ECLI:NL:RBMNE:2023:5971

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
UTR 23/1384
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak is in geschil of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 30 augustus 2022 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres, die voorheen als tandartsassistente werkte, heeft zich op 1 september 2020 ziekgemeld en is per 18 mei 2022 volledig uitgevallen. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 28 mei 2022, heeft het Uwv op 8 september 2022 medegedeeld dat eiseres 29,82% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard, met een schatting van 34,09% arbeidsongeschiktheid. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 september 2023. Eiseres heeft aangevoerd dat zij volledig arbeidsongeschikt is en verzoekt om een beoordeling door een onafhankelijke deskundige. De rechtbank oordeelt dat het Uwv zijn besluiten mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld. Eiseres heeft geen specifieke gronden aangevoerd tegen de zorgvuldigheid van het onderzoek en de rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv.

De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 30 augustus 2022 geen recht heeft op een WIA-uitkering. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1384

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.W.J.M. Janssens)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.R. Staarthof)

Inleiding

1. In geschil is of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 30 augustus 2022 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres vindt van niet en voert aan dat zij volledig arbeidsongeschikt is, althans meer beperkt is dan is aangenomen door de verzekeringsartsen. Eiseres verzoekt om een beoordeling door een onafhankelijk deskundige. Het Uwv is het niet met eiseres eens. Aan de hand van wat eiseres heeft aangevoerd, beoordeelt de rechtbank het standpunt van het Uwv.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1.
Eiseres was voorheen werkzaam als tandartsassistente voor gemiddeld 24,06 uur per week. Zij heeft zich op 1 september 2020 ziekgemeld. Vanaf 15 december 2021 is eiseres hervat in aangepast werk, namelijk baliemedewerker. Eiseres is per 18 mei 2022 volledig uitgevallen met toegenomen klachten. Op 28 mei 2022 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering.
1.2.
Met het besluit van 8 september 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv medegedeeld dat eiseres per 30 augustus 2022 niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat zij 29,82% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
1.3.
Met het besluit van 30 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Zij is 34,09% arbeidsongeschikt geschat. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 14 september 2023. Eiseres en het Uwv zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Het beoordelingskader

2. Bij het beoordelen van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.

Beoordeling door de rechtbank

De zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
3. Eiseres heeft in haar beroepschrift geen specifieke gronden gericht tegen de zorgvuldigheid van het onderzoek. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres dit bevestigd. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is. De primaire arts heeft dossierstudie verricht, de medische informatie bestudeerd, deze betrokken bij de beoordeling en eiseres gezien op een fysiek spreekuur. Het rapport van de primaire arts van 21 juli 2022 is beoordeeld door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze verzekeringsarts heeft dossierstudie verricht, eiseres via beeldbellen gezien op de hoorzitting en de ingebrachte medische informatie kenbaar bij de beoordeling betrokken. Gemachtigde van eiseres heeft op de zitting bevestigd dat de hoorzitting op verzoek van eiseres via beeldbellen heeft plaatsgevonden.
De inhoudelijke medische beoordeling
4. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende rekening is gehouden met haar toegenomen heupklachten. Verder heeft eiseres aangevoerd dat op energetische gronden een urenbeperking had moeten worden aangenomen, vanwege de vermoeidheids- en pijnklachten die voortvloeien uit de psychische en lichamelijke klachten. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar de eindevaluatie van de bedrijfsarts, informatie van de huisarts en haar dagverhaal.
5. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat in het rapport van 23 januari 2023 uit van fibromyalgie, bursitis trochanterica (slijmbeursontsteking) links, overbelasting m. piriformis links bij pes planum-valgus (pijnklachten van de linker heup- en bilregio) en van angst-, stemmings- en dwangstoornis grotendeels in remissie. Ten aanzien van de psychische klachten rapporteert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de primaire arts onvoldoende rekening heeft gehouden met psychische stress en neemt extra beperkingen aan in de rubrieken van persoonlijk en sociaal functioneren. Over de fysieke klachten rapporteert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat voor de heup- en bilregio een extra beperking is aangenomen ten aanzien van trillingsbelasting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht verder toe dat op deze wijze en met de reeds aangenomen beperkingen in de rubrieken van dynamische handelingen en statische houdingen voldoende tegemoet wordt gekomen aan de fysieke klachten van eiseres. Tot slot motiveert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat geen aanleiding bestaat om een urenbeperking aan te nemen, omdat er geen energetische of preventieve gronden zijn en ook geen sprake is van verminderde beschikbaarheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht daarbij toe dat met de lichamelijke klachten rekening kan worden gehouden door de belasting in werk te verminderen.
6. Naar aanleiding van de beroepsgronden heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 10 mei 2023 aanvullend gemotiveerd dat bij eiseres geen sprake is van een aandoening die met belangrijke stoornissen in de energiehuishouding gepaard gaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep rapporteert dat fibromyalgie een aandoening is waarbij het gaat om pijnklachten van het bewegingsapparaat. Deze aandoening geeft geen aanleiding voor het stellen van energetische beperkingen. Daarnaast motiveert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat met de aangenomen beperkingen geen aanleiding bestaat om een aanvullende urenbeperking aan te nemen.
7. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen en ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding om te twijfelen aan de medische beoordeling. Eiseres heeft in beroep niet met nieuwe medische stukken onderbouwd dat verdergaande beperkingen of een urenbeperking moet worden aangenomen. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiseres zelf haar klachten en belastbaarheid ervaart, hoe vervelend ook, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend. De beroepsgrond slaagt niet.
8. De omstandigheid dat de bedrijfsarts heeft geoordeeld dat een urenbeperking is aangewezen, geeft ook geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Volgens vaste rechtspraak [1] is de verzekeringsarts bij het in kaart brengen van de beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst niet gehouden tot een bijzondere motivering in het geval deze vastlegging een andere uitkomst heeft dan uit het oordeel van de bedrijfsarts blijkt. Hierbij komt dat een bedrijfsarts de re-integratiemogelijkheden van de betrokkene in kaart brengt en dus een ander doel heeft dan de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA.
9. Omdat de rechtbank niet twijfelt aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv, ziet zij ook geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres af.
De arbeidskundige beoordeling
10. Eiseres heeft geen specifieke gronden aangevoerd tegen de arbeidskundige beoordeling. Omdat de medische gronden niet slagen en de rechtbank de medische beoordeling als uitgangspunt neemt, bestaat er geen aanleiding te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft met het rapport van 25 januari 2023 en de Resultaat functiebeoordeling van 25 januari 2023 voldoende gemotiveerd uiteengezet waarom de functies de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden.
Overschrijding van de redelijke termijn
11. Eiseres heeft in het beroepschrift een verzoek gedaan om schadevergoeding als gevolg van het overschrijden van de redelijke termijn. Op zitting is vastgesteld dat geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn en heeft eiseres haar beroepsgrond ingetrokken. De rechtbank komt daarom niet toe aan bespreking van deze grond.

Conclusie

12. Het Uwv heeft terecht vastgesteld dat eiseres per 30 augustus 2022 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk.
13. Omdat eiseres geen gelijk krijgt, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en krijgt zij het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
10 november 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 21 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2215, van 8 april 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:785 en van 2 februari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:238.