ECLI:NL:RBMNE:2023:5400

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
10546138
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelgeschil over redelijk uurtarief belangenbehartiger in letselschadezaken

In deze zaak gaat het om een deelgeschil tussen [verzoekster] en A.S.R. Schadeverzekering N.V. over de redelijkheid van het uurtarief van de belangenbehartiger [A] in een letselschadezaak. [Verzoekster] heeft na een verkeersongeval op 3 mei 2022, waarbij zij letsel heeft opgelopen, [A] ingeschakeld voor de afhandeling van haar schade. [A] en [verzoekster] zijn overeengekomen dat het uurtarief voor inhoudelijke werkzaamheden € 185,- bedraagt, terwijl ASR dit bedrag te hoog vindt en een tarief van € 80,- voor inhoudelijke en € 50,- voor administratieve werkzaamheden voorstelt. ASR heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend, maar betwist de hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke kosten en het aantal uren dat [A] heeft gedeclareerd.

De kantonrechter heeft de procedure op 5 september 2023 behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter oordeelt dat het uurtarief van € 185,- niet redelijk is, gezien de achtergrond en ervaring van [A], en stelt het redelijke uurtarief vast op € 80,- voor inhoudelijke werkzaamheden en € 50,- voor administratieve werkzaamheden. De kantonrechter heeft ook de tijdsbesteding van [A] beoordeeld en komt tot de conclusie dat de door ASR voorgestelde 13,3 uur redelijk is. De kantonrechter heeft de kosten van de deelgeschilprocedure begroot op € 371,- excl. BTW, vermeerderd met griffierechten, en ASR veroordeeld tot betaling van deze kosten, vermeerderd met wettelijke rente. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10546138 UE VERZ 23-170 ZC/48355
Beschikking ex artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (deelgeschil) van 11 oktober 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verzoekster] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: de heer [A] ,
tegen:
de naamloze vennootschap
A.S.R. Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen ASR,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. P. Oskam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met productie 1 t/m 17,
  • het verweerschrift met productie 1 t/m 4.
1.2.
Op 5 september 2023 vond de mondelinge behandeling plaats. Namens [verzoekster] is verschenen haar gemachtigde de heer [A] (hierna: [A] ). Namens ASR is verschenen de heer [B] samen met advocaat mr. P. Oskam. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. Mr. Oskam heeft spreekaantekeningen overgelegd. [A] heeft ter zitting nadere producties overgelegd. ASR is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
Nu volgt de uitspraak.

2.Waar gaat de zaak over?

Op 3 mei 2022 is [verzoekster] een verkeersongeval overkomen waarbij zij letsel heeft opgelopen. ASR heeft de aansprakelijkheid voor het verkeersongeval erkend. Voor de afhandeling van haar (letsel)schade heeft [verzoekster] [A] van [onderneming] ingeschakeld.
2.1.
[A] is met [verzoekster] een uurtarief van € 185,- overeengekomen voor inhoudelijke werkzaamheden en € 80,- voor administratieve werkzaamheden. [A] heeft de persoonlijke schade van [verzoekster] op het moment van opstellen van het verzoekschrift begroot op € 7.500,- en de buitengerechtelijke kosten op € 3.331,50 excl. BTW.
2.2.
Volgens ASR is het uurtarief van € 185,- van [A] te hoog. ASR vindt € 80,- per uur een redelijk tarief voor de inhoudelijke werkzaamheden en € 50,- per uur voor de administratieve werkzaamheden. Daarnaast is ASR van mening dat [A] teveel uren heeft geschreven voor zijn werkzaamheden. In plaats van de gevorderde 15,9 uur is ASR bereid 13,3 uur aan buitengerechtelijke werkzaamheden te vergoeden.
2.3.
[verzoekster] is het hier niet mee eens en heeft de kwestie ter beoordeling in een deelgeschilprocedure voorgelegd.

3.Het deelgeschil

3.1.
[verzoekster] verzoekt bij beschikking:
ASR te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten ad € 3.331,50 minus het reeds door ASR betaalde bedrag, te vermeerderen met btw, althans een in goede justitie te bepalen bedrag,
de kosten voor het deelgeschil te begroten op € 833,00 te vermeerderen met btw en ASR te veroordelen tot betaling daarvan, althans een in goede justitie te bepalen bedrag,
ASR te veroordelen in de betaalde griffierechten,
de bedragen onder 1-3 te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening,
te bepalen dat ASR de onder 1-3 genoemde bedragen rechtstreeks dient over te maken naar de kantoorrekening van [onderneming] .
3.2.
ASR voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken van [verzoekster] .

