haar gemachtigde heeft nagelaten tijdig te reageren op het verweerschrift van de heffingsambtenaar. De rechtbank heeft de zaak op 27 november 2023 behandeld via een beeldverbinding, waarbij de gemachtigde van eiseres en de heffingsambtenaar aanwezig waren.

De rechtbank constateert dat de beroepsgronden van eiseres voornamelijk WOZ-gerelateerde gronden zijn, die niet relevant zijn voor de aanslag zuiveringsheffing. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet gemotiveerd heeft betwist dat de aanslag onterecht is opgelegd. De rechtbank laat de later aangevoerde gronden buiten beschouwing, omdat deze in strijd zijn met de goede procesorde. De rechtbank concludeert dat de aanslag terecht is opgelegd en verklaart het beroep ongegrond.

Eiseres verzoekt om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden, maar verlengt deze met 12 maanden vanwege bijzondere omstandigheden, zoals de drukke agenda van de gemachtigde van eiseres. Hierdoor is de redelijke termijn niet overschreden en wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5024

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, de heffingsambtenaar
(gemachtigde: W.G. Vos).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 6 december 2021.
1.1.
In de beschikking van 31 maart 2021 heeft de heffingsambtenaar een aanslag ‘zuiveringsheffing bedrijven’ van € 32,24 opgelegd voor [adres] in [plaats] .
1.2.
Eiser is tegen deze beschikking in bezwaar gegaan. In de uitspraak op bezwaar van 6 december 2021 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.3.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Aan eiseres is op 6 oktober 2023 een brief gestuurd door de rechtbank waarin de gemachtigde van eiseresvier weken de tijd krijgt om op het verweerschrift te reageren. Hier heeft de gemachtigde van eiseres geen gehoor aan gegeven.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 27 november 2023 via een beeldverbinding behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.

