ECLI:NL:RBMNE:2023:6578

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
10565794 \ UC EXPL 23-4109
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon en vakantiegeld na beëindiging dienstverband met tegenvordering van werkgever

In deze zaak vordert de werknemer, [eiseres], na het beëindigen van haar dienstverband bij [gedaagde] B.V. betaling van resterend vakantiegeld, vakantiedagen, tijd-voor-tijd uren en wettelijke verhoging. De werkgever, [gedaagde], vordert in reconventie terugbetaling van onterecht genoten loon, als gevolg van niet correct geregistreerde tijd-voor-tijd uren en ongeoorloofde afwezigheid. De procedure startte op 5 juni 2023 met de dagvaarding door [eiseres]. Na een schriftelijke reactie van [gedaagde] op 22 augustus 2023, vond op 27 oktober 2023 een mondelinge behandeling plaats. De kantonrechter heeft op 6 december 2023 uitspraak gedaan.

De kantonrechter oordeelt dat de vordering van [eiseres] grotendeels wordt toegewezen. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] zich op 24 februari 2023 ziekmeldde en dat [gedaagde] deze ziekmelding niet mocht betwisten zonder een verklaring van een bedrijfsarts. De vordering tot betaling van de nabetaling verlof en vakantietoeslag wordt toegewezen, terwijl de vordering tot betaling van tijd-voor-tijd uren grotendeels wordt afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] een bedrag van € 2.136,48 bruto aan [eiseres] moet betalen, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente.

In reconventie wordt de vordering van [gedaagde] afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde onterecht genoten uren door [eiseres]. De proceskosten worden voor [gedaagde] vastgesteld op € 956,29, en de wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen. De kantonrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10565794 UC EXPL 23-4109 SGK/44740
Vonnis van 6 december 2023
inzake
[eiseres],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie;
gemachtigde: mr. N. Sprengers,
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
vertegenwoordigd door: [grootaandeelhouder] ( DGA [gedaagde] )

1.De procedure

1.1.
Op 5 juni 2023 heeft [eiseres] [gedaagde] gedagvaard. Op 22 augustus 2023 is daarop de schriftelijke reactie van [gedaagde] ontvangen. De kantonrechter heeft vervolgens een mondeling behandeling bepaald.
1.2.
Op 27 oktober 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daaraan voorafgaand heeft [gedaagde] nog een productie overgelegd. Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig [eiseres] , samen met haar vader, partner en vertrouwenspersoon en gemachtigde mr. N. Sprengers. Namens [gedaagde] was aanwezig [grootaandeelhouder] . De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat is besproken tijdens de mondelinge behandeling.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De overwegingen van de kantonrechter

