Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres tot wijziging van haar persoonsgegevens in de Brp. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De gegevens waaronder eiseres in de Brp is ingeschreven zijn ontleend aan een door haar op 7 oktober 2002 afgelegde verklaring onder ede.
4. Bij de aanvraag tot wijziging van deze gegevens heeft eiseres stukken overgelegd, waaronder:
- Chinees paspoort met nummer [paspoortnummer] afgegeven op 23 december 2019;
- Chinese identiteitskaart afgegeven op 21 mei 2012;
- dubbel gelegaliseerde notariële geboorteverklaring met nummer [registratienummer] ;
- dubbel gelegaliseerde Household Register (gezinsregistratie) met nummer [registratienummer] ;
- dubbel gelegaliseerde PSB-verklaring met nummer [registratienummer] (vermelding vader);
- dubbel gelegaliseerde akte echtscheidingsmediation met nummer [registratienummer] (vermelding moeder);
- rapport DNA-onderzoek, uitgevoerd door Verilabs.
5. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat uit de door eiseres overgelegde documenten en stukken niet volgt dat buiten gerede twijfel staat dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Hoewel diverse (bron)documenten zijn overgelegd, kunnen de gegevens niet worden verwerkt in de Brp omdat de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de daarin vermelde feiten.Er zijn volgens verweerder concrete aanwijzingen om te twijfelen aan de deugdelijkheid van het onderzoek voor afgifte van het Chinese paspoort van 23 december 2019. Ook is onduidelijk hoe het daaraan voorafgaande paspoort van 4 januari 2007 is geverifieerd. Ook van de identiteitskaart is niet gebleken dat er behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden voor afgifte. Ten aanzien van de overgelegde geboorteverklaring, het Household Register en de PSB-verklaring overweegt verweerder dat deze niet kunnen worden aangemerkt als brondocument in de zin van artikel 2.8, tweede lid, onder c, van de Wet basisregistratie personen (Wet Brp). Wat betreft de inhoud overweegt verweerder dat zij niet tot wijziging van de gegevens in de Brp kunnen leiden omdat zij gebaseerd zijn op het identiteitsbewijs uit 2012, én omdat de aktes zijn gebaseerd op overgelegde kopieën van documenten. Het is volgens verweerder onduidelijk hoe het onderzoek naar de juistheid van de gegevens in de notariële aktes heeft plaatsgevonden. De echtscheidingsakte is volgens verweerder geen brondocument, nu die akte niet tot doel heeft om als bewijs te dienen voor de vaststelling van iemand zijn identiteit. Over het DNA-onderzoek overweegt verweerder ten slotte dat dit de voorgaande overwegingen niet anders maakt. DNA-onderzoek kan slechts ter ondersteuning van overig bewijsmateriaal worden gebruikt.
6. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. De rechtbank zal hieronder eerst het toetsingskader in dit soort zaken bespreken. Vervolgens zal de rechtbank de door eiseres overgelegde bewijsstukken bespreken, in het licht van de door haar aangevoerde beroepsgronden.
Het toetsingskader
7. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) volgt dat voorop staat dat de gegevens in de Brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens over de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever in artikel 2.8 van de Wet Brp een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Het bewijs dat eenmaal in de Brp opgenomen gegevens onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten.
8. In de uitspraken van 4 mei 2022 heeft de Afdeling haar rechtspraak genuanceerd.Voor wijziging van geregistreerde gegevens is niet langer vereist dat onomstotelijk vaststaat dat de eerder geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn. Beoordeeld moet worden of
buiten redelijke twijfeluit de overgelegde brondocumenten, eventueel in combinatie met nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving heeft plaatsgevonden, wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de Brp gewijzigd.
9. Dit betekent dat in zaken over een verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de Brp eerst de vraag beantwoord moet worden of de verzoeker brondocumenten heeft weten over te leggen die voldoen aan de eisen uit artikel 2.8, tweede lid, van de Wet Brp. Pas wanneer die vraag bevestigend beantwoord kan worden, wordt toegekomen aan de vraag of het verband tussen de verzoeker en de persoon op de documenten kan worden gelegd. Bij positieve beantwoording van deze vragen wordt vervolgens beoordeeld of aan de toetsingsmaatstaf zoals hiervoor omschreven is voldaan. Is dat het geval, dan wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de Brp gewijzigd.
