ECLI:NL:RBMNE:2023:5057

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
UTR 23/3871
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet

Op 19 september 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, een huurder en zijn partner, een voorlopige voorziening vroegen tegen de sluiting van hun woning door de burgemeester van Utrecht. De burgemeester had op 15 augustus 2023 besloten om de woning voor drie maanden te sluiten, nadat op 4 april 2023 tijdens een politie-inval een aanzienlijke hoeveelheid drugs en contant geld was aangetroffen. Verzoekers voerden aan dat de sluiting onterecht was, omdat verzoekster hoogzwanger was en geen alternatieve woonruimte kon vinden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat er sprake was van een ernstige situatie die een sluiting rechtvaardigde. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat het bezwaar van verzoekers geen redelijke kans van slagen had. De sluiting van de woning werd als evenwichtig beschouwd, gezien de omstandigheden en de ernst van de overtredingen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de burgemeester voldoende had onderbouwd waarom een minder ingrijpend middel niet mogelijk was en dat de belangen van de openbare orde zwaarder wogen dan die van verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3871

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 september 2023 in de zaak tussen

[verzoeker]uit [woonplaats] , verzoeker,
[verzoekster], uit [woonplaats] , verzoekster,
samen: verzoekers
(gemachtigde: mr. B. Çiçek),
en

de burgemeester van Utrecht

(gemachtigde: mr. A. Hoogendoorn).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Woonin uit Utrecht (Woonin)
(gemachtigde: L. Tutas).

