ECLI:NL:RBMNE:2023:6750

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
23/1346
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs na alcoholmisbruik en inzage- en correctierechten

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de ongeldigverklaring van haar rijbewijs behandeld. Eiseres werd op 1 juni 2022 aangehouden als bestuurder onder invloed van alcohol, met een gemeten ademalcoholgehalte van 1025 µg/l. Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) schorste haar rijbewijs en legde een onderzoek naar haar rijgeschiktheid op. Na een psychiatrisch onderzoek, uitgevoerd door psychiater [psychiater], concludeerde het CBR op basis van de diagnose alcoholmisbruik dat eiseres niet voldeed aan de eisen van rijgeschiktheid. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het CBR handhaafde zijn besluit. Tijdens de zitting op 2 november 2023 voerde eiseres aan dat zij niet in de gelegenheid was gesteld om haar inzage- en correctierechten uit te oefenen met betrekking tot het onderzoeksrapport van de psychiater. De rechtbank oordeelde dat er geen schending van deze rechten was, aangezien de psychiater had bevestigd dat hij deze rechten met eiseres had besproken en zij had afgezien van het uitoefenen ervan. De rechtbank concludeerde dat het rapport van de psychiater geen gebreken vertoonde en dat het CBR zich op de juiste gronden had gebaseerd voor de ongeldigverklaring van het rijbewijs. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1346

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. T. van Nimwegen),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen,het CBR (gemachtigde: mr. M.M. Kleijbeuker).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de ongeldigverklaring van haar rijbewijs. Eiseres is op 1 juni 2022 als bestuurder van een motorrijtuig onder invloed van alcoholhoudende drank aangehouden. Het gemeten ademalcoholgehalte was 1025 µg/l (= 2,358‰).
Naar aanleiding van de mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) heeft het CBR met het besluit van 9 juni 2022 het rijbewijs van eiseres geschorst en een onderzoek naar haar rijgeschiktheid opgelegd. Eiseres is hiervoor op 13 augustus 2022 onderzocht door psychiater de heer [psychiater] (de psychiater).
De psychiater heeft op grond van zijn bevindingen geconcludeerd dat er voldoende aanwijzingen zijn om de psychiatrische diagnose alcoholmisbruik te stellen.
Met het besluit van 26 september 2022 heeft het CBR het rijbewijs van eiseres ongeldig verklaard. [1] Het CBR heeft op basis van de uitkomsten van het psychiatrische onderzoek vastgesteld dat bij eiseres sprake is van alcoholmisbruik in de zin van paragraaf 8.8 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 en zij daarom niet voldoet aan de eisen van rijgeschiktheid. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 23 januari 2023 (het bestreden besluit) is het CBR bij dat besluit gebleven.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2023.
Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het CBR.

