ECLI:NL:RBMNE:2023:6689

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
UTR 23/2918
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing kinderbijslag op basis van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko

In deze zaak heeft eiser, die kinderbijslag heeft aangevraagd voor zijn zoon die in Marokko woont, beroep ingesteld tegen de afwijzing van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De aanvraag voor kinderbijslag werd afgewezen omdat eiser niet aan de onderhoudseis voldeed voor de periode van het vierde kwartaal van 2021 tot en met het derde kwartaal van 2022. De rechtbank heeft op 14 december 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser had op 26 oktober 2022 kinderbijslag aangevraagd, maar de Svb besloot op 2 november 2022 dat hij geen recht had op kinderbijslag voor de genoemde periode. Eiser maakte bezwaar, maar de Svb handhaafde haar standpunt in het bestreden besluit van 2 mei 2023. Tijdens de zitting op 8 november 2023 werd het beroep behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van de Svb aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat de Svb terecht geen kinderbijslag heeft toegekend, omdat volgens artikel 35d van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko, er geen recht meer bestaat op kinderbijslag voor kinderen die na 1 januari 2021 in Marokko wonen, tenzij aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aan de onderhoudseis voldeed, omdat hij niet kon aantonen dat hij de vereiste onderhoudsbijdrage had geleverd. Eiser stelde dat hij in het derde kwartaal van 2021 meer had betaald en dat dit moest worden toegerekend aan het vierde kwartaal, maar de rechtbank oordeelde dat hij dit niet voldoende had onderbouwd.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op kinderbijslag voor de genoemde periode. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2918

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. H. Sala),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (de Svb), verweerder

(gemachtigde: mr. N. Zuidersma).

