Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift met productie 1 t/m 26,
- het verweerschrift met productie 1 t/m 4.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is er een deelgeschil aan de orde over het redelijk uurtarief van de belangenbehartiger in een letselschadezaak. De verzoeker, die letsel heeft opgelopen door een verkeersongeval op 20 juli 2021, heeft A.S.R. N.V. aansprakelijk gesteld voor de schade. De verzoeker heeft een uurtarief van € 185,- afgesproken met zijn belangenbehartiger, terwijl A.S.R. van mening is dat dit tarief te hoog is en stelt dat € 80,- voor inhoudelijke werkzaamheden en € 50,- voor administratieve werkzaamheden redelijker is. De verzoeker heeft de zaak ter beoordeling voorgelegd aan de rechtbank, omdat A.S.R. de vergoeding van de buitengerechtelijke kosten betwist.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de verzoeker en zijn belangenbehartiger, [A], geen schriftelijke machtiging hadden overgelegd, waardoor de zaak niet kon worden besproken. Na het overleggen van de machtiging hebben partijen ingestemd met het beschouwen van de mondelinge behandeling als ook van toepassing op deze zaak. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gehoord en beoordeeld.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de belangenbehartiger niet over voldoende aantoonbare expertise beschikt op het gebied van personenschade en dat de door hem verrichte werkzaamheden niet als specialistisch kunnen worden aangemerkt. De kantonrechter heeft het uurtarief van € 185,- niet redelijk geacht en heeft het uurtarief voor inhoudelijke werkzaamheden vastgesteld op € 80,- en voor administratieve werkzaamheden op € 50,-. De kantonrechter heeft de kosten van de deelgeschilprocedure begroot op € 392,- exclusief btw, vermeerderd met griffierecht, en heeft A.S.R. veroordeeld tot betaling van deze kosten, vermeerderd met wettelijke rente. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.