ECLI:NL:RBMNE:2023:6187

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
UTR 23/3627
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van WAO-uitkering en de gevolgen voor de uitkeringsgerechtigde

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de terugvordering van een teveel ontvangen WAO-uitkering. Eiseres ontving een WAO-uitkering en had daarnaast werkzaamheden verricht, wat leidde tot een te hoge uitbetaling. Het Uwv had vastgesteld dat eiseres over de maanden september 2022, december 2022 en januari 2023 een bedrag van € 1.820,03 bruto teveel had ontvangen en eiste terugbetaling van € 1.622,01. Eiseres stelde dat het Uwv niet mocht terugvorderen en dat dit onevenredige gevolgen voor haar had. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had gehandeld en dat de terugvordering niet in strijd was met de wet. De rechtbank benadrukte dat het wettelijk systeem van de WAO-uitkering dwingend is en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de regels rechtvaardigden. Eiseres kreeg geen gelijk en het beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank wees ook op de mogelijkheid voor eiseres om loonheffing terug te vragen bij de Belastingdienst.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3627

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Kuiper),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: S.N. Westmaas).

Inleiding

Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO-uitkering). De mate van arbeidsongeschiktheid is sinds 2016 vastgesteld op 80-100 %. Sinds 19 maart 2019 verricht eiseres naast haar WAO-uitkering werkzaamheden voor een wisselend aantal uren per maand.
Het Uwv betaalt de WAO-uitkering als voorschot. Het Uwv beoordeelt achteraf of de inkomsten die eiseres ontving over een periode moet leiden tot het wijzigen van de uitbetaling van de WAO-uitkering. [1] Het Uwv heeft beslist dat de WAO-uitkering van eiseres over de maanden september 2022, december 2022 en januari 2023 achteraf bezien uitbetaald had moeten worden naar een fictieve arbeidsongeschiktheidsklasse van 55-65%. Omdat de uitkering is uitbetaald naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 80-100%, is er volgens het Uwv een bedrag van € 1.820,03 bruto teveel WAO-uitkering aan eiseres betaald. In het besluit van 7 maart 2023 heeft het Uwv geoordeeld dat eiseres € 1.622,01 moet terugbetalen. Over 2023 moet eiseres van het Uwv het netto ontvangen bedrag terug te betalen in plaats van het bruto bedrag, daarom is het terug te betalen bedrag lager. Eiseres heeft bezwaar ingediend tegen deze besluiten.
3. Met het bestreden besluit van 13 juni 2023 heeft het Uwv beslist op het bezwaar van eiseres en is het besluit in stand gebleven.
4. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft een aanvullend beroepschrift ingediend.
5. De rechtbank heeft het beroep op 26 oktober 2023 op zitting behandeld. Hier zijn verschenen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.
Beoordeling door de rechtbank
6. Tussen partijen is de hoogte van het bedrag dat eiseres teveel aan WAO-uitkering heeft ontvangen niet in geschil. Het Uwv heeft het bedrag op de juiste wijze berekend volgens de wettelijke regels. [2] In geschil is of het Uwv daadwerkelijk mocht terugvorderen. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eiseres of het Uwv terecht is overgegaan tot het terugvorderen van het bedrag dat eiseres teveel aan WAO-uitkering heeft ontvangen. Volgens de rechtbank is dit het geval. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
Moet een voorschot altijd worden teruggevorderd?
7. Volgens eiseres hoeft een voorschot niet altijd te worden teruggevorderd. Zij verwijst naar twee uitspraken van de Centrale Raad van Beroep [3] en de oproep hiertoe vanuit het Juridisch Kenniscentrum van het Uwv om burgergericht te heroverwegen.
8. De rechtbank volgt eiseres daarin niet. De rechtbank overweegt dat het Uwv niet mag afwijken van het bepaalde in artikel 44 van de WAO, omdat dit een dwingendrechtelijke bepaling is. Uit dit artikel volgt dat inkomen dat een uitkeringsgerechtigde uit arbeid geniet, verrekend moet worden met de uitkering. De situatie in de door eiseres genoemde uitspraken is anders dan de situatie van eiseres zelf. In die twee uitspraken zijn uitzonderingen aangenomen, omdat het Uwv pas in 2020 heeft verrekend over de jaren 2012 en 2013 en omdat het Uwv zelf eerst onjuiste voorschotten heeft verstrekt. Dit is anders dan bij eiseres, omdat de voorschotten voor eiseres op basis van de juiste gegevens zijn verstrekt en er niet zoveel tijd tussen het voorschot en de verrekening zat. Als er teveel voorschot is betaald, moet het Uwv dus terugvorderen. Dit is het wettelijk systeem.
Brengt terugvordering onevenredige gevolgen mee?
9. De rechtbank stelt voorop dat de rechter niet mag treden in de belangenafweging die de wetgever heeft verricht. De rechtbank mag artikel 44 WAO niet toetsen aan algemene rechtsbeginselen. [4] Er kan reden zijn om in een individueel geval toch van de regels af te wijken, als sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die de wetgever niet had kunnen voorzien. Deze bijzondere omstandigheden kunnen slechts bij hoge uitzondering worden aangenomen.
