ECLI:NL:RBMNE:2023:6109

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
UTR 23/4643
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting loods wegens aangetroffen harddrugs

Op 16 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker, de huurder van een loods in Zeewolde, en de burgemeester van Zeewolde. Verzoeker had een voorlopige voorziening gevraagd tegen de sluiting van de loods, die op 21 juli 2023 was besloten vanwege de vondst van 43 kilo cocaïne. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de loods te sluiten, gezien de ernst van de situatie en de hoeveelheid aangetroffen drugs, die de gebruikershoeveelheid ver overschreed. De burgemeester had de sluiting noodzakelijk geacht ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Verzoeker had niet voldoende aangetoond dat de sluiting onevenredig was, ondanks de impact op zijn onderneming. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, waardoor de sluiting van de loods van zes maanden gehandhaafd bleef. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de huurder om toezicht te houden op het gebruik van de loods en de gevolgen van de aanwezigheid van harddrugs.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4643

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 november 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] h.o.d.n. [naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.J. Schimmel),
en

de burgemeester van Zeewolde, verweerder

(gemachtigde: J.A. Zandvoort en M. Bakx).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] , uit [woonplaats] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 21 juli 2023.
1.1.
In het besluit van 21 juli 2023 heeft de burgemeester een loods aan de [adres] in [woonplaats] gedeeltelijk gesloten voor de duur van zes maanden. Verzoeker is de huurder van deze loods en huurt deze van derde-partij (de eigenaar van de loods en het erf waar de loods op staat). Verzoeker is het niet eens met de sluiting en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om de sluiting op te heffen tot zes weken nadat de burgemeester op zijn bezwaar heeft beslist.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Ook de betrokken belangen en de onverwijlde spoed kunnen aanleiding zijn om het bestreden besluit te schorsen. De voorzieningenrechter zal dit beoordelen aan de hand van de gronden van verzoeker.
Is er sprake van spoedeisend belang?
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker heeft met stukken en op de zitting voldoende onderbouwd dat door de sluiting zijn onderneming in financieel zwaar weer verkeert.
Had de burgemeester verzoeker om een zienswijze moeten vragen?
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester voorafgaand aan de sluiting het vragen van een zienswijze achterwege heeft mogen laten. De burgemeester kan de gelegenheid tot het geven van een zienswijze achterwege laten voor zover de vereiste spoed zich daartegen verzet. [1] De dag na ontvangst van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester de loods direct gesloten. De burgemeester heeft toegelicht dat hij verzoeker niet in de gelegenheid heeft gesteld om een zienswijze naar voren te brengen, omdat hij na het ontvangen van de informatie uit de bestuurlijke rapportage vond dat hij acuut moest optreden. Vanwege de aangetroffen situatie heeft de burgemeester zich op dit standpunt mogen stellen. Daar komt bij dat verzoeker tijdens de hoorzitting bij de bezwaarschriftencommissie en tijdens de zitting alsnog zijn verhaal heeft kunnen doen.
Is de burgemeester bevoegd de loods te sluiten?
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de bevoegdheid heeft om de loods te sluiten. Door verzoeker wordt niet betwist dat er 43 kilo cocaïne in de loods is aangetroffen. Het is vaste rechtspraak dat als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het ligt in dat geval op de weg van verzoeker om het tegendeel aannemelijk te maken. [2] Dat is niet gelukt. De enkele stelling dat niet is gebleken dat er handel vanuit de loods heeft plaatsgevonden óf dat twijfel bestaat dat de aangetroffen drugs bestemd was voor de handel, is daarvoor onvoldoende. Dit wordt immers afgezet tegen de enorme hoeveelheid in de loods aangetroffen harddrugs die de gebruikershoeveelheid vele malen overschrijdt, nog daargelaten dat uit de bestuurlijke rapportage volgt dat de eigenaar (derde-partij) van de loods personen heeft gestoord op het moment dat deze pakketten cocaïne aan het uitladen waren, als gevolg waarvan nog eens 192 kilo cocaïne in de vrachtwagen is blijven liggen. Dat verzoeker stelt dat hem geen enkel verwijt kan worden gemaakt van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs, speelt geen rol bij de vraag of de burgemeester bevoegd is om de loods te sluiten. De verwijtbaar kan een rol spelen bij de vraag of de burgemeester gebruik heeft mogen maken van zijn sluitingsbevoegdheid. De burgemeester heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat de drugs bestemd waren voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Daarmee is hij op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet bevoegd om de loods te sluiten.
