In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van de Minister van Financiën om de private schulden van eiseres, als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagenaffaire, over te nemen. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 11 februari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 18 oktober 2022 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2023 op zitting behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigden van de minister aanwezig waren.
Eiseres, die is aangemerkt als gedupeerde ouder van de toeslagenaffaire, heeft een schuld van € 35.668,18 aan haar zwager, voortkomend uit twee overeenkomsten van geldlening. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat de schuld niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien deze een zogenaamde 'informele schuld' is en niet is opgenomen in een notariële akte. Eiseres betoogt dat deze eis onredelijk bezwarend is en in strijd met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank oordeelt dat de minister de private schulden van eiseres terecht niet heeft overgenomen, omdat er niet is voldaan aan het vereiste van de notariële akte, zoals vastgelegd in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
De rechtbank stelt vast dat de wetgever bewust heeft gekozen voor het stellen van de eis van een notariële akte in de Wht. De rechtbank kan alleen oordelen dat de toepassing van een wettelijk vereiste in een individueel geval achterwege moet blijven als er sprake is van bijzondere omstandigheden, wat in dit geval niet aan de orde is. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, maar dat de minister wel het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moet vergoeden.