Feiten

2. De gemachtigde van eiseres heeft een algemeen geformuleerd beroepschrift en meerdere, ook algemeen geformuleerde, brieven waaronder een ‘pinpointbrief’ ter aanvulling daarop ingediend. Aan de gemachtigde van eiseres is door de rechtbank op 6 oktober 2023 een brief gestuurd waarin hij vier weken de tijd kreeg om te reageren op het verweerschrift dat de heffingsambtenaar heeft overgelegd. In deze brief is de gemachtigde eiseres er ook op gewezen dat het op zitting pas aanvoeren van beroepsgronden tot strijd met de goede procesorde kan leiden. De gemachtigde van eiseres heeft nagelaten op de brief van 6 oktober 2023 te reageren. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres wel de specifieke beroepsgronden die in deze zaak aan de orde zijn toegelicht.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank stelt vast dat in het bezwaar- en beroepschrift door de gemachtigde van eiseres alleen WOZ-gerelateerde gronden zijn opgenomen. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres weliswaar gesteld dat zijn bezwaar- en beroepschrift, en met name ook zijn ‘pinpointbrief’, wel degelijk gronden gericht tegen de zuiveringsheffing bevatten, maar de rechtbank kan hem daarin niet volgen. Het bezwaarschrift en het beroepschrift zijn beide standaardstukken, die de gemachtigde van eiseres in alle WOZ-zaken indient. De door hem gebruikte bewoordingen duiden erop dat hij bezwaar heeft tegen een vastgestelde WOZ-waarde.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met de beroepsgronden niet gemotiveerd betwist waarom de aanslagen ‘zuiveringsheffing bedrijven’ onterecht aan eiseres zouden zijn opgelegd. Eiseres heeft niet gemotiveerd waarom deze beroepsgronden enige relatie hebben met de opgelegde aanslag. Deze standaard gronden kunnen daarom niet leiden tot de conclusie dat het beroep gegrond is. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres wel gronden tegen de aanslag ‘zuiveringsheffing bedrijven’ naar voren gebracht. De rechtbank laat deze gronden echter buiten beschouwing, omdat het zó laat aanvoeren van gronden in strijd is met een goede procesorde. Dit geldt temeer nu de gemachtigde van eiseres in de brief van 6 oktober 2023 door de rechtbank de gelegenheid is geboden om alsnog binnen vier weken de beroepsgronden aan te vullen. Daarbij heeft de rechtbank er al voor gewaarschuwd, dat na die vier weken aangevoerde beroepsgronden wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing kunnen worden gelaten.
Conclusie en bijkomende beslissingen
5. Nu de wel door de rechtbank in de beoordeling betrokken beroepsgronden geen betrekking hebben op het onderhavige geschil, kan de rechtbank niet tot een andere conclusie komen dan dat de aanslag ‘zuiveringsheffing bedrijven’ door eiseres niet gemotiveerd is betwist. De heffingsambtenaar heeft de aanslag ‘zuiveringsheffing bedrijven’ daarom terecht aan eiseres opgelegd. Het beroep is ongegrond.
Proceskosten van de heffingsambtenaar
6. De heffingsambtenaar heeft de rechtbank verzocht om (de gemachtigde van) eiseres in de proceskosten van de heffingsambtenaar te veroordelen. Deze kosten bedragen 2 x € 75,- voor het inhuren van een extern persoon die specifiek zaken van deze gemachtigde behandelt. Haar uurvergoeding bedraagt € 75,-. Daarbij wijst de heffingsambtenaar op uitspraken van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof Den Haag over het procedeergedrag van gemachtigde. Hoewel de gemachtigde van eiseres in de fase voor het onderzoek op de zitting op bedroevende wijze procedeert ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat sprake is van misbruik van procesrecht. Ook anderszins is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten laste van eiseres of haar gemachtigde. De rechtbank verwijst naar uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden [1] en van de meervoudige kamer van deze rechtbank [2] . De rechtbank wijst dit verzoek af.
Immateriële schadevergoeding
7. Eiseres heeft verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Een vergoeding van immateriële schade wordt op verzoek toegekend indien een procedure over een belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. In belastingzaken wordt, als de redelijke termijn is overschreden, behoudens bijzondere omstandigheden, verondersteld dat eiseres immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase gezamenlijk als redelijk wordt beschouwd. De termijn hiervoor vangt aan op het moment waarop verweerder het bezwaarschrift ontvangt. Het bezwaarschrift is ontvangen op 21 april 2021 en door de rechtbank is op 8 december 2023 uitspraak gedaan. Sinds de ontvangst van het bezwaarschrift zijn dus twee jaar en (afgerond naar boven) 8 maanden verstreken.
8. De rechtbank ziet, evenals in een eerdere zaak van deze gemachtigde en heffingsambtenaar [3] , reden de redelijke termijn voor deze zaak te verlengen. De reden daarvoor is de volgende. De termijn van twee jaar kan verlengd worden bij bijzondere omstandigheden. Tot de bijzondere omstandigheden die aanleiding kunnen zijn voor verlenging van de redelijke termijn, worden volgens vaste rechtspraak onder meer gerekend:
“[…] de invloed van de belanghebbende en/of diens gemachtigde op de duur van het proces, bijvoorbeeld door het doen van herhaalde verzoeken om verlenging van gestelde termijnen of om uitstel voor (het voldoen aan) uitnodigingen of oproepingen.”
11. De rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat de gemachtigde van eiseres geen personeel in dienst heeft. Hij doet alles zelf. De rechtbank is er daarnaast mee bekend dat de gemachtigde van eiseres een zeer groot aantal bezwaar- en (hoger) beroepsprocedures heeft lopen. Dit leidt bij meerdere rechtbanken tot problemen in de planning van zijn zaken.
12. Het grote aantal zaken dat de gemachtigde behandelt, heeft tot gevolg gehad dat hij zeer vaak op een zittingsvoornemen reageerde met het bericht verhinderd te zijn. Daardoor kwam de afdoening van zaken in het gedrang. Vanwege die drukke agenda zijn er, in afwijking van de gebruikelijke werkwijze bij de planning van zaken, afspraken met hem gemaakt. De maandagmiddag is nu sinds 2022 als vast zittingsmoment vastgelegd. De rechtbank realiseert zich dat hiermee voor deze gemachtigde een uitzonderingspositie is gecreëerd. Met het oog op de bewaking van de redelijke afdoeningstermijn voor de zaken van deze gemachtigde heeft de rechtbank zich hiertoe genoodzaakt gezien.
13. Vervolgens is het aantal beroepen dat de gemachtigde van eiseres bij deze rechtbank namens zijn cliënten heeft ingesteld alleen maar toegenomen. Zo heeft hij in het jaar 2021 in totaal 731 beroepen ingediend en in 2022 heeft hij 1.199 beroepen ingediend.
14. In zijn correspondentie wijst de gemachtigde van eiseres er steeds op ‘normaliter elke dag beschikbaar te zijn (op donderdagmiddagen na)’, maar in de praktijk blijkt het moeilijk om op andere dagen zittingen met hem te plannen. Dit was ook juist de reden om een vast zittingsdagdeel met hem af te spreken. De rechtbank heeft niettemin meerdere keren geprobeerd meer zittingsdagen met hem te plannen, naast de vaste maandagmiddag. De rechtbank heeft op 21 november 2022 aan de gemachtigde gevraagd of hij op 13 februari 2023, 14 februari 2023 en 24 februari 2023 beschikbaar was voor een extra zitting. Van die dagen was hij alleen op 14 februari 2023 beschikbaar. Voor de periode maart 2023 tot en met juni 2023 heeft overleg tussen rechtbank en de gemachtigde geleid tot 11 mogelijke extra zittingen. Per e-mails van 2 maart 2023 heeft de rechtbank verder aan de gemachtigde gevraagd op welke dagen hij nog meer beschikbaar is in 2023 voor extra zittingen. Ook heeft de rechtbank aan hem gevraagd om per maand twee extra vaste zittingsdagen af te spreken. Per e-mail van 11 maart 2023 heeft de gemachtigde aangegeven daar niet meer aan mee te willen werken, omdat het “uitermate oncollegiaal van [de rechtbank] is om méér dagdelen te claimen ten koste van [andere rechtbanken/gerechtshoven]”.
15. Over het gehele jaar 2023 was de gemachtigde van eiseres dus beschikbaar voor 64 zittingen van een dagdeel bij deze rechtbank. In de praktijk zijn het er minder omdat de gemachtigde soms een maandagmiddag toch niet kan6 en er ook feestdagen op maandag vallen. Op een zitting met de gemachtigde van eiseres worden gemiddeld 11 zaken gepland. In theorie zou de rechtbank dan in het meest gunstige geval 64 x 11 = 704 zaken van de cliënten van deze gemachtigde in 2023 kunnen plannen. Dit is bij lange na niet genoeg om alle door hem ingestelde beroepen te behandelen en in de praktijk zijn het er dus ook veel minder.
16. De rechtbank stelt daarom vast dat de hoeveelheid zaken van de gemachtigde van eiseres en de momenten waarop hij beschikbaar is voor zittingen niet op elkaar aansluiten. Veel zaken kunnen niet of niet tijdig op zitting worden behandeld, omdat hij geen ruimte heeft in zijn agenda. De handelwijze van de gemachtigde van eiseres leidt noodzakelijkerwijs tot het oplopen van de duur van de behandeling van de door hem ingestelde beroepen en daarmee tot het overschrijden van de redelijke termijn. Deze handelwijze kan eiseres worden toegerekend. Gelet op het aantal door de gemachtigde van
eiseres ingediende beroepen, afgezet tegen zijn beperkte beschikbaarheid voor zittingen is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn moet worden verlengd met 12 maanden. Dit leidt tot de conclusie dat in dit geval de redelijke termijn niet is overschreden en dat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten. De heffingsambtenaar krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten. Het verzoek om immateriële schadevergoeding wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Fout! De hyperlinkverwijzing is ongeldig.” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van 24 januari 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:674.
2.Uitspraak van 31 mei 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:2562.
3.Uitspraak van 20 november 2023, UTR 22/4539 (nog niet gepubliceerd op rechtspraak.nl).