Heeft de burgemeester op deze wijze gebruik mogen maken van de sluitingsbevoegdheid?
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester ten tijde van het bestreden besluit op de door hem ingezette wijze gebruik heeft mogen maken van zijn sluitingsbevoegdheid. De burgemeester heeft de sluiting van de loods noodzakelijk mogen vinden. Verder is de sluiting van de loods evenwichtig. Dat wordt hieronder uitgelegd.
Waarom is de sluiting van de loods noodzakelijk?
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester gelet op de ernst en de omvang van de overtreding heeft mogen vinden dat sluiting van de loods noodzakelijk is.
7.1.
Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of de sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Als aanwijzingen dat drugs in of vanuit een pand worden verhandeld afwezig zijn, kan dit er toe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten. De noodzaak is er niet als ook andere omstandigheden ontbreken die bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn. Zoals bijvoorbeeld de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk. [3] Hier zijn die omstandigheden er wel.
7.2.
Er is hier een hoeveelheid harddrugs aangetroffen die de gebruikershoeveelheid ver overschrijdt. Dat is een aanwijzing dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking en aangenomen mag worden dat de loods een rol vervulde binnen de keten van drugshandel. Dat levert op zichzelf al een belang bij sluiting op.
7.3.
Verder gaat het hier om een ernstige situatie, zoals blijkt uit de bestuurlijke rapportage. Op 11 juli 2023 zag de eigenaar (derde-partij) mannen bij de loods die zwarte pakketten vanuit een vrachtwagen op een pallet stapelde. Een van de mannen bood de eigenaar zwijggeld aan. Toen de eigenaar dit weigerde werd hij met een pistool bedreigd en is de vrachtwagen in grote haast van het erf weggereden. Naar aanleiding hiervan heeft de politie onder andere de loods onderzocht en 43 kilo cocaïne aangetroffen. De vrachtwagen is later aangetroffen langs de A27 en daarin zat een totale hoeveelheid van 192 kilo cocaïne. Het gaat hier in totaal om 235 kilo cocaïne met een straatwaarde van bijna € 12 miljoen. Deze omstandigheden - te weten meerdere personen die de harddrugs aan het uitladen waren, de hoeveelheid van de aangetroffen harddrugs, de waarde daarvan en de bedreiging - maken dat de burgemeester een aan deze harddrugs gelieerd netwerk heeft mogen aannemen. Aangenomen mag ook dat dit netwerk wetenschap heeft van de plek waar de betreffende harddrugs gestald werd, welke nu in beslag genomen is. Aangenomen mag worden dat daar een zekere openbare orde verstoring en verstoring van het woon- en leefklimaat vanuit gaat. Mensen uit het criminele circuit zouden tot actie kunnen overgaan waarbij de loods het doelwit is. Een geweldsincident bij de loods kan andere buurtbewoners treffen en de burgemeester heeft dat bij zijn besluit tot sluiting mogen betrekken. Dat dergelijke praktijken gepaard gaan met geweld volgt ook uit de omstandigheid dat de eigenaar al met een vuurwapen is bedreigd. Verder heeft de burgemeester het op grond hiervan ook aannemelijk mogen vinden dat de loods een centrale rol speelt in de georganiseerde handel in harddrugs. Daarbij mag de burgemeester verder ook betekenis toekennen aan de ligging van de loods. Het erf ligt aan een landweg in het buitengebied waar - volgens de bestuurlijke rapportage - criminelen vaak ongezien kunnen opereren, wat het buitengebied en boerenerven kwetsbaar maakt.
7.4.
