ECLI:NL:RBMNE:2023:592

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
UTR 22/2503
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor studentenwoningen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de eigenaar van een woning in Amersfoort, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort. Eiseres had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het verbouwen van haar woning tot vier zelfstandige studentenwoningen. Het college heeft deze vergunning geweigerd, omdat het bouwplan in strijd zou zijn met de regels van het bestemmingsplan ‘soesterkwartier’, dat enkelbestemming ‘Wonen-1’ kent. Eiseres was het niet eens met deze weigering en heeft bezwaar gemaakt, maar het college heeft de weigering in stand gehouden. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat voor het bouwplan een omgevingsvergunning vereist is. De rechtbank heeft zich vervolgens gericht op de vraag of het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Volgens de rechtbank is het bouwplan van eiseres in strijd met de bestemming, omdat de voor ‘Wonen-1’ aangewezen gronden uitsluitend bedoeld zijn voor woningen die aaneen gebouwd worden. Eiseres had voor ogen om vier zelfstandige woningen te realiseren, wat volgens de rechtbank niet voldoet aan de eis van aaneen bouwen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college de omgevingsvergunning terecht heeft geweigerd en dat het college in redelijkheid geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2503

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.C.H. van de Sande- van de Ven),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort(het college), verweerder
(gemachtigde: mr. H. Maaijen).

