4.2Het oordeel van de rechtbank
Uit het
proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer ]van 4 januari 2023 volgt:
‘Ik verblijf aan de [adres] in [woonplaats] , dit is een opvang van het
[instelling] in [woonplaats] . Vanavond op 04-01-2023 zat ik in de woonkamer van de opvang (…) Op een gegeven moment riep [A] ineens: "He hij gooit heet water" Ik keek half achterom en zag een jongen achter mij staan met een waterkoker en voelde op hetzelfde moment heet water over mij heen komen. Ik voelde meteen dat het heel erg brandde op mijn lichaam gevolgd door hele erge pijnscheuten. Ik voelde dit op mijn achterhoofd, mijn rechter oor, in mijn nek en op mijn rug.’
Uit de
Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Flevolandvan 16 januari 2023 volgt:
Betrokkene zou overgoten zijn met kokend water op 4-1-2023 op de locatie van het [instelling] , waar betrokkene verblijft. Op genoemde datum presenteerde hij zich met zichtbare brandwonden op de SEH van het Flevoziekenhuis in Almere.
(…)
Op behaarde hoofdhuid eerste/tweedegraads (oppervlakkige) verbranding, achter rechter oor oppervlakkig tweedegraadsverbranding, op de rechter schouder oppervlakkig tweede graads verbranding.
Uit het
aanvullend proces-verbaalvan 6 april 2023 volgt:
‘Meneer heeft weken tot bijna maanden slapeloze nachten gehad vanwege de pijn.
Door de lichamelijke klachten kon meneer niet goed slapen en presteerde over dag niet goed. Meneer heeft niet kunnen douchen.
Durfde niet in contact te komen met medebewoners.
Meneer die is geestelijk niet meer hetzelfde. Krijgt het gevoel altijd alert te willen zijn. Hij maakt hierdoor minder goed contact.
Hij draait zich altijd om zodra er iemand achter hem staat. Meneer blijft tot de rest
van zijn leven last hebben van dit incident. Hij kan namelijk niet meer zonder T-shirt in de zon zitten. Een klein beetje zonlicht zorgt al voor brandwonden op zijn bovenrug. Verder heeft meneer heel veel angst moeten ervaren.’
Uit het
proces-verbaal van bevindingen betreffende camerabeeldenvan 5 januari 2023 volgt:
‘
De verdachte loopt in de richting van het slachtoffer en de andere bewoners aan de tafel. De verdachte tilt de waterkoker omhoog. De verdachte giet de vloeistof in de waterkoker over het slachtoffer. Je ziet het stoom van de vloeistof afkomen. Het slachtoffer reageert bijna direct op de vloeistof die hem raakt. (...) De verbalisanten maken direct contact met hem en pogen hem de andere kant op te bewegen. De verdachte stribbelt tegen. De verbalisanten proberen de verdachte over de bank onder controle te werken maar lijkt op beeld niet mee te werken. Vier verbalisanten proberen hem onder controle te krijgen. De verbalisanten proberen nog steeds controle te krijgen over de verdachte maar deze blijft zich verzetten. De verbalisanten zijn met z'n vieren druk bezig met het verzet dat de verdachte levert. (...) De verdachte blijft zich de gehele tijd verzetten. (...) Kort daarop helpen de verbalisanten de verdachte overeind en helpen zij hem met enig verzet het camera beeld uit.’
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 4 januari 2023 volgt:
‘
Op woensdag 4 januari 2023 waren wij, [brigadier] en [hoofdagent 1] , met toezicht belast. Wij waren in uniform gekleed en reden in een opvallend dienstvoertuig. Omstreeks 20.05 uur die dag kregen wij de opdracht te gaan naar het [instelling] aan de [adres] te [woonplaats] . (…)
Ik, [brigadier] , werd toen aangesproken door een man. Deze man stelde zich voor als
groepsleider. De identiteit van deze man is mij onbekend gebleven. Ik vroeg de man
wat er gebeurt was. Ik zag dat de groepsleider naar een man wees die op een bank zat. Ik hoorde de groepsleider toen, kort samengevat, het volgende verklaren; "Hij heeft kokend water over een bewoner gegooid. Deze bewoner is een half uur terug opgehaald door een ambulance en vervoerd naar het ziekenhuis.
