In deze zaak heeft eiser, die kinderbijslag heeft aangevraagd voor zijn zoon die in Marokko woont, beroep ingesteld tegen de afwijzing van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De aanvraag voor kinderbijslag werd afgewezen omdat eiser niet aan de onderhoudseis voldeed voor de periode van het vierde kwartaal van 2021 tot en met het derde kwartaal van 2022. De rechtbank heeft op 14 december 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser had op 26 oktober 2022 kinderbijslag aangevraagd, maar de Svb besloot op 2 november 2022 dat hij geen recht had op kinderbijslag voor de genoemde periode. Eiser maakte bezwaar, maar de Svb handhaafde haar standpunt in het bestreden besluit van 2 mei 2023. Tijdens de zitting op 8 november 2023 werd het beroep behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van de Svb aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat de Svb terecht geen kinderbijslag heeft toegekend, omdat volgens artikel 35d van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko, er geen recht meer bestaat op kinderbijslag voor kinderen die na 1 januari 2021 in Marokko wonen, tenzij aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aan de onderhoudseis voldeed, omdat hij niet kon aantonen dat hij de vereiste onderhoudsbijdrage had geleverd. Eiser stelde dat hij in het derde kwartaal van 2021 meer had betaald en dat dit moest worden toegerekend aan het vierde kwartaal, maar de rechtbank oordeelde dat hij dit niet voldoende had onderbouwd.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op kinderbijslag voor de genoemde periode. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.