Wat is er aan de hand?
2.1.
Op 28 maart 2022 is [eiseres] in dienst getreden als medewerker secretariaat bij [gedaagde] op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot en met 30 september 2022. Deze arbeidsovereenkomst is daarna verlengd tot en met 31 maart 2023. Op 24 februari 2023 heeft [gedaagde] [eiseres] medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet nog eens wordt verlengd. Na deze mededeling heeft [eiseres] zich op diezelfde dag nog ziekgemeld. [gedaagde] heeft [eiseres] vervolgens op 6 maart 2023 weer beter gemeld, omdat er volgens [gedaagde] geen sprake was van een medische verzuimsituatie. [eiseres] heeft zich vervolgens per 6 maart 2023 weer ziekgemeld, maar deze ziekmelding is door [gedaagde] niet geaccepteerd. Bij het einde van het dienstverband heeft [gedaagde] de afrekening aan [eiseres] uitbetaald, maar volgens [eiseres] klopt de door [gedaagde] uitbetaalde afrekening niet. [eiseres] stelt dat zij aan het einde van haar dienstverband nog 25,75 tijd-voor-tijd uren en 50 verlofuren had openstaan. Deze heeft [gedaagde] niet uitbetaald. Daarnaast wordt er ten onrechte een bedrag ter hoogte van € 103,25 ingehouden op het door [eiseres] opgebouwde vakantiegeld en wordt er ten onrechte een negatief verlofurensaldo van 90,75 uur verrekend.
2.2.
[eiseres] vordert
in conventieveroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.573,86 bruto te vermeerderen met de wettelijke verhoging en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente. Tot slot vordert [eiseres] een deugdelijke bruto-netto specificatie en veroordeling van [gedaagde] in de werkelijke kosten van deze procedure.
2.3.
[gedaagde] is het hier niet mee eens. Zij stelt zich op het standpunt dat [eiseres] de tijd-voor-tijd uren niet goed heeft bijgehouden en daarnaast is [eiseres] volgens [gedaagde] diverse uren ongeoorloofd afwezig geweest. [gedaagde] heeft een en ander herberekend en stelt zich op het standpunt dat [eiseres] over 2022 en 2023 teveel uren uitbetaald heeft gekregen en daarom een bedrag van € 1.832,13 aan [gedaagde] moet terugbetalen. [gedaagde] vordert
in reconventieveroordeling van [eiseres] tot betaling van dit bedrag.
Wat is het oordeel van de kantonrechter?
2.4.
De kantonrechter zal de vordering van [eiseres] in conventie grotendeels toewijzen. De vordering van [gedaagde] in reconventie wordt afgewezen. Hierna wordt dit oordeel van de kantonrechter toegelicht.
Toelichting vordering in conventie
Verrekening € 1.298,95 ‘nabetaling verlof’
2.5.
De vordering tot betaling van de verrekende ‘nabetaling verlof’ ter hoogte van € 1.298,95 wordt toegewezen. [gedaagde] heeft toegelicht dat deze verrekening ziet op uren die [eiseres] na 24 februari 2023 niet heeft gewerkt terwijl zij volgens [gedaagde] wel in staat was om de bedongen arbeid te verrichten. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] zich op 24 februari 2023 heeft ziekgemeld. [gedaagde] trekt deze ziekmelding in twijfel, maar het is niet aan de werkgever om te beoordelen of om vast te stellen of een werknemer al dan niet ziek is. Dit is voorbehouden aan de bedrijfsarts of arbodienst. [gedaagde] heeft geen verklaring van een bedrijfsarts of de arbodienst overgelegd waaruit volgt dat [eiseres] wel in staat was om de bedongen arbeid te verrichten. Dat betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat [eiseres] wegens ziekte ongeschikt was voor haar werkzaamheden op en na 24 februari 2023. De uren die zij niet heeft gewerkt na haar ziekmelding mogen dus niet als verlofuren gerekend worden.
Opgebouwde niet genoten verlofuren
2.6.
De vordering tot betaling van 50 uur (€ 772,93 bruto) aan opgebouwde niet genoten verlofuren wordt ook toegewezen, met dien verstand dat hierop 3,5 uur in mindering worden gebracht, (3,5 x € 15,46 = 54,11). Zie r.o. 2.22.1 van dit vonnis. Aldus wordt een bedrag van € 718,82 bruto toegewezen.
Verrekening € 103,25 vakantietoeslag
2.7.
Ook de vordering tot betaling van de verrekende vakantietoeslag ter hoogte van € 103,25 wordt toegewezen. Uit de specificatie van de eindafrekening volgt dat op de tot dan toe opgebouwde vakantietoeslag een bedrag van € 103,25 in mindering is gebracht. [gedaagde] heeft hiervoor geen deugdelijke verklaring kunnen geven., zodat niet kan worden vastgesteld of deze verrekening juist is.
