ECLI:NL:RBMNE:2023:660

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
UTR 22/3904
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van dubbele en extra kinderbijslag en de ingangsdatum daarvan

In deze zaak heeft eiseres, een alleenstaande moeder, op 22 november 2017 dubbele kinderbijslag aangevraagd voor haar zoon, die intensieve zorg nodig heeft. De Sociale Verzekeringsbank (verweerder) heeft deze aanvraag goedgekeurd, maar alleen met terugwerkende kracht vanaf het vierde kwartaal van 2017. Eiseres heeft later, op 19 november 2021, een extra bedrag aan kinderbijslag aangevraagd, welke ook pas over het jaar 2020 werd toegekend. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de toekenning, met het argument dat bijzondere omstandigheden haar recht op een eerdere ingangsdatum zouden rechtvaardigen. De rechtbank heeft op 21 februari 2023 geoordeeld dat verweerder de ingangsdatum van de dubbele kinderbijslag en het extra bedrag aan kinderbijslag correct heeft vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat de wet geen ruimte biedt voor een eerdere ingangsdatum, zelfs niet in het geval van bijzondere omstandigheden. Eiseres heeft niet tijdig de aanvragen ingediend, en de rechtbank kon geen aanleiding vinden om af te wijken van de wettelijke bepalingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3904

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N. Tursucu),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder,

(gemachtigde: mr. P. van der Voorn).

Inleiding

1. Eiseres heeft op 22 november 2017 dubbele kinderbijslag aangevraagd voor haar zoon [Zoon] , die is geboren [geboortedatum] 2004 (hierna: [Zoon] ). Met het besluit van 8 december 2017 heeft verweerder (voor het eerst) dubbele kinderbijslag toegekend voor [Zoon] vanaf het vierde kwartaal van 2017.
2. Op 19 november 2021 heeft eiseres een extra bedrag aan kinderbijslag aangevraagd voor [Zoon] . Met het besluit van 22 november 2021 heeft verweerder (voor het eerst) een extra bedrag aan kinderbijslag toegekend voor [Zoon] over het jaar 2020.
3. Vervolgens heeft eiseres met de brief van 24 mei 2022 dubbele kinderbijslag en extra kinderbijslag met terugwerkende kracht aangevraagd voor [Zoon] .
4. Met het primaire besluit van 14 juni 2022 heeft verweerder beslist dat eiseres over de periode van 2008 tot en met het derde kwartaal van 2017 geen aanspraak kan maken op dubbele kinderbijslag, bedoeld voor een thuiswonend kind dat intensieve zorg nodig heeft. Ook kan eiseres over 2008 tot 2020 geen aanspraak maken op het extra bedrag aan kinderbijslag.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 5 juli 2022 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
6. De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2023 op zitting behandeld. De gemachtigden van partijen hebben hieraan deelgenomen.

Standpunt van verweerder (in essentie)

7. Over de aanvraag om dubbele kinderbijslag stelt verweerder zich op het standpunt dat wettelijk is bepaald dat het recht op dubbele kinderbijslag niet eerder kan ingaan, dan de eerste dag van het kwartaal waarin de aanvraag is ingediend. [1]
8. Voor de aanvraag om extra kinderbijslag geldt volgens verweerder dat deze moet worden ingediend vóór 1 december van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarover recht op het extra bedrag aan kinderbijslag bestaat. [2]
9. De mogelijkheid van verweerder om wegens bijzondere omstandigheden dubbele of extra kinderbijslag met een verdere terugwerkende kracht te verlenen is sinds 1 januari 2016 niet meer in de wet opgenomen. Verweerder heeft deze bevoegdheid dus niet meer, ook niet als eiseres pas later tot de ontdekking is gekomen dat zij dubbele en/ of extra kinderbijslag kon aanvragen. Dat haar kind al die tijd wel intensieve zorg nodig had, maakt dit niet anders.
10. Tot slot stelt verweerder zich op het standpunt dat op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) geen informatieplicht geldt. [3] Verweerder heeft echter wel meerdere informatiebrieven gestuurd (op 15 november 2017 over de dubbele kinderbijslag en op 17 januari 2019, 16 januari 2020 en 13 januari 2021 over het extra bedrag).

Standpunt van eiseres (in essentie)

11. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting benadrukt dat verweerder weliswaar een duidelijke juridische uitleg heeft gegeven in het verweerschrift, maar dat voorbij is gegaan aan de bijzondere situatie van eiseres. Eiseres heeft altijd in moeilijke omstandigheden voor haar zoon gezorgd, die verschillende (medische) problemen heeft. Zij is op jonge leeftijd naar Nederland gekomen en in een onveilige gezinssituatie terecht gekomen. Met veel moeite en weinig geld om van te leven heeft eiseres gezorgd voor haar kinderen. Daarbij is niet in geschil dat al die tijd wel aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag en het extra bedrag aan kinderbijslag werd voldaan. Verder is het wrang dat eiseres begeleiding kreeg van diverse hulpverleners en instanties, waaronder het buurtteam en een voogd van William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, maar dat zij nooit op de mogelijkheid is gewezen de dubbele kinderbijslag en het extra bedrag aan kinderbijslag aan te vragen. Ook verweerder heeft haar hier niet op gewezen. Dit had wel voor verlichting kunnen zorgen.

