ECLI:NL:RBMNE:2022:2559

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
UTR - 22/2502
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor verbouwing tot studentenwoningen en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort om een omgevingsvergunning te verlenen voor de verbouwing van een woning tot vier zelfstandige studentenwoningen. Het college heeft op 25 mei 2022 het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard en de weigering in stand gelaten. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat de aannemer al was begonnen met de verbouwing en er afspraken waren gemaakt met toekomstige huurders.

De voorzieningenrechter heeft besloten om geen zitting te houden, omdat er voldoende informatie beschikbaar was om uitspraak te doen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat een voorlopige voorziening in beginsel een tijdelijke maatregel is om onomkeerbare gevolgen van een bestreden besluit te voorkomen. In dit geval was er echter geen sprake van onomkeerbare gevolgen, aangezien het bestreden besluit geen wijzigingen aanbrengt in de bestaande juridische situatie. Verzoekster mocht de studentenwoningen niet realiseren voor het bestreden besluit en dat blijft ook na het besluit zo.

Verder heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat er geen evidente onrechtmatigheid was in het bestreden besluit. De beroepsgronden van verzoekster boden geen voldoende onderbouwing om aan te nemen dat het bouwplan niet in strijd was met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, in aanwezigheid van griffier mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, en is openbaar uitgesproken op 4 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2502

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 juli 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M.C.H. Sande- van de Ven),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort(het college), verweerder

Procesverloop

Verzoeksters heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 25 mei 2022 (het bestreden besluit). Met dat besluit heeft het college de bezwaren van verzoekster tegen de weigering van een omgevingsvergunning voor het verbouwen van de woning aan de [adres] in [plaats] tot vier zelfstandige studentenwoningen ongegrond verklaard en heeft het college de weigering in stand gelaten. Omdat de aannemer al is begonnen met de verbouwing en verzoekster afspraken heeft gemaakt met toekomstige huurders, heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. De voorzieningenrechter beschikt over voldoende informatie om uitspraak te doen. Hieronder legt de voorzieningenrechter dat verder uit.
2. De voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is in de hoofdzaak, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen dat vereist [1] . Een voorlopige voorziening is in beginsel een tijdelijke maatregel, waardoor wordt voorkomen dat onomkeerbare gevolgen van een bestreden besluit zich voordoen voordat in de hoofdzaak is beslist of het bestreden besluit in stand kan blijven.
3. Het bestreden besluit is een weigering van een gevraagde omgevingsvergunning. Dat besluit maakt geen onomkeerbare gevolgen mogelijk die met het treffen van een voorlopige voorziening kunnen worden voorkomen. Immers, het bestreden besluit brengt geen wijzigingen aan in de bestaande (juridische) situatie. Verzoekster mocht voor het bestreden besluit de studentenwoningen niet realiseren en dat mag zij na het bestreden besluit nog steeds niet. Dat verzoekster de aannemer zonder dat zij over de daarvoor benodigde omgevingsvergunning beschikte toch alvast de opdracht heeft verleend om te starten met de verbouwing en afspraken heeft gemaakt met toekomstige huurders is een keuze die verzoekster willens en wetens zelf heeft gemaakt. Dit is voor de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
4. Verzoekster voert terecht aan dat als het bestreden besluit evident onrechtmatig lijkt te zijn, dit voor de voorzieningenrechter aanleiding kan zijn om een voorlopige voorziening te treffen. Maar ook daarvan is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hier geen sprake. Uit de beroepsgronden die verzoekster aanvoert om te onderbouwen waarom volgens haar het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan en het college de omgevingsvergunning daarom niet om die reden heeft kunnen weigeren volgt niet dat sprake is van een evidente onrechtmatigheid.
5. Deze spoedprocedure leent zich er niet voor om de standpunten van partijen over de vraag of het bouwplan wel of niet in strijd is met het bestemmingsplan te kunnen bespreken en daarover in het kader van een voorlopige voorziening een (voorlopig) oordeel te kunnen geven.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
4 juli 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).