Inleiding

Verzoeker huurt sinds 2013 de woning aan [adres 1] (de woning) in [woonplaats] . Hij huurt de woning van Woonin.
Op 4 april 2023 heeft politie de woning doorzicht en daarbij – onder andere – een grote hoeveelheid drugs, contant geld, een weegschaaltje, meerdere telefoons en een geldtelmachine aangetroffen.
Verzoekster heeft zich op 5 mei 2023 in de BRP [1] ingeschreven op het adres van verzoeker.
Met het bestreden besluit van 15 augustus 2023 heeft de burgemeester besloten om de woning drie maanden te sluiten met ingang van 28 augustus 2023. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorziening te treffen.
Bij brief van 24 augustus 2023 heeft de burgemeester, onder voorwaarden, ingestemd met opschorting van het bestreden besluit tot één week na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigde van de burgemeester en de gemachtigde van Woonin.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoekers, of de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot het sluiten van de woning voor de duur van drie maanden.
Spoedeisend belang
3. Verzoekers hebben aangevoerd dat zij een relatie hebben en dat verzoekster hoogzwanger is en in de week van 11 september 2023 zal bevallen. Het gaat voor verzoekers in deze zaak enkel om het belang van verzoekster, aangezien het op dit moment onduidelijk is wanneer verzoeker weer uit detentie zal vrijkomen. Verzoekster heeft geprobeerd vervangende woonruimte te vinden, maar dat is nog niet gelukt. Verzoekster zal volgens haar bij een ontruiming van de woning met een kleine baby op straat komen te staan. Gelet op deze omstandigheden neemt de voorzieningenrechter spoedeisend belang aan.
Aanleiding sluiting
4. Het bestreden besluit is gebaseerd op de doorzoeking van de woning op 4 april 2023. Deze doorzoeking heeft plaatsgevonden in verband met een lopend onderzoek van de politie. Daarvan heeft de politie op 6 juli 2023 een bestuurlijke rapportage opgesteld en aan de burgemeester gezonden. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat de politie 539,78 gram cocaïne in de keuken en 89,4 cocaïne en 9,35 gram heroïne in de berging heeft aangetroffen. Verder heeft de politie in totaal € 17.391,38 aan contant geld aangetroffen, een geldtelmachine en verpakkingsmateriaal voor inpakken van geld en cocaïne aangetroffen. Tot slot heeft de politie meerdere telefoons, poststukken, simkaarten, pepperspray en een survivalmes aangetroffen.
Bestreden besluit
5. De burgemeester heeft met het bestreden besluit besloten om de woning te sluiten voor de duur van drie maanden. Volgens de burgemeester is er sprake van een ernstige situatie gelet op de hoeveelheid aangetroffen harddrugs en attributen. Deze omstandigheden wijzen erop dat de woning in grote mate betrokken is geweest bij drugshandel. Dit levert een gevaar of risico op voor het woon- en leefklimaat in de omgeving. De indicatoren a, b, c, d en f die worden genoemd in de Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet gemeente Utrecht (Beleidsregel) zijn van toepassing, zodat zonder meer sprake is van een ernstige situatie. Gelet op het tijdsverloop heeft de burgemeester besloten om de woning voor drie maanden te sluiten in plaats van een periode van zes maanden die volgens de Beleidsregel eigenlijk geldt voor ernstige situaties. Dat er sinds de inval geen meldingen zijn geweest over de woning maakt het niet anders. De burgemeester wil de omwonenden laten zien dat bij misstanden door de overheid wordt opgetreden. Ook overweegt de burgemeester dat hij ervan uit gaat dat verzoekster wist dat verzoeker zich bezighield met de drugshandel, dan wel dat zij dat had kunnen weten. Het is volgens de burgemeester ook geen toeval dat verzoekster zich ná de inval heeft ingeschreven in de woning. De burgemeester vertrouwt erop dat verzoekster in veiligheid elders kan verblijven. Vanuit de gemeente kan worden bemiddeld bij het vinden van een woning. Verzoekster kan volgens de burgemeester terecht bij verschillende instanties, zoals het Leger des Heils.
Voorbereiding van het besluit
6. Verzoekers zijn van mening dat de burgemeester onzorgvuldig heeft gehandeld. Op 10 augustus 2023 heeft de burgemeester vragen gesteld aan verzoekers. Voordat verzoekers die vragen hadden beantwoord nam de burgemeester echter al een besluit. Uiteindelijk is vervolgens pas op 21 augustus 2023 bevestigd dat het besluit in stand zou blijven. Daarom zijn verzoekers later in bezwaar gegaan. Ook is de begunstigingstermijn is onredelijk kort. Pas op 21 augustus 2023 is duidelijk geworden dat het besluit in stand zou blijven, en de sluiting ging een week later in. In die korte tijdspanne kan er geen alternatieve woning worden gevonden en/of spullen worden verhuisd.
7. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat de burgemeester bij de voorbereiding van het bestreden besluit had kunnen wachten tot verzoekers de vragen van 10 augustus 2023 beantwoord hadden. Daarbij is van belang dat de burgemeester geen termijn had gegeven voor de beantwoording van de vragen. Deze onzorgvuldigheid kan de burgemeester echter herstellen in een te nemen beslissing op bezwaar en maakt niet dat het bezwaar redelijke kans van slagen heeft. Verzoekers hebben wellicht eerder een bezwaar willen indienen, maar zijn daar nu niet te laat mee geweest. Verder heeft de burgemeester, anders dan verzoekers stellen, een begunstigingstermijn van twee weken toegepast conform het uitgangspunt in de Beleidsregel. Hierin ziet de voorzieningenrechter geen reden om het besluit onzorgvuldig te vinden.
Bevoegdheid
8. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet kan de burgemeester een last onder bestuursdwang opleggen indien in woningen een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. De burgemeester heeft de bevoegdheid uitgewerkt in de Beleidsregel. Tussen partijen is niet in geschil dat de burgemeester bevoegd is om over te gaan tot sluiting van de woning gelet op de aangetroffen hoeveelheid drugs en andere attributen. De bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten staat daarom vast.
Is de sluiting van de woning noodzakelijk?