Tijdlijn

Inleiding

De zoon van eiser, [A] is geboren op [geboortedatum] 2020 en woont bij zijn moeder in Marokko. Eiser heeft op 26 oktober 2022 bij de Svb kinderbijslag aangevraagd voor [A] . Met het primaire besluit van 2 november 2022 heeft de Svb besloten dat eiser over het vierde kwartaal van 2021 tot en met het derde kwartaal van 2022 geen recht heeft op kinderbijslag.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 2 mei 2023 op het bezwaar van eiser is de Svb bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De Svb heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de Svb.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank oordeelt dat de Svb eiser terecht geen kinderbijslag heeft toegekend over de periode van het vierde kwartaal van 2021 tot en met het derde kwartaal van 2022. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wat is het toetsingskader?
5. Op grond van artikel 35d en onder a van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (het Verdrag) bestaat geen recht meer op kinderbijslag voor kinderen die op of na 1 januari 2021 in Marokko wonen. Op grond van de overgangsregeling neergelegd in artikel 35d en onder b van het Verdrag (de overgangsregeling) blijft het recht op kinderbijslag wel behouden als op 1 januari 2021 al kinderbijslag werd ontvangen voor het kind in Marokko, het kind in Marokko blijft wonen en de rechthebbende en het kind zonder onderbreking aan de andere voorwaarden voor kinderbijslag blijven voldoen.
6. De rechtbank stelt vast dat de toets die de Svb bij het toepassen van de overgangsregeling hanteert ruimer is dan bovengenoemde tekst in het Verdrag. Ook als iemand – zoals eiser – op 1 januari 2021 nog geen kinderbijslag ontving kent de Svb wel kinderbijslag toe als de ingangsdatum van het recht voor het in Marokko wonende kind vóór 2 januari 2021 ligt en voor zover de rechthebbende en het kind zonder onderbreking blijven voldoen aan de andere voorwaarden voor het recht op kinderbijslag. Tijdens de zitting heeft de Svb toegelicht dat deze ruimere toets inhoudt dat de Svb in artikel 35d en onder b het woord ‘ontvangt’ leest als ‘recht heeft op’. Dit staat ook zo in een interne niet-gepubliceerde memo van de Svb. Deze ruimere interpretatie is volgens de gemachtigde van de Svb gebaseerd op de Memorie van Toelichting bij een wijzigingsprotocol van het Verdrag in 2016/2017 of rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep. In het bestreden besluit heeft de Svb beoordeeld of eiser aan de voorwaarden van deze ruimere toets heeft voldaan. De rechtbank zal in het vervolg van deze uitspraak daarom toetsen de Svb zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aan de voorwaarden van deze ruimere toets heeft voldaan.
Waarom wijst de Svb eisers aanvraag voor kinderbijslag af?
7. De Svb stelt dat eiser geen recht heeft op kinderbijslag over de periode van het vierde kwartaal van 2021 tot en met het derde kwartaal van 2022, omdat de overgangsregeling van het Verdrag niet op eiser van toepassing is. Eiser heeft voor het vierde kwartaal niet aannemelijk gemaakt dat hij heeft voldaan aan de onderhoudsbijdrage van € 433,-. Hierdoor voldoet eiser niet zonder onderbreking aan de voorwaarden voor het recht op kinderbijslag en voldoet hij dus niet aan de criteria zoals neergelegd in artikel 35d van het Verdrag.
Heeft eiser voldaan aan de onderhoudseis?
8. Eiser stelt dat hij wel aan de onderhoudseis voldoet. Eiser vindt dat een deel van zijn betalingen in het derde kwartaal van 2021 moeten worden toegerekend aan het vierde kwartaal van 2021. In het derde kwartaal van 2021 heeft eiser € 2450,- overgemaakt. Dit is veel meer dan eiser in de andere kwartalen heeft overgemaakt. Eiser is dakloos en heeft een AOW-uitkering. In het derde kwartaal had hij wat meer te besteden en heeft hij meer overgemaakt om overboekingskosten te besparen. Verder wijst eiser erop dat zijn vrouw geen baan heeft en van eiser afhankelijk is voor haar inkomen. Om deze reden moet de Svb afwijken van het uitgangspunt dat een betaling in een kwartaal alleen betrekking heeft op dat kwartaal.
9. Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit vaste rechtspraak volgt dat het aan eiser is om op een voor de Svb eenvoudig te controleren wijze aantonen of aannemelijk maken dat hij aan de onderhoudseis heeft voldaan. [1] Verder is het zo dat betalingen die in een bepaald kwartaal zijn verricht, worden geacht te zijn gedaan ten behoeve van de kosten van levensonderhoud in het betreffende kwartaal. Voor het toerekenen van bijdragen aan een volgend kwartaal moet ten minste een vast systeem van betalingen bestaan waaruit valt af te leiden dat (een deel van) een bijdrage in een kwartaal niet anders dan (mede) voor een volgend kwartaal bestemd kan zijn. Verder kunnen onder omstandigheden betalingen die naar hun aard strekken voor een heel jaar, als onderhoudsbijdragen voor volgende kwartalen beschouwd worden. [2]
10. Eiser heeft enkel gesteld maar niet nader onderbouwd dat de betaling uit het derde kwartaal van 2021 moet worden doorgeschoven naar het vierde kwartaal van 2021. Uit de overgelegde gegevens blijkt niet dat er een vast systeem van betalingen is op grond waarvan de betalingen in het derde kwartaal van 2021 evident geheel of gedeeltelijk toegerekend kunnen worden aan het vierde kwartaal van 2021. De door eiser in de andere kwartalen betaalde bedragen zijn hiervoor te wisselvallig. Uit de overgelegde gegevens blijkt ook niet dat betalingen zijn verricht in of voor het vierde kwartaal van 2021 die naar hun aard strekken voor een heel jaar of voor een langere periode dan het betreffende kwartaal. De Svb hoefde naar het oordeel van de rechtbank onder deze omstandigheden (een deel van) de betalingen in het derde kwartaal van 2021 niet toe te rekenen aan het vierde kwartaal van 2021. Dit betekent dat de Svb zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser in het vierde kwartaal van 2021 niet aan de onderhoudseis heeft voldaan.

Conclusie en gevolgen

11. Omdat eiser in het vierde kwartaal van 2021 niet aan de onderhoudseis heeft voldaan is de overgangsregeling niet op eiser van toepassing. Eiser voldoet hierdoor niet aan de voorwaarde van artikel 35d en onder b in de ruimere interpretatie van de Svb dat zonder onderbreking aan de voorwaarden voor het recht op kinderbijslag moet zijn voldaan. Dit betekent de Svb zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser over het vierde kwartaal van 2021 tot en met het derde kwartaal van 2022 geen recht heeft op kinderbijslag.
11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2018:1481.
2.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2019:1821.