Tijd-voor-tijd-uren
2.8.
De vordering tot betaling van tijd-voor-tijd uren wordt grotendeels afgewezen. Hoewel partijen het er wel over eens zijn dat [eiseres] , wanneer zij meer dan 8 uur op een dag werkte, extra uren als tijd-voor-tijd uren mocht registreren, kan niet worden vastgesteld dat [eiseres] in de periode 1 januari 2023 tot en met 23 februari 2023 de door haar gestelde 25,75 extra uren daadwerkelijk heeft gewerkt. Dit aantal wordt namelijk, op één uur na, door [gedaagde] betwist. [eiseres] heeft ter onderbouwing van haar standpunt een uitdraai overgelegd van de door haar zelf geregistreerde uren, maar op basis van deze ‘zelf-registratie’ kan niet worden vastgesteld of [eiseres] deze uren daadwerkelijk heeft gewerkt.. Omdat dit aantal door [gedaagde] wordt betwist, lag het op de weg van [eiseres] om een en ander nader te onderbouwen, maar dat heeft zij niet gedaan. Dit leidt ertoe dat deze vordering grotendeels als onvoldoende feitelijk onderbouwd wordt afgewezen, uitgezonderd het ene uur dat [gedaagde] erkent. Aldus wordt [gedaagde] veroordeeld aan [eiseres] één tijd-voor-tijd uur uit te betalen. Dat komt neer op een bedrag van € 15,46 bruto.
Tussenconclusie
2.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat [gedaagde] aan achterstallig loon nog een bedrag ter hoogte van € 2.136,48 bruto aan [eiseres] moet betalen.
Wettelijke verhoging
2.10.
Over het bedrag ter hoogte van € 2.136,48 bruto moet [gedaagde] 50 % wettelijke verhoging aan [eiseres] betalen. [gedaagde] is immers meer dan 14 werkdagen te laat met de betaling hiervan en [gedaagde] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de kantonrechter aanleiding ziet om de wettelijke verhoging lager vast te stellen dan op 50% .
Wettelijke rente over het loon en de wettelijke verhoging
2.11.
[gedaagde] moet ook wettelijke rente betalen over het bedrag ter hoogte van 2.1.36,48 bruto omdat zij te laat is met de betaling hiervan. De wettelijke rente hierover is toewijsbaar vanaf de datum van de dagvaarding.
2.12.
De wettelijke rente over de wettelijke verhoging wordt afgewezen. De wettelijke rente over de wettelijke verhoging is pas toewijsbaar na ingebrekestelling [1] en [eiseres] heef niet gesteld en daarnaast is het de kantonrechter ook niet gebleken dat [eiseres] [gedaagde] vóór deze procedure heeft aangemaand om de wettelijke verhoging te betalen.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.13.
[gedaagde] moet ook buitengerechtelijke incassokosten vergoeden aan [eiseres] . [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De kantonrechter zal [gedaagde] veroordelen tot het betalen van € 320,47 aan buitengerechtelijke incassokosten. Dit is het tarief dat hoort bij het toewijsbare bedrag ter hoogte van € 2.136,48. De over de wettelijke verhoging gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn niet toewijsbaar, omdat – zoals hiervoor overwogen – [gedaagde] niet in verzuim verkeert met de betaling hiervan.
Wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten
2.14.
De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. Niet gesteld of gebleken is dat [eiseres] deze kosten al daadwerkelijk aan haar gemachtigde heeft betaald of met de betaling daarvan in verzuim verkeert en als zodanig vermogensschade heeft geleden.
Deugdelijke bruto-netto specificatie
2.15.
De vordering tot het overleggen van een deugdelijke bruto/netto specificatie is toewijsbaar. Deze verplichting volgt uit de wet. De kantonrechter ziet wel aanleiding de termijn waarbinnen de specificaties moeten worden overgelegd op twee weken te zetten.
Proceskosten
2.16.
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
2.17.
[eiseres] wil dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de werkelijk door haar gemaakte proceskosten. Een dergelijke vordering is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, of zoals in dit geval: het voeren van het verweer, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als de gedaagde zijn verweer baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM. [2]