Beoordeling door de rechtbank

Eiseres is het niet eens met de ongeldigverklaring van haar rijbewijs. Zij voert in beroep aan dat het rapport van de psychiater naar de inhoud en de wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het CBR zijn besluit daarop niet heeft mogen baseren.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [2] bestaat in het geval de diagnose alcoholmisbruik is gesteld, slechts aanleiding om de ongeldigverklaring van het rijbewijs niet in stand te laten, indien het psychiatrisch rapport naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is, zodanig, dat verweerder zich daarop niet heeft mogen baseren. Daarbij is het niet aan verweerder of de bestuursrechter om te beoordelen of voor het psychiatrisch oordeel voldoende feitelijke grondslag bestaat.
Schending inzage- en correctierecht
3. Eiseres voert aan dat zij niet in de gelegenheid is gesteld om gebruik te maken van haar inzage- en correctierecht op het onderzoeksrapport van de psychiater. Eiseres betwist dat de psychiater haar heeft gewezen op deze rechten tijdens het onderzoek. Volgens eiseres heeft de psychiater daarmee gehandeld in strijd met de Richtlijn Psychiatrische diagnostiek en met het medisch tuchtrecht. Nu eiseres geen schriftelijke verklaring heeft getekend, moet aan de werkwijze van de psychiater worden getwijfeld. Eiseres betwist daarnaast de juistheid van de weergave van haar antwoorden in het rapport. Het voorgaande betekent dat verweerder het rapport niet aan het besluit ten grondslag had mogen leggen, aldus eiseres.
3.1.
Verweerder is van mening dat het inzage- en correctierecht niet is geschonden. Uit het rapport van de psychiater blijkt dat hij het correctierecht, het blokkeringsrecht en het inzagerecht met eiseres heeft besproken, maar dat eiseres van het uitoefenen van die rechten afzag. Eiseres gaf mondeling toestemming om het rapport door te zenden. Verweerder ziet daarom niet dat de psychiater eiseres van haar rechten zou hebben afgehouden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij zich heeft mogen baseren op de conclusies in het rapport van de psychiater, die voldoende steun bieden voor alcoholmisbruik. Dat de psychiater de verklaringen van eiseres in het rapport niet juist heeft weergeven, is niet aannemelijk gemaakt.
3.2.
De rechtbank stelt vast dat in het rapport van de psychiater staat dat de psychiater het inzage-, correctie- en blokkeringsrecht met eiseres heeft besproken, dat eiseres heeft afgezien van haar inzagerecht en dat zij mondeling toestemming heeft gegeven om het rapport door te zenden naar het CBR. De psychiater heeft dit in zijn reactie op de bezwaargronden van eiseres ook nadrukkelijk bevestigd. De enkele, niet onderbouwde stelling van eiseres dat de psychiater het inzage- en correctierecht niet met haar heeft besproken, acht de rechtbank onvoldoende om aan de juistheid van het rapport te twijfelen. Van een schending van het inzage- en correctierecht is daarom geen sprake.
3.3.
Voor zover eiseres ook heeft betoogd dat als gevolg van de schending van het inzage- en correctierecht aan de juistheid van de weergave van verklaringen van eiseres moet worden getwijfeld, oordeelt de rechtbank nog dat er geen aanwijzing is dat de psychiater de antwoorden van eiseres verkeerd heeft begrepen of verkeerd heeft opgeschreven. Een medisch specialist zoals een psychiater moet in staat worden geacht verklaringen op een juiste manier in het rapport te verwerken. Een keurend arts heeft er geen belang bij om een onjuist beeld te schetsen. Tenslotte overweegt de rechtbank nog dat het correctierecht slechts is bedoeld om objectieve gegevens te verbeteren, niet om verklaringen achteraf bij te stellen.
Gamma-GT
4. Eiseres voert verder aan dat de vaststelling van de psychiater dat de verhoogde waarde van het gamma-GT bij haar is veroorzaakt door overmatig alcoholgebruik, niet juist is en louter is gebaseerd op onderbuikgevoelens. Deze vaststelling is volgens eiseres ook onvoldoende onderbouwd en daarom geen aanwijzing opleveren voor alcoholmisbruik.
4.1.
Het CBR stelt zich op het standpunt dat een verhoogde waarde van het gamma-GT wel degelijk een aanwijzing kan zijn voor de diagnose alcoholmisbruik. Daarbij heeft de psychiater zijn diagnose op basis van alle bevindingen tezamen en in onderlinge samenhang bezien, gesteld.
4.2.