Beoordeling door de rechtbank

12. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder de juiste ingangsdatum van de dubbele kinderbijslag en het extra bedrag aan kinderbijslag heeft gehanteerd. Ook is de vraag of verweerder terecht geen uitzondering heeft gemaakt voor een eerdere ingangsdatum voor de gevraagde dubbele kinderbijslag en het extra bedrag aan kinderbijslag.

Dubbele kinderbijslag

13. De rechtbank overweegt dat in hoofdregel recht bestaat op dubbele kinderbijslag voor een kind van drie jaar of ouder, maar nog geen 18 jaar, als het kind tot het huishouden behoort en (een bepaalde mate van) intensieve zorg nodig heeft. [4]
14. Het recht op dubbele kinderbijslag kan niet vroeger ingaan dan de eerste dag van het kalenderkwartaal waarin de aanvraag is ingediend. [5] Eiseres heeft op 22 november 2017 de aanvraag om dubbele kinderbijslag ingediend en deze is ook door verweerder toegekend vanaf het vierde kwartaal van 2017. In deze procedure is niet in geschil dat (op het moment van de toekenning) aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag is voldaan, maar ligt voor of eiseres met terugwerkende kracht vanaf 2008 hier aanspraak op kan maken op grond van bijzondere omstandigheden.
15. De tekst van artikel 14, derde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) is sinds 1 januari 2016 gewijzigd. In deze dwingendrechtelijke bepaling is niet langer de bevoegdheid voor verweerder opgenomen om in bijzondere gevallen af te wijken. Dit artikel biedt geen ruimte voor een belangenafweging en toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. Eiseres heeft de aanvraag om dubbele kinderbijslag ingediend na 1 januari 2016. De rechtbank begrijpt dat het geheel van omstandigheden wrang uitpakt voor eiseres te meer nu zij destijds wel voldeed aan de voorwaarden, maar het recht niet tijdig geldend heeft gemaakt. Verweerder heeft echter niet de mogelijkheid met deze omstandigheden rekening te houden en heeft de dubbele kinderbijslag niet per een eerdere datum kunnen toekennen. [6] De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Extra bedrag aan kinderbijslag

16. Iemand die in een kalenderjaar recht heeft gehad op dubbele kinderbijslag (die ook is uitbetaald) kan daarnaast recht hebben op een extra bedrag aan kinderbijslag onder andere als hij of zij (een deel van) het kalenderjaar geen partner [7] heeft gehad. [8]
17. De aanvraag voor het extra bedrag aan kinderbijslag moet worden ingediend uiterlijk vóór 1 december van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarover recht op het extra bedrag aan kinderbijslag bestaat. [9] Eiseres heeft op 19 november 2021 voor het eerst het extra bedrag aan kinderbijslag gevraagd. Om deze reden heeft verweerder het extra bedrag (voor het eerst) toegekend over het jaar 2020. De vraag in deze procedure is of de toekenning eerder had moeten ingaan, vanwege de aangevoerde bijzondere omstandigheden.
18. De rechtbank overweegt dat verweerder, gezien de aanvraagdatum, met juistheid het extra bedrag aan kinderbijslag heeft toegekend over het jaar 2020 en niet eerder. Hierbij moet verweerder kijken naar of de aanvraag tijdig is ingediend en op welke periode deze betrekking kan hebben. Het belang van de ouders en het kind (in dit geval moeder), hoe invoelbaar ook, speelt bij de beantwoording van deze vraag geen rol, omdat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om af te wijken van het bepaalde in artikel 14, eerste lid, van de AKW.

Onderzoekplicht en informatieplicht

19. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht of zij eventueel recht zou hebben op dubbele kinderbijslag en het extra bedrag aan kinderbijslag en vervolgens haar hierover niet adequaat heeft geïnformeerd. De rechtbank overweegt dat verweerder volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep geen informatieplicht heeft. [10]
Het is invoelbaar dat eiseres het zwaar heeft gehad met name vanwege wat zij met haar ex-partner heeft meegemaakt en het feit dat zij de zorg voor haar kinderen alleen draagt waardoor zij niet heeft kunnen werken. Dat diverse hulpverleners eiseres kennelijk niet eerder hebben gewezen op de mogelijkheid om dubbele kinderbijslag en een extra bedrag aan kinderbijslag aan te vragen is vervelend en frustrerend, maar dit betekent niet dat verweerder een verwijt treft of dat het bestreden besluit niet juist is. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

20. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verweerder verwijst naar artikel 14, derde lid, van de AKW.
2.Verweerder verwijst naar artikel 14, eerste lid, van de AKW.
3.Verweerder wijst op de uitspraak van 22 december 2017 van de Raad, ECLI:NL:CRVB:2017:4434.
4.Artikel 7a, eerste lid, van de AKW.
5.Artikel 14, derde lid, van de AKW.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1509 r.o. 4.1. en de uitspraak van de CRVB van 21 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1876, r.o. 4.1.
7.Als bedoeld in artikel 1.2 Wet inkomstenbelasting 2001.
8.Artikel 7a, tweede lid, aanhef en onder a, van de AKW.
9.Artikel 14, eerste lid, van de AKW.
10.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 17 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1356 r.o. 4.4.