In dit geval wordt geoordeeld dat niet is voldaan aan de strenge maatstaf die geldt voor misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. [eiseres] heeft dat niet (voldoende) toegelicht en onderbouwd. De proceskosten zullen daarom overeenkomstig het gebruikelijke liquidatietarief worden berekend.
2.18.
De kosten aan de zijde van [eiseres] worden in conventie begroot op:
- dagvaarding € 132,29
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde € 464,00 (2 punten x tarief € 232)
- nakosten € 116,00
Totaal € 956,29
2.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing
Toelichting vordering in reconventie
Teveel uitbetaalde uren 2022 en 2023
2.20.
De vordering die [gedaagde] op [eiseres] stelt te hebben, omdat [eiseres] over 2022 en 2023 teveel uren uitbetaald heeft gekregen, wordt afgewezen. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
2.21.
[gedaagde] stelt dat achteraf is gebleken dat [eiseres] door haar genoten lunch- en rookpauzes in 2022 niet heeft geregistreerd. Volgens [gedaagde] ging [eiseres] tenminste vier keer per dag naar buiten om te roken en was ze hierdoor 20 minuten per dag niet aan het werk. Hierbij dient de lunchpauze en sociale media nog opgeteld te worden waardoor [eiseres] 45 minuten per dag te weinig werkte. Aldus heeft [eiseres] – volgens [gedaagde] – over 2022 63,75 uur te veel uitbetaald gekregen. Wat hier verder ook van zij, nu de lunchpauze niet werd doorbetaald en niet gesteld en ook niet is gebleken dat [gedaagde] rookbeleid had waarmee [eiseres] redelijkerwijs bekend kon zijn dan wel dat partijen afgesproken hebben dat rookpauzes voor eigen rekening zijn, ontbeert de vordering van [gedaagde] een rechtsgrond. Het achteraf terugvorderen van doorbetaalde rookpauzes is in deze situatie bovendien in strijd met het beginsel van goed werkgeverschap.
2.22.
[gedaagde] stelt ter onderbouwing van haar standpunt verder dat [eiseres] diverse uren ongeoorloofd afwezig zou zijn geweest.
2.22.1.
Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] op 9, 16 en 23 december 2022 en op 27 januari 2023 vroegtijdig het kantoorpand verlaten, waardoor zij niet de overeengekomen 8 uur heeft gewerkt. Dit is door [eiseres] niet gemotiveerd betwist. [gedaagde] stelt bovendien dat zij [eiseres] op het vermeende vroegtijdig verlaten van het kantoorpand op 24 februari 2023 heeft aangesproken. Dit heeft [eiseres] niet weersproken. Aangenomen wordt dan ook dat [eiseres] op 9, 16 en 23 december 2022 in totaal 3,5 uur te weinig heeft gewerkt. Deze uren zijn verrekend met het tegoed aan verlofuren. Zie hiervoor r.o. 2.6. van dit vonnis.
2.22.2.
[gedaagde] stelt tot slot nog dat [eiseres] in week 9 van dit jaar ongeoorloofd afwezig was. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] zich toen had ziekgemeld. Zoals hiervoor onder 2.5 overwogen moet – bij afwezigheid van een andersluidende verklaring van de bedrijfsarts of de arbodienst – ervan worden uitgegaan dat [eiseres] wegens ziekte ongeschikt was voor haar werkzaamheden op en na 24 februari 2023. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat [eiseres] in week 9 van dit jaar ongeoorloofd afwezig was.
Proceskosten
2.23.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden in reconventie begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen:
- € 2.136,48 € 2.136,48 bruto aan achterstallig loon, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2023 tot de voldoening;
 € 1.068,24 € 1.068,24 aan wettelijke verhoging;
 € 1.068,24 € 320,47 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na de datum van dit vonnis aan [eiseres] te verstrekken een deugdelijke bruto/netto specificatie, voor de betaling van het achterstallig loon en de wettelijke verhoging;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiseres] , begroot op € 956,29, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie
3.7.
wijst de vordering af;
3.8.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 13 augustus 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6537
2.HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828 en Hoge Raad 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360