Uit de bestuurlijke rapportage volgt verder dat de politie op 11 juli 2023 ter plaatse met iemand heeft gesproken die heeft verklaard dat hij vaker personen bij de loods zag rondlopen, ook in de nachtelijke uren. Daarnaast heeft de politie op 12 juli, 14 juli en 19 juli meldingen ontvangen over bewegingen en/of voertuigen op en rondom het erf. Dit heeft de burgemeester ten tijde van de besluitvorming mogen aanmerken als een indicatie dat de aanloop naar de loods ook na de vondst nog niet was gestopt. Verzoeker heeft in deze procedure deze meldingen echter bestreden en heeft daarvoor drie verklaringen van medewerkers van hem ingediend en een verklaring van de eigenaar. Dat verzoeker de meldingen betwist, maakt echter niet dat de noodzaak van de sluiting nu niet meer aanwezig is. De voorzieningenrechter vindt hierbij van belang dat de burgemeester op de zitting heeft gezegd dat hij de door verzoeker ingebrachte verklaringen, die kort voor de zitting zijn ingediend, nader wil bestuderen en verifiëren bij de politie en omwonenden. De burgemeester betrekt dit allemaal bij de herbeoordeling van het bestreden besluit in de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter begrijpt dit en geeft de burgemeester ook in overweging om de waarneming van de persoon die op 11 juli 2023 is gesproken te verifiëren bij de politie, nu verzoeker ook heeft verklaard vaak in de nachtelijke uren te vertrekken naar markten. De voorzieningenrechter ziet het belang in van de uitkomst van het onderzoek en is zich ervan bewust dat dit mogelijk een ander licht kan werpen op de besluitvorming. Dit maakt niet dat zij op dit moment van oordeel is dat de noodzaak er niet is gelet op de andere omstandigheden die hiervoor zijn genoemd en bijdragen aan de ernst van de situatie en de noodzaak tot sluiting.
7.5.
Dat er geen overlastmeldingen zijn over de loods is geen indicatie dat het met de handel in drugs wel meeviel. De aanwezigheid van zo’n grote hoeveelheid harddrugs vraagt namelijk, zoals hiervoor is overwogen, om een netwerk en er zullen dus mensen binnen het criminele circuit zijn die hier weet van hebben.
7.6.
Dat verzoeker stelt dat de buurt geen gevoel van onveiligheid meer ervaart, maakt het voorgaande niet anders. Dit baseert verzoeker alleen op een verklaring van de eigenaar. De eigenaar was niet op de zitting aanwezig om zijn verklaring nader toe te lichten. Voor een nadere toelichting is wel aanleiding, omdat hij eerder - naar aanleiding van de melding op 12 juli 2023 - tegenover de politie heeft verklaard een erg angstig gevoel te hebben gekregen. Dat dit onveilige gevoel kennelijk bij hem is weggeëbd, maakt niet dat het woon- en leefklimaat al is hersteld. Daarvoor is relevant dat de burgemeester ter zitting heeft verklaard dat hij ook met een andere omwonende heeft gesproken die heeft verklaard zich onveilig te voelen. Deze omwonende heeft zich op dit moment hierover niet kunnen uitlaten. De burgemeester gaat dit nog bij hem verifiëren en neemt dit - zoals ter zitting toegezegd - ook mee bij de herbeoordeling van het bestreden besluit.
7.7.
De burgemeester heeft zich dan ook, gelet op de aangetroffen situatie, op het standpunt mogen stellen dat het ter bescherming van het woon- en leefklimaat en met het oog op het herstel van de openbare orde in dit geval noodzakelijk was om de loods te sluiten en dat hij in zoverre niet heeft kunnen volstaan met een waarschuwing.
Waarom is de sluiting evenwichtig?
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de sluiting van de loods van zes maanden niet onevenwichtig is.
8.1.
Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, de bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. De burgemeester moet zich ervan vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel.
8.2.
Ten aanzien van de mate van verwijtbaarheid kan het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden met zich brengen dat de burgemeester redelijkerwijs niet van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan de betrokkene bijvoorbeeld geen verwijt van de overtreding worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in het pand. Wel wordt van de hoofdgebruiker verlangd dat hij toezicht uitoefent op wat in het pand gebeurt. Daarbij past de kanttekening dat er grenzen zijn aan het toezicht dat redelijkerwijs mag worden verwacht en dat dat mede afhankelijk is van de situatie. [4]
8.3.