10. Eiseres voert verder aan dat haar persoonlijke situatie meebrengt dat het Uwv niet daadwerkelijk mag terugvorderen. De rechtbank begrijpt dat eiseres hiermee bedoelt dat het besluit onevenredige gevolgen voor haar meebrengt. Eiseres heeft hiervoor drie argumenten gegeven. De rechtbank zal deze drie argumenten hierna beoordelen.
10. Allereerst vindt eiseres dat het Uwv haar moest informeren welk bedrag zij kon bijverdienen zonder dat dit gevolgen voor haar uitkering zou hebben. Omdat het Uwv dit niet heeft gedaan, heeft het Uwv de informatie- of zorgplicht geschonden.
10. De rechtbank stelt vast dat het wettelijk systeem van de WAO-uitkering meebrengt, zoals het Uwv ook op de zitting heeft uitgelegd, dat een uitkeringsgerechtigde zoveel mogelijk naar eigen krachten arbeid verricht. Als een uitkeringsgerechtigde meer werkt, wordt degene minder arbeidsongeschikt geacht en wordt de uitkering dus berekend naar een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse. Anders dan eiseres stelt, brengt dit systeem dus niet mee dat het Uwv een uitkeringsgerechtigde moet informeren hoeveel er gewerkt (verdiend) kan worden zonder dat dit gevolgen voor de uitkering heeft. De rechtbank oordeelt dus dat het Uwv op dit punt geen informatie- of zorgplicht heeft en deze dus ook niet heeft geschonden.
10. Ten tweede vindt eiseres dat zij nu meer benadeeld is, omdat het Uwv sinds 2021 eenmaal per 12 maanden narekent in plaats van maandelijks. Hierdoor weet eiseres pas na een langere tijd dat zij over meerdere maanden teveel WAO-uitkering heeft ontvangen en moet zij dus een hoger bedrag ineens terugbetalen.
10. De rechtbank stelt vast dat artikel 10a van het Schattingsbesluit ongeschiktheidswetten meebrengt dat het Uwv de inkomsten van een verzekerde eenmaal per twaalf maanden narekent. Dit is vanuit het oogpunt van kostenbesparing voor het Uwv juist de bedoeling van de wetgever geweest. [5] De wetgever heeft hier een belangenafweging gemaakt. De rechtbank oordeelt dat hetgeen eiseres aanvoert geen bijzondere omstandigheden vormen die de wetgever niet heeft kunnen voorzien.
15. Ten derde geeft eiseres aan dat de financiële uitkomst in dit geval erg nadelig is voor haar. Zij moet namelijk een groter bedrag terugbetalen dan zij netto heeft ontvangen. Daarnaast zijn het loon en de verlaagde uitkering samen in bepaalde maanden minder dan wanneer zij die maanden helemaal niet gewerkt zou hebben. Eiseres heeft bovendien wisselende inkomsten, waardoor het volgens haar eerlijker is om het inkomen te middelen over een kalenderjaar.
15. De rechtbank heeft onder punt 6 vastgesteld dat het bedrag dat eiseres teveel aan WAO-uitkering heeft ontvangen correct berekend is. Het middelen van de jaarinkomsten, zoals eiseres heeft voorgesteld, is niet toegestaan. In artikel 44 tweede lid WAO staat dat het loon wordt geacht te zijn ontvangen in het aangiftetijdvak waarover de werkgever van dat loon aangifte heeft gedaan. Het aangifte tijdvak is een kalendermaand.
15. De rechtbank stelt voorts vast dat eiseres, zoals in het bestreden besluit door het Uwv ook is aangegeven, de loonheffing over 2022 kan terugvragen bij de Belastingdienst. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het wettelijk systeem van de WAO-uitkering meebrengt dat wordt gewerkt met arbeidsongeschiktheidsklassen. Een kleine overschrijding van het inkomen in een maand kan ertoe leiden dat de uitkeringsgerechtigde die maand fictief in een andere arbeidsongeschiktheidsklasse valt. De WAO-uitkering wordt die maand dan lager. Dit is het gevolg van het systeem, en toepassing daarvan betekent in beginsel dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Eiseres heeft geen persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht (anders dan dat zij het systeem onredelijk vindt) die onderbouwen dat zij door het besluit onevenredig zwaar is getroffen.
15. Zoals de rechtbank onder punt 9 heeft overwogen, kan alleen van het wettelijk systeem worden afgeweken in zeer bijzondere omstandigheden. De rechtbank oordeelt dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden, zowel afzonderlijk als in samenhang bezien, niet zo bijzonder zijn dat er van het wettelijk systeem moet worden afgeweken..
15. Het alternatieve voorstel van eiseres, om € 211,78 terug te betalen, is door het Uwv afgewezen omdat het besluit terecht is genomen. De rechtbank volgt het Uwv in deze conclusie.
Conclusie en gevolgen
15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat eiseres € 1.820,03 bruto teveel aan voorschot WAO-uitkering heeft ontvangen over de maanden september 2022, december 2022 en januari 2023 en daarom het bedrag van € 1.622,01 moet terugbetalen. Eiseres krijgt geen gelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 44, eerste lid, onder b, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering.
2.Met toepassing van artikel 44 van de WAO.
3.De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 juli 2022,
4.Dit volgt uit het toetsingsverbod van artikel 120 van de Grondwet en - in navolging van het arrest van de Hoge Raad van 14 april 1989, ECLI:NL:HR:1989:AD5725 (het Harmonisatiewet-arrest)- de uitspraak van de Raad van 30 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1675.
5.Dit volgt uit de tweede nota van wijziging bij de Verzamelwet SZW 2015 (Kamerstukken II 2014/15, 33 988, nr. 11, p. 8) en de nota van toelichting bij de wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Stb. 2015, 253 p. 4)).