4.De beoordeling

4.1.
[verzoekster] heeft haar verzoeken gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade, zoals opgenomen in de artikelen 1019w tot en met 1019cc Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De deelgeschilprocedure kan worden gevoerd over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen partijen rechtens geldt ter zake van aansprakelijkheid voor schade door letsel in gevallen dat de beëindiging van dat geschil kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De verzoeken van [verzoekster] lenen zich naar hun aard voor behandeling in deelgeschil. Het dispuut over de buitengerechtelijke kosten staat een vaststellingsovereenkomst in de weg en de rechtbank zal daarom hieronder overgaan tot een inhoudelijke beoordeling.
Het uurtarief
4.2.
Ter onderbouwing van haar verzoeken heeft [verzoekster] gesteld dat het uurtarief van [A] gelet op zijn opleidingsverleden (MBO Zakelijk Juridisch Dienstverlening en HBO Recht) en werkervaring (hij werkt sinds 2018 als schadebehandelaar bij [onderneming] ) redelijk is. Bovendien heeft ASR in andere, vergelijkbare dossiers van [onderneming] zonder protest de buitengerechtelijke kosten vergoed tegen een uurtarief van € 185,-.
4.3.
ASR betwist dat € 185,- een redelijke uurtarief is voor de werkzaamheden van [A] . [A] is geen advocaat of NIVRE-specialist en heeft geen opleiding genoten op het gebied van personenschade. Daarnaast heeft [onderneming] geen expertise op het gebied van letselschade, is het kantoor niet aangesloten bij een (beroeps)vereniging en/of keurmerk en is er hierdoor geen enkele vorm van toezicht, educatie en kwaliteitswaarborg. Daarnaast beschikt [onderneming] niet over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering en staat het kantoor geregistreerd in het Extern Verwijzingsregister (EVR) vanwege een fraudeveroordeling van één van haar medewerkers van februari dit jaar. Verder voert ASR aan dat de uitgevoerde buitengerechtelijke werkzaamheden niet specialistisch waren en dat bij een gebrek aan aantoonbare deskundigheid van [A] een uurtarief van € 80,- redelijk is, waarbij ASR een vergelijking maakt met zzp’ers die werkzaamheden verrichten als (personen)schadebehandelaar voor een tarief van € 50,- tot € 75,- per uur.
4.4.
Over het uurtarief oordeelt de kantonrechter als volgt. Onweersproken kan vastgesteld worden dat [A] geen opleiding heeft op het gebied van personenschade. Van de MBO opleiding Zakelijk Juridische Dienstverlening en de HBO opleiding Recht heeft [A] geen diploma’s overgelegd. [A] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij intern is opgeleid door de heer [C] . De heer [C] beschikt evenmin over aantoonbare en erkende expertise op het gebied van personenschade. [onderneming] is als kantoor niet aangesloten bij een (beroeps)vereniging of keurmerk op het gebied van personenschade en er is hierdoor geen sprake van toezicht of kwaliteitswaarborgen. Verder heeft [A] toegelicht dat hij zijn kennis van het personenschaderecht van internet en uit jurisprudentie haalt. Cursussen op het gebied van personenschade volgt hij niet.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan [A] daarom niet worden aangemerkt als personenschadespecialist en de kantonrechter acht de door [A] verrichtte werkzaamheden bovendien niet specialistisch van aard. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat de tarieven van vergelijkbare administratieve dienstverleners, zoals bijvoorbeeld een boekhouder, tussen € 60,- en € 80,- per uur liggen en voor zzp’ers die werkzaamheden verrichten als (personen)schadebehandelaar wordt een tarief van € 50,- tot € 75,- per uur gehanteerd. De kantonrechter ziet niet in waarom de door [A] en namens [onderneming] uitgevoerde inhoudelijke werkzaamheden een hoger uurtarief dan € 80,- rechtvaardigen. Hetzelfde geldt voor de administratieve werkzaamheden. Hiervoor wordt een uurtarief van € 50,- redelijk geacht.
4.5.
ASR heeft weliswaar niet direct en niet in alle dossiers van [onderneming] bezwaar gemaakt tegen het uurtarief van € 185,-, maar dat wil niet zeggen dat ASR daarmee haar recht zou hebben verspeeld hier bezwaar tegen te maken. Uit de overgelegde jurisprudentie en literatuur blijkt dat er steeds meer aandacht is voor ongereguleerde belangenbehartigers en dat dit doorwerkt in het beleid dat verzekeraars hanteren. Zoals ter zitting is toegelicht, is ASR zich pas in de loop der tijd bewust geworden van het gebrek aan achtergrond en opleiding van de medewerkers van [onderneming] op het gebied van personenschade. Daarnaast heeft een recente EVR-registratie van [onderneming] wegens geconstateerde fraude bijgedragen aan deze bewustwording.