(…)
Om 20:18 uur hield ik, [brigadier] , [verdachte] aan als verdachte van zware mishandeling. Ik zag dat [verdachte] opstond en van mij weg liep. Ik hoorde [verdachte] zeggen "ik moet mijn spullen hebben".
Ik, [hoofdagent 1] , zag dat [verdachte] van [brigadier] wegliep. Omdat ik wilde voorkomen dat [verdachte] zich zou onttrekken aan zijn aanhouding pakte ik de linker arm van [verdachte] vast. Ik voelde dat [verdachte] zich met kracht los trok.
Wij, [brigadier] en [hoofdagent 1] , hebben ieder een arm van [verdachte] vastgepakt. Wij probeerde [verdachte] te bewegen richting de eerdergenoemde bank. Wij voelde dat [verdachte] zijn armen los probeerde te trekken en van ons weg probeerde te lopen. Wij probeerden toen de armen van [verdachte] te overstrekken. Wij voelden dat [verdachte] zijn armen probeerde te bewegen in de andere richting dan dat wij deze probeerde te bewegen. Ik, [brigadier] , zei tegen [verdachte] dat hij moest meewerken omdat wij anders geweld moesten gebruiken.
Wij, verbalisanten, zijn toen in worsteling geraakt met [verdachte] . Ik, [brigadier] , voelde dat [verdachte] zich continu probeerde los te trekken. Ik voelde
dat [verdachte] van ons weg probeerde te lopen. Om [verdachte] onder controle te krijgen heb ik toen een arm om de nek van [verdachte] geslagen. Ik probeerde [verdachte] naar de grond te bewegen. Ik voelde dat [verdachte] zich hier stevig tegen verzette en continu rechtop probeerde te staan.
Ik, [hoofdagent 1] , heb de rechter arm van [verdachte] overtrekt. Ik voelde dat hij continu, met veel kracht, zijn arm probeerde te bewegen in de andere richting dan dat ik deze bewoog. Ik had veel moeite om de arm van [verdachte] onder controle te houden. Wij, verbalisanten, zijn uiteindelijk met [verdachte] op een tafel beland. Hierhebben wij [verdachte] afgeboeid. Ik, [brigadier] , heb [verdachte] een vuistslag in de maagstreek gegeven. Doel hiervan was om hem te bewegen zijn verzet te staken. Ik, [brigadier] , heb toen met verbalisant Kaper [verdachte] naar buiten vervoerd.
Wij lieten [verdachte] achteruit lopen terwijl wij zijn bovenlichaam naar beneden drukte. Ik, [brigadier] , voelde dat [verdachte] vooruit bleef drukken terwijl hem achteruit probeerde te bewegen. Ik hoorde [verdachte] toen zeggen: "Ik moet mijn spullen hebben, maak de boeien los dan gaan we vechten, ik maak je dood." Ik voelde dat [verdachte] met kracht vooruit bleef duwen. Doordat [verdachte] vooruit bleef duwen en probeerde op te staan, heb ik toen een opwaardse beweging met mijn knie gemaakt richting de buik van [verdachte] . Ik weet niet zeker of ik [verdachte] hierbij geraakt heb.
Wij hebben [verdachte] toen met veel moeite op de achterbank van het dienstvoertuig van de eenheid [eenheid] geplaatst. Ik, [hoofdagent 1] , heb plaatsgenomen op de bijrijdersstoel van het dienstvoertuig. Ik hoorde dat [verdachte] bleef roepen dat hij zijn spullen moest hebben. Ik zag dat hij continu probeerde op te staan van zijn zitplaats. Om [verdachte] op zijn plaats te houden heb ik toen met kracht, met een hand, het hoofd van [verdachte] naar beneden geduwd.’
Uit het
proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [brigadier] , brigadier, van 6 januari 2023 volgt:
‘Ik, verbalisant, denk dat de verdachte [verdachte] in staat is om de bedreiging richting mij uit te voeren. Ik denk dit door de rust en kalmte waarop de verdachte [verdachte] dit tegen mij zei. Ook het feit dat hij was aangehouden ter zake zware mishandeling door kokend water over het hoofd van een medebewoner te gooien, geven mij het vermoeden dat hij in staat is om zijn bedreiging richting mij uit te voeren.’
