ECLI:NL:RBMNE:2023:6599
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak; vaststelling waarde woning
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de hoogte van de WOZ-waarde van zijn woning aan de [adres 1] in [woonplaats]. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 381.000,- per waardepeildatum 1 januari 2021, wat geldt voor het belastingjaar 2022. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 18 juli 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en de heffingsambtenaar door mr. W.G. Vos.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog is. De rechtbank vindt de verkoopcijfers van de referentiewoningen bruikbaar voor de onderbouwing van de waarde, maar oordeelt dat de heffingsambtenaar onvoldoende overtuigend heeft toegelicht dat er rekening is gehouden met de onderlinge verschillen in staat van onderhoud en voorzieningen. Eiser heeft zijn eigen voorgestane waarde van € 369.000,- niet aannemelijk gemaakt, maar de rechtbank stelt de waarde van de woning schattenderwijs vast op € 375.000,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat de heffingsambtenaar de aanslag OZB overeenkomstig de vastgestelde waarde vermindert. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.261,26.
De uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde en is openbaar uitgesproken op 21 november 2023.