Dat verzoeker niet betrokken is geweest bij de aangetroffen harddrugs, betekent niet dat hem geen enkel verwijt kan worden gemaakt. De burgemeester heeft voldoende gemotiveerd welk verwijt verzoeker wordt gemaakt. Verzoeker is vanwege de in de loods aangetroffen harddrugs aangehouden. Hij is vervolgens vrijgelaten en op dit moment is onduidelijk of hij wordt vervolgd. Verder heeft verzoeker de sleutel van de loods uitgeleend aan een medewerker en vlak hierna is de loods in ieder geval gebruikt als opslagplaats van de harddrugs. Door het uitlenen van de sleutel van de loods heeft verzoeker een risico genomen wat voor zijn rekening komt. Het had op de weg gelegen van verzoeker om als huurder meer of beter toezicht te houden op het gebruik van de loods.
8.4.
Dat verzoeker als gevolg van de sluiting zijn werk niet goed kan doen, heeft niet tot gevolg dat de sluiting onevenredig was. Dat verzoeker de loods niet kan betreden en niet op normale wijze kan gebruiken, is onlosmakelijk verbonden aan de sluiting. Dit is dus geen omstandigheid om een sluiting onevenredig te vinden. Verder is het duidelijk dat de sluiting een grote wissel trekt op het bedrijf van verzoeker, maar afgezet tegen de ernst van de situatie maakt dit niet dat het besluit daarmee onevenredig is.
8.5.
De voorzieningenrechter vindt de sluitingsduur van zes maanden niet onevenredig. De burgemeester heeft in het bestreden besluit vermeld dat de duur van de sluiting is afgestemd op de periode die noodzakelijk wordt geacht om de rust terug te krijgen, het veiligheidsgevoel terug te krijgen en ervoor te zorgen dat het betreffende pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. De duur van zes maanden is in overeenstemming met het beleid van de burgemeester. Vanwege de ernst van de situatie ziet de burgemeester geen reden om hiervan af te wijken. Dat vindt de voorzieningenrechter in dit geval vooralsnog voldoende gemotiveerd. Zoals in 7.3. en 7.4. is overwogen gaat het hier om een ernstig geval. Daarbij is relevant dat uit het beleid zelfs nog volgt dat de aanwezigheid van wapens wijst op georganiseerde criminaliteit en een indicator is voor het bepalen van een zwaardere maatregel dan een sluiting van zes maanden. In dit geval is de eigenaar bedreigd met een vuurwapen en was er aldus een wapen aanwezig wat de burgemeester desondanks niet heeft doen besluiten om een zwaardere maatregel op te leggen. De voorzieningenrechter vindt verder van belang dat de burgemeester op de zitting heeft gezegd dat hij in de beslissing op bezwaar de duur van de sluiting gaat her-beoordelen. Daarbij betrekt de burgemeester de betwisting van verzoeker over de meldingen die zijn gedaan na 11 juli 2023 én of er op dit moment nog aanloop naar de loods is geconstateerd. Verder gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat de waarneming in de nachtelijke uren wordt geverifieerd/verder wordt onderzocht zoals hiervoor is overwogen onder 7.4.
9. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Daarnaast weegt het belang van de burgemeester bij de bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstellen van de openbare orde op dit moment zwaarder dan het belang van verzoeker om de loods weer op normale wijze te kunnen gebruiken. De voorzieningenrechter voelt wel mee met verzoeker dat zijn bedrijf in zwaar weer verkeert door de sluiting. Verzoeker heeft goed over het voetlicht gebracht dat hij als gevolg van het besluit maar over een beperkt deel van zijn spullen beschikt benodigd voor de opbouw van markten en dat dit met het oog op de aanstaande kerstmarkten de financiële druppel betekent. De burgemeester heeft echter op de zitting ook de toezegging gedaan dat verzoeker nogmaals een mogelijkheid krijgt om zijn spullen uit de loods te halen. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat verzoeker aldus een reële mogelijkheid krijgt om zijn spullen uit de loods te halen. Gelet hierop gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat verzoeker toch nog een deel van zijn werkzaamheden betreffende kerstmarkten doorgang kan laten vinden.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de loods gesloten mag blijven. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2023.
De voorzieningenrechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 4:11, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 25 oktober 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3938).
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 18 oktober 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3848).
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 juli 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2774) en van 25 oktober 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3934).