De genoteerde tijd voor de werkzaamheden
4.6.
[A] verwijst naar zijn urenspecificatie voor de verdere onderbouwing van de vordering van [verzoekster] . Daarnaast heeft [A] verklaard dat bepaalde werkzaamheden in verschillende dossiers terugkomen omdat deze inherent zijn aan schadeafhandeling. Onder verwijzing naar de GBL en rechtspraak heeft [A] tijdens de mondelinge behandeling nog aanvullend naar voren gebracht dat de tijd die gepaard gaat met het opstellen van een nota declarabele tijd is.
4.7.
ASR heeft in randnummer 24 van haar verweerschrift betwist dat 2,6 uur van de 15,9 in rekening gebrachte uren de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 van het Burgerlijke Wetboek kan doorstaan. Er is volgens ASR sprake van een dubbele intake en een te ruime tijdsbesteding in verhouding met de verrichte werkzaamheden. ASR stelt het aantal redelijke uren vast op 13,3 hetgeen gelijk staat aan een totale vergoeding van € 1.225,73 incl. BTW aan buitengerechtelijke kosten voor de verrichtte werkzaamheden. ASR heeft reeds € 1.350,- incl. BTW aan [onderneming] betaald en acht de buitengerechtelijke kosten volledig vergoed.
4.8.
Ten aanzien van de genoteerde tijd voor de werkzaamheden oordeelt de kantonrechter als volgt. Bij het begroten van de buitengerechtelijke kosten dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. De door ASR betwiste uren kunnen niet volledig beoordeeld worden omdat niet alle onderliggende documentatie is overgelegd. De kantonrechter is het met ASR eens voor zover zij stelt dat de tijd die gepaard gaat met het opstellen van een gespecificeerde nota valt onder ondernemersactiviteiten en daarmee niet declarabel is. De verklaring van [A] dat de overeenkomst in werkwijze en genoteerde tijd tussen verschillende dossiers van [onderneming] te vinden is in het feit dat de cliënten van [A] vergelijkbare letsels hebben en hiervoor grotendeels dezelfde werkzaamheden verricht moeten worden, kan de kantonrechter deels volgen. Alles in aanmerking genomen houdt de kantonrechter het ervoor dat - gelet op de complexiteit en looptijd van het dossier, en de aard en omvang van de werkzaamheden - een totale tijdsbesteding in dit dossier van de door ASR aangehouden 13,3 uur redelijk is. Hiervan ziet 1,7 uur op administratieve werkzaamheden en 11,6 uur op inhoudelijke werkzaamheden. Dit komt neer op een totaalbedrag van (1,7 uur x € 50,- + 11,6 uur x € 80,-) € 1.013,- excl. BTW en € 1.225,73 incl. BTW. ASR heeft reeds een bedrag van € 1.350,- incl. BTW aan buitengerechtelijke kosten aan [onderneming] vergoed, zodat deze ruimschoots zijn voldaan.
De kosten
4.9.
Ook bij het begroten van de kosten van deze deelgeschilprocedure dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. In haar verzoekschrift heeft [verzoekster] een begroting overgelegd welke sluit op 4,9 uur. Met de door [A] gehanteerde uurtarieven komt dit neer op een bedrag van € 833,- excl. BTW (te vermeerderen met het griffierecht) voor de kosten van deze deelgeschilprocedure.
4.10.
ASR voert aan dat de kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen nu de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig en onterecht is gestart. Subsidiair verzoekt ASR om matiging van de kosten, omdat het verzoekschrift qua inhoud grotendeels gelijkluidend is aan de twee tegelijkertijd ingediende verzoekschriften bij onderhavige rechtbank waarin nagenoeg hetzelfde aantal uren begroot is.
4.11.
De kantonrechter acht deze deelgeschilprocedure niet volstrekt onnodig en acht een oordeel gewenst over deze kwestie met het oog op de andere lopende dossiers met [onderneming] en ASR. Bij de complexiteit en omvang van dit dossier en met de ervaring van [A] komt een tijdsbesteding van 4,9 uur niet bovenmatig voor. De kantonrechter zal wel het door [A] gehanteerde uurtarief matigen om de onder 4.4. genoemde redenen. De kantonrechter begroot de kosten van dit deelgeschil op (4,2 uur x € 80,- + 0,7 uur x € 50,-) € 371,- excl. BTW, vermeerderd met € 244,- aan griffierecht en veroordeelt ASR tot betaling.
Wettelijke rente
4.12.
De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
begroot de kosten van dit deelgeschil op € 371,- excl. BTW, vermeerderd met € 244,- aan griffierecht en veroordeelt ASR tot betaling, vermeerderd met de wettelijke rente,
5.2.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Wilken en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.