De rechtbank is het niet eens met eiseres dat de verhoogde waarde van gamma-GT geen aanwijzing oplevert voor alcoholmisbruik. Zoals de psychiater in zijn nadere reactie heeft gesteld, kan een verhoogd gamma-GT in combinatie met andere factoren kan dienen als aanwijzing voor alcoholmisbruik, mits andere klinische oorzaken aantoonbaar zijn uitgesloten. De psychiater heeft in zijn rapportage genoteerd dat voor andere oorzaken geen aanwijzingen bestaan. In zijn aanvullende reactie, door het CBR aan eiseres doorgestuurd op 22 november 2022, heeft de psychiater dit herhaald en opgemerkt dat er anamnestisch geen andere oorzaken aantoonbaar zijn. Volgens de psychiater kan een hoge gamma-GT worden veroorzaakt door alcohol en kan dat in dit geval dus dienen als
aanwijzingvoor alcoholmisbruik – maar niet als (voldoende) bewijs daarvan. Het lag op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat de (sterk) verhoogde gamma-GT waarde een andere oorzaak had. Met de overgelegde mails van de klinisch chemicus [A] is eiseres daarin niet geslaagd. Eiseres heeft ook geen contra-expertise overgelegd waaruit een andere oorzaak blijkt.
4.3.
Daar komt bij dat de psychiater zijn conclusie dat sprake is van alcoholmisbruik niet alleen heeft gebaseerd op de bij eiseres gemeten verhoogde gamma-GT, maar ook op de overige bevindingen/onderzoeksgegevens, zoals een sterk verhoogde alcoholtolerantie, onderrapportage van alcoholgebruik, ontkenning van de omvang van het alcoholgebruik en bagatellisering daarvan en het op het spel zetten van het rijbewijs terwijl dat ze dat nodig heeft voor haar werk. Volgens de psychiater blijkt uit het onderzoek verder een matig verantwoordelijkheidsgevoel en een matig inzicht in de problematiek rondom het alcoholgebruik.
Werkaantekeningen
5. Eiseres voert aan dat het CBR het bestreden besluit mede baseert op stukken waarover zij niet beschikt. Het gaat om werkaantekeningen die de psychiater gebruikt zou hebben. Volgens eiseres heeft zij recht op inzage in de werkaantekeningen van de psychiater. Zij verwijst daarvoor naar een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) van 16 januari 2018. [3]
5.1.
Het CBR heeft op zitting naar voren gebracht dat het gaat om een intern stuk van de psychiater, waar hij ook niet over beschikt.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de werkaantekeningen van de psychiater, die hij kennelijk heeft geraadpleegd om vragen over zijn rapportage te kunnen beantwoorden, een intern stuk vormen waar geen van partijen over beschikt. De werkaantekeningen maken dus geen deel uit van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het niet overleggen van deze werkaantekeningen aan eiseres betekent daarom geen schending van het beginsel van ‘equality of arms’ als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De uitspraak van het CTG waar eiseres naar verwijst, biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. Het CBR was niet verplicht om de werkaantekeningen met eiseres te delen. Daar komt bij de psychiater voldoende heeft uitgelegd dat hij met de werkaantekeningen erbij heeft gereageerd op de vragen die het CBR aan hem heeft gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet onzorgvuldig.
Conclusie over het rapport
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat het rapport van de keurend psychiater naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is zodanig, dat het CBR zich daarop niet heeft mogen baseren. De redenen die eiseres heeft aangevoerd waarom het rapport niet aan de ongeldigverklaring van haar rijbewijs ten grondslag had mogen worden gelegd, volgt de rechtbank niet.
Overige bevindingen
7. Eiseres heeft verder verwezen naar de gronden die zij in de bezwaarprocedure heeft ingediend en heeft de rechtbank verzocht om deze als herhaald en ingelast te beschouwen.
8. De rechtbank stelt vast dat het CBR in het bestreden besluit de bezwaargronden van eiseres gemotiveerd heeft weerlegd. Nu eiseres niet specifiek heeft aangegeven waarom deze motivering van het CBR in het bestreden besluit niet juist, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat die motivering onvoldoende of onjuist is. Ook in wat eiseres verder nog heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om te concluderen dat het bestreden besluit onrechtmatig is.

Conclusie en gevolgen

9. Het CBR heeft zich op basis van dat rapport op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet voldoet aan de eisen van rijgeschiktheid en het rijbewijs daarom terecht ongeldig verklaard. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Ait-Imchi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 134, tweede lid, van de Wvw 1994 en artikel 27, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011.
2.Zie de uitspraken van 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:111, van 8 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1095 en van 3 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2134.