In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 november 2023 uitspraak gedaan over de gezagsbeëindiging van de ouders over twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming verzocht om het gezag van de vader over [minderjarige 1] te beëindigen en het gezag van de moeder over [minderjarige 2] te beëindigen, met benoeming van de gecertificeerde instelling (GI) tot voogd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader niet in staat is om zijn gezag uit te oefenen, gezien zijn onbetrouwbaarheid en de negatieve impact daarvan op de kinderen. De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader toegewezen, maar het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder afgewezen. De moeder heeft laten zien dat zij in goed contact staat met de pleegouders en de GI, en dat zij de belangen van de kinderen vooropstelt. De rechtbank oordeelt dat het in stand houden van de familieband niet schadelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen, en dat de moeder haar gezag op een positieve manier invult, ondanks dat de kinderen niet bij haar kunnen opgroeien. De rechtbank heeft het perspectief van de kinderen bepaald, waarbij is vastgesteld dat zij in het pleeggezin zullen blijven wonen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.