De paspoorten
10. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de paspoorten moeten worden aangemerkt als brondocument. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat ten aanzien van paspoorten niet de mogelijkheid wordt genoemd voor verweerder om overlegging van onderliggende documenten te verlangen. Een paspoort kan op zijn eigen waarde worden beoordeeld.Bovendien volgt volgens eiseres uit het algemene ambtsbericht China 2012 (AA 2012) dat de door haar geschetste afgiftepraktijk overeenkomt met de werkelijkheid. Chinese onderdanen in het buitenland kunnen bij een Chinese diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging een (vervangend) reisdocument aanvragen. De benodigde documenten staan daarbij beschreven. Er is dan ook geen sprake van strijd met de openbare orde in processuele zin. Verweerder moet volgens eiseres niet vergeten dat er in beginsel van moet worden uitgegaan dat voorafgaand aan de afgifte van een paspoort een behoorlijk onderzoek door de bevoegde autoriteiten heeft plaatsgevonden. De onduidelijkheid of en op welke wijze de Chinese ambassade de identiteit van eiseres heeft gecontroleerd vormt volgens eiseres geen grond om niet van de inhoudelijke juistheid van het paspoort uit te gaan.
11. De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat de door eiseres overgelegde paspoorten uit 2007 en 2019 aan te merken zijn als brondocumenten als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet Brp. De paspoorten vermelden de gegevens waar het verzoek om wijziging op ziet. Bovendien zijn de paspoorten door Bureau Documenten (BD) echt bevonden. De rechtbank is daarom met partijen van oordeel dat de paspoorten brondocumenten zijn als bedoeld in het hiervoor genoemde wetsartikel.
11. Als er brondocumenten zijn overgelegd dan betekent dat niet dat de daarin vermelde feiten zondermeer moeten worden verwerkt in de Brp. Uit artikel 2.10, tweede lid, van de Wet Brp volgt dat aan de hier bedoelde brondocumenten geen gegevens mogen worden ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de daarin vermelde feiten. Het gaat hierbij om de openbare orde in materiële en processuele zin. Van strijd met de openbare orde in processuele zin kan sprake zijn als aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn of als voorafgaand aan de afgifte van het brondocument kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Dat geldt ook als het overgelegde geschrift een paspoort is. Wel moet in beginsel van de juistheid van een echt bevonden paspoort worden uitgegaan, omdat de betreffende autoriteiten de identiteit van de betrokkene vaststellen voordat het paspoort wordt uitgegeven. Het is aan verweerder om een eventuele betwisting daarvan concreet te onderbouwen.
13. De rechtbank overweegt dat de Afdeling in haar uitspraak van 4 mei 2022 heeft geoordeeld dat ten aanzien van Chinese paspoorten die zijn afgegeven voor 2012, niet ook als uitgangspunt kan worden genomen dat het aan de afgifte voorafgaande onderzoek behoorlijk en volgens de plaatselijke voorschriften is geweest.In haar uitspraak van 24 augustus 2022 legt de Afdeling uit dat de reden hiervoor is dat pas in 2012 het controle- en afgifteproces van een paspoort is aangescherpt.De rechtbank ziet in dat wat eiseres heeft aangevoerd hieromtrent geen aanleiding om dit oordeel van de Afdeling niet te volgen. De verwijzing van eiseres naar pagina 40 van het AA 2012, voetnoot 156, vindt de rechtbank daartoe onvoldoende. Dat de paspoortwet van China in 2007 reeds is gewijzigd, maakt immers op zichzelf niet dat de conclusie van de Afdeling onjuist is. Vast staat dat het paspoort van eiseres dat in 2019 is afgegeven, is afgegeven op basis van het in 2007 in Milaan aan haar uitgegeven paspoort. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat gelet op de bovenstaande rechtspraak ten aanzien van het paspoort uit 2007 niet kan worden uitgegaan van een voorafgaand gedegen onderzoek door de autoriteiten. Nu het paspoort uit 2019 gebaseerd is op het paspoort uit 2007, mocht verweerder naar het oordeel van de rechtbank concluderen dat er ook ten aanzien van het paspoort uit 2019 twijfel bestaat over de deugdelijkheid van het onderzoek. Het is vervolgens aan eiseres om het tegendeel aannemelijk te maken. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres daar niet in geslaagd. Eiseres heeft in dit kader enkel het paspoort uit 2007 overgelegd en toegelicht dat de uitgifte van het paspoort uit 2019 conform de procedure is die wordt beschreven in het AA 2020. Deze stelling maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de twijfels over het onderzoek voorafgaand aan de afgifte door eiseres worden weggenomen.
14. Verweerder heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid overwogen dat de gegevens uit de paspoorten niet kunnen worden overgenomen in de Brp.
