ECLI:NL:RBMNE:2023:6869

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
UTR 23/2692
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik van een gebouw als BSO

In deze zaak heeft eiseres, een bedrijf dat voornemens was een buitenschoolse opvang (BSO) te starten op een specifiek perceel, een omgevingsvergunning aangevraagd voor het brandveilig gebruiken van een gebouw. De aanvraag werd ingediend op 27 juni 2022, terwijl eiseres het pand op dat moment huurde. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft de aanvraag behandeld en op 20 februari 2023 de omgevingsvergunning verleend, onder bepaalde voorschriften. Eiseres was het niet eens met deze voorschriften en heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college.

De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds eind mei 2023 het gebouw niet langer huurt, waardoor er geen procesbelang meer is bij de beoordeling van de omgevingsvergunning. De rechtbank overweegt dat voor een inhoudelijke beoordeling van een besluit er sprake moet zijn van voldoende procesbelang, wat in dit geval ontbreekt. Eiseres heeft weliswaar aangegeven dat zij mogelijk in de toekomst een BSO op dezelfde locatie wil starten, maar dit is te onzeker en niet concreet genoeg om als actueel procesbelang te worden aangemerkt.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres geen belang heeft bij de beoordeling van de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften. De rechtbank laat de inhoudelijke beoordeling van de zaak dus achterwege en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter J.A. Spee en is openbaar uitgesproken op 20 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2692

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: [A] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Bounaanaa).

Inleiding

[bedrijfsnaam] (handelsnaam: [eiseres] , eiseres) was voornemens om op het perceel
[adres] in [plaats] (het perceel) een BSO-locatie te starten. In dat kader heeft mevrouw [A] als directeur van [eiseres] op 27 juni 2022 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het brandveilig gebruiken van een gebouw als BSO op het perceel. Op het moment van de aanvraag huurde eiseres het pand.
Het college heeft de aanvraag behandeld volgens de uitgebreide voorbereidingsprocedure.
Op 27 december 2022 heeft het college een ontwerpbesluit genomen ter verlening van de gevraagde omgevingsvergunning voor de activiteit brandveilig gebruik van een bouwwerk, onder de bij dat ontwerpbesluit genoemde voorschriften. Vanaf 30 december 2022 heeft het ontwerpbesluit zes weken ter inzage gelegd. Eiseres heeft hierop een zienswijze ingediend.
Met het bestreden besluit van 20 februari 2023 heeft het college aan eiseres de gevraagde omgevingsvergunning verleend. De omgevingsvergunning is verleend onder de in de vergunning genoemde voorschriften.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiseres was daarbij samen met haar gemachtigde aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres is het niet eens met de voorschriften die aan de verleende omgevingsvergunning zijn verbonden. Eiseres vindt een aantal van deze voorschriften te verstrekkend. In het beroepschrift heeft zij daarvoor verschillende argumenten aangevoerd. Zij vraagt het bestreden besluit te vernietigen en deze voorschriften te schrappen.
Ontvankelijkheid van het beroep
2. De rechtbank overweegt dat – zoals ook tijdens de zitting aan de orde is gesteld – aan een inhoudelijke beoordeling van een besluit en de gronden daartegen pas toegekomen kan worden als er sprake is van een voldoende procesbelang. Als dat niet het geval is, staat dat in de weg aan de ontvankelijkheid van het beroep.
3. Volgens vaste rechtspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is alleen sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het gaat er dus – kort gezegd – niet om of eiseres gelijk heeft, maar of zij nog voldoende actueel en reëel belang heeft bij het gelijk krijgen in deze beroepszaak. [1] De vraag of nog belang bestaat bij een inhoudelijke beoordeling van een besluit moet worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden zoals die uiterlijk op de zitting bekend zijn geworden.
4. De rechtbank is van oordeel dat procesbelang in deze zaak ontbreekt. De rechtbank legt dat hierna uit.
5. Op de zitting heeft eiseres verklaard dat zij sinds eind mei, begin juni 2023 het gebouw niet langer huurt, omdat de huurkosten mede door de lange procedure te hoog werden. Dit betekent dat in deze zaak niet meer kan worden bereikt dat de door eiseres gewenste BSO op het perceel wordt geëxploiteerd. Op de zitting heeft eiseres gesteld dat het niet is uitgesloten dat zij op dezelfde locatie waarvoor de vergunning is verleend alsnog een BSO kan starten. Dit is echter een (te) onzekere toekomstige gebeurtenis die eiseres niet concreet heeft gemaakt. Het is een eventueel toekomstig belang en daarmee geen actueel en reëel belang. Dit heeft tot gevolg dat een uitspraak over het bestreden besluit feitelijk geen betekenis meer heeft.
6. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat haar procesbelang er ook in is gelegen om een rechtsoordeel te verkrijgen over de rechtmatigheid van het verbinden van de betreffende voorschriften aan de omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik. Zo wil eiseres voorkomen dat zij bij een volgend aanvraagtraject tegen dezelfde problemen aanloopt. Volgens eiseres kan daarbij een vergelijking worden gemaakt met de beoordeling van het procesbelang bij een evenementenvergunning.
7. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De rechtbank kan geen uitspraak doen over uitsluitend principiële vragen die partijen in een eventuele andere procedure willen gebruiken. [2] De vergelijking die eiseres maakt met een evenementenvergunning gaat niet op. Volgens vaste rechtspraak kan het procesbelang bij een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van een verleende evenementenvergunning, zijn gelegen in de omstandigheid dat het inhoudelijke oordeel betrokken kan worden bij eventuele toekomstige aanvragen voor een vergunning en de toetsing daarvan. [3] Daarbij moet sprake zijn van een terugkerend vergelijkbaar evenement op dezelfde locatie. Dat is in deze zaak niet het geval. De omgevingsvergunning in deze zaak ziet alleen op het brandveilig gebruiken van het specifieke gebouw als BSO op het perceel. Ook al zou eiseres gelijk krijgen in haar beroep in deze zaak voor wat betreft de voorschriften die het college aan de omgevingsvergunning verbindt, betekent dit niet dat het college bij een nieuwe aanvraag van eiseres voor een andere locatie geen dan wel dezelfde voorschriften mag verbinden aan een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik. Elk pand/locatie moet op eigen merites worden beoordeeld. Een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, kan dus niet worden betrokken bij toekomstig te nemen besluiten over vergunningverlening voor een andere locatie. Eiseres kan met deze procedure niet bereiken wat zij wil.
8. Een ander belang van eiseres bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep is niet gesteld en is de rechtbank ook niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

9. De rechtbank concludeert dat eiseres geen procesbelang heeft bij deze procedure. Daarmee laat de rechtbank onbesproken of het college de voorschriften aan de verleende omgevingsvergunning heeft kunnen verbinden. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 27 augustus 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BE9272 en 27 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ2666.
2.Zie de eerder aangehaalde uitspraken van de Afdeling van 27 augustus 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BE9272 en 27 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ2666.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:164 en ECLI:NL:RVS:2019:186.