Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift met productie 1 t/m 17,
- het verweerschrift met productie 1 t/m 4.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak gaat het om een deelgeschil tussen [verzoekster] en A.S.R. Schadeverzekering N.V. over de redelijkheid van het uurtarief van de belangenbehartiger [A] in een letselschadezaak. [Verzoekster] heeft na een verkeersongeval op 3 mei 2022, waarbij zij letsel heeft opgelopen, [A] ingeschakeld voor de afhandeling van haar schade. [A] en [verzoekster] zijn overeengekomen dat het uurtarief voor inhoudelijke werkzaamheden € 185,- bedraagt, terwijl ASR dit bedrag te hoog vindt en een tarief van € 80,- voor inhoudelijke en € 50,- voor administratieve werkzaamheden voorstelt. ASR heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend, maar betwist de hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke kosten en het aantal uren dat [A] heeft gedeclareerd.
De kantonrechter heeft de procedure op 5 september 2023 behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter oordeelt dat het uurtarief van € 185,- niet redelijk is, gezien de achtergrond en ervaring van [A], en stelt het redelijke uurtarief vast op € 80,- voor inhoudelijke werkzaamheden en € 50,- voor administratieve werkzaamheden. De kantonrechter heeft ook de tijdsbesteding van [A] beoordeeld en komt tot de conclusie dat de door ASR voorgestelde 13,3 uur redelijk is. De kantonrechter heeft de kosten van de deelgeschilprocedure begroot op € 371,- excl. BTW, vermeerderd met griffierechten, en ASR veroordeeld tot betaling van deze kosten, vermeerderd met wettelijke rente. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.