Het identiteitsbewijs
14. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het identiteitsbewijs een brondocument is als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet Brp. Het identiteitsbewijs vermeldt de gegevens waar het verzoek om wijziging op ziet. Bovendien is het identiteitsbewijs door BD echt bevonden. De rechtbank is daarom met partijen van oordeel dat het identiteitsbewijs een brondocument is als bedoeld in het hiervoor genoemde wetsartikel.
14. Tussen partijen is wel in geschil of de in het identiteitsbewijs opgenomen feiten moeten worden overgenomen in de Brp. Zoals hiervoor overwogen betekent het feit dat het identiteitsbewijs een brondocument is niet zondermeer dat de daarin vermelde feiten moeten worden verwerkt in de Brp.
17. Eiseres heeft aangevoerd dat een aanvraag voor een identiteitsbewijs ook niet in persoon mogelijk is, en dat dit onder meer ondersteund wordt door een door haar overgelegde PSB-verklaring daarover. Eiseres heeft verder aangevoerd dat het vereiste van het opnemen van vingerafdrukken in het identiteitsbewijs niet op het bewijs uit 2012 van toepassing was. Dit vereiste is pas in 2013 daadwerkelijk ingevoerd.
18. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen behoorlijk onderzoek door de autoriteiten heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de afgifte van het identiteitsbewijs. Verweerder baseert zijn stelling op het feit dat uit de verklaringen van eiseres blijkt dat noch de aanvraag, noch het ophalen van het identiteitsbewijs in persoon heeft plaatsgevonden, terwijl dit volgens het van toepassing zijnde ambtsbericht wel vereist is. De identificatie zou volgens eiseres via WeChat hebben plaatsgevonden en ook dat vindt verweerder onzorgvuldig. Daarbij komt dat er in het identiteitsbewijs een verkeerd adres is opgenomen en het geen vingerafdrukken bevat. Dit terwijl het gaat om een identiteitsbewijs uit 2012 en een dergelijk identiteitsbewijs gezien de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022en de ambtsberichten uit 2012, 2018 en 2020 vingerafdrukken zou moeten bevatten.
19. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat uit het AA 2012 volgt dat een identiteitsbewijs in beginsel in persoon moet worden aangevraagd en opgehaald. Op pagina 50 van het AA 2012 staat dat immers als zodanig vermeld. Er staat weliswaar ook vermeld dat er op het internet wel procedures te vinden zijn over het machtigen van een derde om een identiteitsbewijs aan te vragen als iemand door bijzondere omstandigheden niet in persoon kan verschijnen, máár het is onduidelijk of die procedures officieel zijn.
20. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder ook het Chinese adres op de aanvraag van het identiteitsbewijs heeft mogen betrekken bij zijn twijfels over het afgifteproces. Vast staat dat eiseres ten tijde van de aanvraag van het identiteitsbewijs al in Nederland verbleef. Op de aanvraag van het identiteitsbewijs staat echter het adres in China waar eiseres volgens de Hukou woont. De stelling van eiseres op de zitting dat dit niet anders kan, omdat zij zich officieel moet uitschrijven in China om uit de Hukou te worden verwijderd, overtuigt de rechtbank niet. Wat daar verder ook van zij, vast staat dat in het aanvraagformulier een verkeerd adres is gebruikt, en dat verweerder gelet op de bewoordingen van artikel 2.10, derde lid, van de Wet Brp, geen gegevens hoeft over te nemen indien het aannemelijk is dat die gegevens onjuist zijn.
21. De door eiseres overgelegde PSB-verklaring over de wijze van afgifte van het identiteitsbewijs is onvoldoende om de twijfel over de manier van afgifte weg te nemen. De PSB-verklaring maakt onderdeel uit van een notariële akte. De originele PSB-verklaring is echter niet door eiseres overgelegd. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat als regel van de aanvrager mag worden verwacht dat zij brondocumenten en andere documenten in origineel overlegt. In voorkomende gevallen zal het echter niet mogelijk zijn om originele documenten over te leggen, bijvoorbeeld omdat de originele documenten onder de registerhouder of burgerlijke stand van een land moeten blijven en alleen een uittreksel of afschrift kan worden verkregen. In deze gevallen kan om die reden een kopie, afschrift of uittreksel niet buiten beschouwing worden gelaten, alleen om de reden dat het niet het originele brondocument betreft. Eiseres heeft gesteld dat de originele PSB-verklaring niet kan worden overgelegd omdat die bij het legaliseren van de notariële akte door de notaris wordt ingenomen en opgeslagen in zijn archief. Dat het niet mogelijk is voor eiseres om het origineel te overleggen, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De verwijzing naar het document van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Bosch is daartoe onvoldoende. De rechtbank merkt overigens op dat er in dat document ook staat dat er meerdere verklaringen kunnen worden opgevraagd bij de PSB. Dat dit mogelijk is, blijkt ook uit het feit dat eiseres op de zitting een tweede PSB-verklaring heeft meegebracht, hetgeen wel een origineel document betreft. Daarvan is echter geen vertaling gemaakt, en de rechtbank vindt het (mede) gelet daarop in strijd met de goede procesorde om dit document nog bij de beoordeling van het beroep te betrekken.
21. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er twijfels bestaan over de deugdelijkheid van het onderzoek van de autoriteiten voorafgaand aan de afgifte van het identiteitsbewijs, en dat eiseres daar onvoldoende tegen in heeft gebracht. Aan de stellingen van partijen over het al dan niet aanwezig moeten zijn van vingerafdrukken op het identiteitsbewijs komt de rechtbank daarom niet toe.
21. De rechtbank komt gezien het voorgaande tot de conclusie dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de gegevens uit het identiteitsbewijs niet over te nemen in de Brp.
De notariële aktes
21. De rechtbank is, met eiseres en anders dan verweerder, van oordeel dat de notariële aktes met betrekking tot de Hukou en de PSB-verklaring met nummer [registratienummer] (verklaring vader), moeten worden aangemerkt als brondocumenten als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, van de Wet Brp. Het zijn namelijk notariële aktes die echt zijn bevonden door BD.
25. De rechtbank stelt echter vast dat de bijgevoegde documenten, dus de Hukou en de PSB-verklaring, alleen in kopie zijn overgelegd. Zoals hiervoor in punt 21 is overwogen geldt als uitgangspunt dat de originele documenten moeten worden overgelegd, tenzij dit niet mogelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het niet mogelijk was om de originele Hukou en PSB-verklaring te overleggen. De enkele stelling van eiseres dat op de Hukou staat dat het document getoond moet kunnen worden aan de autoriteiten als daar om wordt gevraagd is daarvoor niet voldoende. Deze opmerking zegt immers niks over de mogelijkheid om de Hukou tijdelijk mee te nemen naar het buitenland. Ook heeft verweerder onbetwist gesteld dat er in andere zaken weldegelijk originele Hukou’s worden overgelegd. Ten aanzien van de PSB-verklaring overweegt de rechtbank dat uit de stukken volgt dat ook meerdere verklaringen kunnen worden opgevraagd bij het PSB. Dit blijkt ook aangezien eiseres op de zitting een tweede originele verklaring heeft meegenomen. De rechtbank is verder met verweerder van oordeel dat de notariële aktes zijn gebaseerd op het identiteitsbewijs uit 2012 en dat gelet op het voorgaande niet van de inhoudelijke juistheid van dat document kan worden uitgegaan.
26. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres geen gronden van beroep heeft aangevoerd tegen het standpunt van verweerder dat de gelegaliseerde akte echtscheidingsmediation met nummer [registratienummer] (vermelding moeder) geen brondocument is omdat deze akte niet tot doel heeft als bewijs te dienen voor de identiteit van eiseres.
27. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de gegevens uit deze notariële aktes niet over te nemen in de Brp. De verdere stellingen van eiseres, waaronder haar stelling ten aanzien van de legalisatie van deze documenten en haar beroep op de circulaire op de website van het ministerie van buitenlandse zaken, doen daaraan niet af. De circulaire ziet slechts op de vraag hoe je documenten kunt legaliseren maar niet op de vraag welke documenten op grond van de Wet Brp benodigd zijn om persoonsgegevens in de Brp te wijzigen.
Geboorteverklaring
27. De rechtbank is met partijen van oordeel dat dit document moet worden aangemerkt als een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, van de Wet Brp.
27. De rechtbank volgt verweerder echter in zijn standpunt dat aan deze verklaring geen gegevens over de identiteit van eiseres kunnen worden ontleend omdat de verklaring is gebaseerd op het identiteitsbewijs uit 2012 van eiseres.
DNA-onderzoek
27. Omdat verweerder gezien het voorgaande de door eiseres gewenste wijzigingen niet hoeft door te voeren in de Brp, komt ook geen bewijskracht toe aan het door haar overgelegde DNA-onderzoek. De rechtbank zal de gronden die eiseres daarover aanvoert daarom verder niet bespreken.