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
feit 1
Verdachte heeft water dat vlak daarvoor gekookt had rechtstreeks vanuit de waterkoker over het slachtoffer heen gegoten. Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt dat de stoom van het water af kwam toen verdachte het kokendhete water over het slachtoffer heen goot. Het slachtoffer heeft als gevolg hiervan tweedegraads brandwonden opgelopen aan zijn hoofdhuid, rechter oor en rechter schouder.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het handelen van verdachte kan worden aangemerkt als een poging tot doodslag. Hiervoor is vereist dat verdachte het opzet heeft gehad op het doden van het slachtoffer. De rechtbank stelt vast dat er geen bewijs in het dossier is opgenomen waaruit kan worden afgeleid dat verdachte vol opzet heeft gehad op het doden van het slachtoffer. Ook voor voorwaardelijke opzet, waarbij verdachte de aanmerkelijke kans op het doden van het slachtoffer welbewust zou hebben aanvaard, zijn geen aanwijzingen in het dossier. De rechtbank overweegt voorts dat uit algemene ervaringsregels volgt dat tweedegraads brandwonden met een (relatief) beperkte oppervlakte in principe niet tot de dood zullen leiden. De rechtbank is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag. Verdachte zal worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte wel (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het ernstig verwonden van het slachtoffer. Verdachte heeft kokendheet water rechtstreeks vanuit de waterkoker over het slachtoffer heen gegoten. Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt dat de stoom van het water af kwam toen verdachte het water over het slachtoffer heen goot. Het slachtoffer voelde meteen dat het heel erg brandde op zijn lichaam, gevolgd door hele erge pijnscheuten. Hij voelde dit op zijn achterhoofd, rechter oor, in zijn nek en op zijn rug
.Het is een feit van algemene bekendheid dat kokendheet water voor ernstige verwondingen kan zorgen. Verdachte heeft de aanmerkelijke kans hierop bewust aanvaard. Het slachtoffer heeft als gevolg van het handelen van verdachte tweedegraads brandwonden opgelopen aan zijn hoofdhuid, rechter oor en rechter schouder.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van het slachtoffer kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht wordt onder meer begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat en voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden. Uit het overzichtsarrest van de Hoge Raad over zwaar lichamelijk letsel volgt dat ook buiten deze gevallen lichamelijk letsel als zwaar kan worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, kunnen als algemene gezichtspunten worden aangemerkt: de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel. In de beoordeling kan voorts worden betrokken of restschade aanwezig is, in het bijzonder in de vorm van één of meerdere littekens. Daarbij kunnen van belang zijn het uiterlijk en de ernst van het litteken en daarmee samenhangend de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert, en eventueel of in verband met dat litteken - langdurige - pijnklachten (hebben) bestaan.Ten aanzien van het uiterlijk en de ernst van het litteken heeft het Gerechtshof Den Haag in zijn arrest van 18 november 2020overwogen dat littekens op de rug in de regel bedekt zullen zijn door kleding, maar dit niet af doet aan de ernst van het letsel.
In de onderhavige strafzaak moest het slachtoffer, nadat hij door verdachte was overgoten met kokendheet water, worden overgebracht naar het ziekhuis voor behandeling van zijn brandwonden. Het slachtoffer heeft weken tot maanden pijn ondervonden aan zijn verwondingen en zal hier de rest van zijn leven een groot litteken op zijn rechter schouder aan overhouden. Gelet op het voorgaande kwalificeert de rechtbank letsel van het slachtoffer als zwaar lichamelijk letsel.
feit 2 en 3
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich hevig heeft verzet bij zijn aanhouding. Verdachte bewoog telkens in tegengestelde richting, waardoor er uiteindelijk vier verbalisanten aan te pas moesten komen om verdachte in bedwang te krijgen en af te kunnen voeren naar het politiebureau. Bij zijn aanhouding heeft verdachte tevens verbalisant [brigadier] bedreigd met de dood. Verbalisant [brigadier] achtte verdachte in staat zijn bedreiging daadwerkelijk uit te voeren, gelet op het gegeven dat verdachte vlak voor zijn aanhouding het slachtoffer had overgoten met kokendheet water.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van een ambtenaar in functie, en aan wederspannigheid.