Inleiding

1. Eiseres is eigenaar van de woning aan de [adres] in Amersfoort (hierna: de woning). Op het perceel is het bestemmingsplan ‘soesterkwartier’ van toepassing en het heeft de enkelbestemming ‘Wonen-1’.
2. Op 15 december 2021 heeft eiseres bij het college een omgevingsvergunning gevraagd voor het verbouwen van de woning tot vier zelfstandige studentenwoningen. Met het besluit van 4 februari 2022 (het primaire besluit) heeft het college deze omgevingsvergunning geweigerd omdat het bouwplan in strijd is met de bouwregels van het bestemmingsplan en het college niet bereid is om gebruik te maken van zijn bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijken van het bestemmingsplan.
3. Eiseres is het niet eens met het primaire besluit en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met de beslissing op bezwaar van 25 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft het college de weigering van de omgevingsvergunning onder aanvulling van de motivering in stand gelaten.
4. Vervolgens heeft eiseres tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Met de uitspraak van 4 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter het verzoek van eiseres afgewezen. [1]
5. Het beroep van eiseres is behandeld op de zitting van 16 december 2022. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het geschil
6. Partijen zijn het erover eens dat eiseres voor haar bouwplan een omgevingsvergunning nodig heeft en dat het bouwplan dus niet vergunningsvrij kan worden uitgevoerd. Op de zitting is met partijen vastgesteld dat hun geschil slechts ziet op de vraag of de bouwactiviteiten en het voorgenomen gebruik van de woning al dan niet in strijd zijn met de regels van het bestemmingsplan. De rechtbank geeft in deze uitspraak daarom alleen een oordeel over dit geschilpunt tussen partijen.
Toetsingskader
7. Uit artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) volgt dat een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ wordt geweigerd als het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo geeft de mogelijkheid om in de daar opgenomen gevallen een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijken van het bestemmingsplan. Voor de toepassing daarvan geldt dat het college beleidsruimte heeft en de betrokken belangen moet wegen. De bestuursrechter beperkt zich aan de hand van de beroepsgronden tot de vraag of het al dan niet verlenen van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van een omgevingsvergunning onevenredig zijn in verhouding tot de met de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Standpunt van het college
8. Volgens het college is het bouwplan van eiseres in strijd met het bestemmingsplan. Het college betrekt daarbij dat de voor ‘Wonen-1’ aangewezen gronden bestemd zijn voor ‘wonen’ [2] en dat uit de bijbehorende bouwvoorschriften volgt dat de voor ‘Wonen-1’ aangewezen gronden uitsluitend bedoeld zijn voor woningen die aaneen gebouw worden [3] . Het bouwen van vier zelfstandige studentenwoningen deels boven elkaar is daarom in strijd met de bestemming. Ook het voorgenomen gebruik is volgens het college in strijd met het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is geen nadere invulling gegeven aan de definitie ‘wonen’, maar dat betekent volgens het college niet dat er voor de invulling van dat begrip aansluiting moet worden gezocht bij het reguliere spraakgebruik. Het bestemmingsplan kent verschillende woonbestemmingen die variëren van ‘Wonen-1’ tot en met ‘Wonen-5’. Daarmee zijn verschillende soorten woonvormen toegestaan zoals aaneengesloten rijwoningen en vrijstaande woningen. Dit brengt met zich dat binnen de aangegeven bestemming uitsluitend de daar aangegeven woonvorm wordt toegestaan. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft het college gewezen op rechtspraak [4] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
9. Het college heeft verder overwogen dat hij ook niet bereid is om een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijken van het bestemmingsplan. Het college hecht grote waarde aan het handhaven van eensgezinswoningen in deze wijk, met name gelet op het tekort aan dit type woningen en het feit dat er wooneenheden van onvoldoende kwaliteit voor terugkomen.
Standpunt van eiseres
10. Volgens eiseres is haar bouwplan niet in strijd met het bestemmingsplan. Eiseres heeft op de zitting toegelicht het bestemmingsplan alleen voorschrijft dat woningen aaneen gebouwd worden. De vier studentenwoningen die eiseres wil realiseren worden aan elkaar gebouwd en voldoen daarmee aan de planregels.
Voor wat betreft het gebruik van de woning voert eiseres aan dat de verschillende woonvormen die het bestemmingsplan toestaat allemaal de bestemming ‘wonen’ hebben. In het bestemmingsplan is geen nadere invulling aan het begrip wonen gegeven zodat voor de invulling daarvan moet worden aangesloten bij het reguliere spraakgebruik. Ter onderbouwing van dit standpunt wijst eiseres op twee uitspraken van de Afdeling [5] . Volgens het reguliere spraakgebruik zijn onder de bestemming ‘wonen’ diverse vormen van huisvesting toegestaan, waaronder het gebruiken van een pand voor meerdere zelfstandige woningen zoals eiseres wenst. Tot slot voert eiseres aan dat uit rechtspraak van de Afdeling [6] volgt dat planregels letterlijk moeten worden uitgelegd, ook als dat leidt tot een invulling van de planregels die niet was voorzien.
Beoordeling door de rechtbank
11. De rechtbank stelt vast dat partijen in hun schriftelijke stukken vooral ingaan op de vraag of het voorgenomen gebruik van de woning al dan niet in strijd is met de bestemming van het perceel. Voordat de rechtbank toekomt aan de beoordeling van deze vraag is aan de orde of een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ al dan niet in strijd is met de regels van het bestemmingsplan. Partijen zijn het er immers over eens dat voor deze activiteit een omgevingsvergunning vereist is.
12. Zoals is opgenomen in het toetsingskader van deze uitspraak moet een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ worden geweigerd als de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan. In de bouwregels van de geldende bestemming is opgenomen dat woningen uitsluitend aaneen gebouwd mogen worden. [7] In het bestemmingsplan is niet gedefinieerd wat moet worden verstaan onder ‘aaneen bouwen’. Voor de beoordeling door de rechtbank is dat niet van belang. Het is immers duidelijk dat het bouwplan dat eiseres voor ogen heeft niet leidt tot aaneen gebouwde woningen, zoals het bestemmingsplan voorschrijft. Eiseres is voornemens om bovenop de studio’s op de begane grond, op de eerste verdieping ook twee studio’s te bouwen. Er is in dat geval geen sprake van aaneen gebouwde woningen, maar van gestapelde bouw zodat het bouwplan van eiseres in strijd is met de bouwregels van het bestemmingsplan. Dit betekent dat het college de omgevingsvergunning voor het bouwplan van eiseres terecht heeft geweigerd. De rechtbank komt daarom niet meer toe aan beoordeling van de vraag of het voorgenomen gebruik al dan niet in strijd is met de regels van het bestemmingsplan.
13. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat ook als een bouwplan in strijd is met de regels van het bestemmingsplan het college de bevoegdheid heeft om een omgevingsvergunning te verlenen voor strijdig gebruik. In dit geval heeft het college gemotiveerd toegelicht dat hij niet bereid is om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Het college vindt het vervangen van een eengezinswoning door studentenwoningen uit ruimtelijk oogpunt niet aanvaardbaar. Het college overweegt daartoe dat het realiseren van studentenwoningen niet past binnen de woonkwaliteit waarnaar in de wijk gestreefd wordt en dat momenteel juist veel vraag is naar eengezinswoningen. Bovendien past het transformeren van een eengezinswoning naar studentenwoningen niet binnen het gemeentelijk beleid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college hiermee inzichtelijk gemotiveerd dat het verlenen van een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan in dit geval onevenredig is in verhouding tot het belang van eiseres. Het college heeft daarom in redelijkheid geen gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid tot afwijken van het bestemmingsplan. Eiseres heeft dit standpunt van het college niet weersproken.

Conclusie

14. Uit deze uitspraak volgt dat het college terecht heeft geweigerd om aan eiseres een omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteit ‘bouwen’, omdat het bouwplan van eiseres in strijd is met de regels van het bestemmingsplan. Het college heeft in redelijkheid geen gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijken van het bestemmingsplan. De omgevingsvergunning is daarom naar het oordeel van de rechtbank terecht geweigerd.
15. Dit betekent dat het beroep van eiseres ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling is daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

2.Dit volgt uit artikel 17.1, onder a, van de planregels.
3.Dit volgt uit artikel 17.2.1, onder a, van de planregels.
4.Uitspraak van de Afdeling van 20 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA0672 en de uitspraak van de Afdeling van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:160.
5.Uitspraak van de Afdeling van 6 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1882 en de uitspraak van de Afdeling van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:192.
6.Uitspraak van de Afdeling van 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:439.
7.Artikel 17.2.1, onder a, van de planregels.