9. Als de burgemeester bevoegd is om een woning te sluiten, is de volgende vraag of sprake is van de noodzaak om een woning te sluiten. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 2 februari 2022 [2] volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had en moeten volstaan omdat het doel daarmee ook bereikt kon worden. De noodzaak om een woning te sluiten is groter als er een handelshoeveelheid harddrugs aanwezig is, sprake is van een recidivesituatie of als de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd.
10. Verzoekers voeren aan dat er kan worden volstaan met een waarschuwing. Verzoeker zit vast sinds de inval in de woning. Er is geen loop naar de woning, er is geen sprake van overlast of van verstoring van de openbare orde. Verzoekers wijzen naar de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022. [3] Er was volgens verzoekers geen enkel signaal dat de woning bekend staat als drugspand en er is ook geen sprake van drugshandel.
11. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat de burgemeester de sluiting van de woning noodzakelijk heeft kunnen vinden en een waarschuwing onvoldoende kunnen vinden. De burgemeester heeft kunnen stellen dat sprake is van een ernstig geval, gelet op hetgeen is aangetroffen bij de controle van de politie op 4 april 2023. Daarvoor heeft de burgemeester van belang kunnen vinden dat er verschillende soorten drugs aanwezig waren in de woning en dat er veel contant geld aanwezig was. Ook heeft de burgemeester erbij kunnen betrekken dat verzoeker verschillende, druggerelateerde, antecedenten op zijn naam heeft staan én dat aan verzoeker met een besluit van 4 februari 2022 een last onder dwangsom wegens handel van drugs op straat is opgelegd. De burgemeester heeft gelet op deze omstandigheden aannemelijk kunnen vinden dat sprake was van handel in drugs vanuit de woning. Daarnaast heeft de burgemeester aangegeven dat de woning in de kwetsbare wijk [wijk] is gevestigd. Het is volgens de burgemeester een wijk waar het nodige gaande is als het gaat over criminaliteit. Aangezien de woning is gelegen in [wijk] , heeft de burgemeester de aanwezigheid van drugs, contant geld en attributen een risico kunnen vinden voor de omgeving. De burgemeester noemt in het bestreden besluit dat het aannemelijk is dat een loop is ontstaan naar de woning en dat de woning bekendheid als drugspand heeft gekregen. Dat er een
loopzou zijn naar de woning blijkt echter niet uit de stukken en heeft de burgemeester niet nader onderbouwd. Dit maakt echter niet dat er geen noodzaak is om de woning te sluiten.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
12. Als de burgemeester de sluiting van de woning noodzakelijk heeft kunnen vinden, moet hij zich ervan vergewissen of de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. Daarbij zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden.
13. Verzoekers voeren in dit verband aan dat sprake is van een lang tijdsverloop tussen het moment van doorzoeking en het moment van de (voorgenomen) sluiting, waar rekening mee moet worden gehouden. Verzoekers verwijzen naar een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 24 oktober 2019. [4] Verder heeft de burgemeester pas na de zienswijze geïnformeerd of er vervangende woonruimte beschikbaar is voor verzoekster. Verzoekers verwijzen naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 december 2020, [5] waarin is geoordeeld dat onvoldoende is nagevraagd of er vervangende woonruimte beschikbaar was.
14. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat de sluiting van de woning voor drie maanden in dit geval evenwichtig is. De burgemeester heeft de sluiting van de woning noodzakelijk kunnen vinden (zie overweging 11). Gelet op het tijdsverloop heeft de burgemeester besloten om in plaats van zes maanden, de woning voor de duur van drie maanden te sluiten. De burgemeester heeft dus al rekening gehouden met het tijdsverloop. De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester niet nog meer rekening had hoeven te houden met het tijdsverloop. In de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland waar verzoekers naar verwijzen was sprake van een langer tijdsverloop, waardoor de noodzaak van de sluiting onvoldoende was gemotiveerd. Die zaak is daardoor niet te vergelijken met onderhavige zaak. Verder heeft de burgemeester van belang kunnen vinden dat het volledig aan verzoeker te verwijten valt dat er drugs, geld en andere attributen in de woning zijn aangetroffen. Verzoeker zit vast in de gevangenis en zal daar voorlopig ook blijven. De belangen van verzoeker zijn bij het beoordelen van de evenwichtigheid van de sluiting van de woning daarom zeer gering. Overigens zien de belangen die zijn aangevoerd alleen op verzoekster, en niet op verzoeker.
15. Ten aanzien van verzoekster heeft de burgemeester kunnen stellen dat het niet aannemelijk is dat verzoekster helemaal niet op de hoogte was waar verzoeker mee bezig was. In dat verband merkt de burgemeester terecht op dat verzoekster ten minste vraagtekens had kunnen zetten bij de inkomsten van verzoeker, terwijl hij zou leven van een uitkering. De burgemeester mocht het ook niet aannemelijk vinden dat verzoekster – als partner – niets zou hebben geweten van de in februari 2023 aan verzoeker vanwege dealen op straat opgelegde last onder dwangsom. Ook is van belang dat in de gehele woning zaken aangetroffen zijn die te maken hebben met drugshandel. Verzoekster wist, of had in elk geval vóór het moment van inschrijving in de BRP op het adres van verzoeker, kunnen weten van het handelen van verzoeker. De burgemeester heeft verder kunnen concluderen dat het daarmee voor verzoeksters risico komt dat de woning bij sluiting zou moeten verlaten. Verzoekster heeft zich pas na de doorzoeking en de aanhouding van verzoeker ingeschreven in de BRP, en niet is gebleken dat verzoekster daarvoor navraag heeft gedaan over mogelijke gevolgen van de doorzoeking van de woning terwijl verzoekster had kunnen weten dat sluitingen van woningen bij dit soort overtredingen plaatsvinden in [woonplaats] .
16. De burgemeester heeft door het moment van inschrijving in de BRP door verzoekster (5 mei 2023) vraagtekens geplaatst bij de feitelijke woonsituatie van verzoekster. Volgens de burgemeester zou de inschrijving louter bedoeld kunnen zijn geweest om sluiting van de woning te bemoeilijken. De burgemeester heeft dit in het verweerschrift nader toegelicht en zich daarin op het standpunt gesteld dat verzoekster waarschijnlijk elders onderdak heeft. Daarover heeft de politie nader onderzoek gedaan. Uit de bestuurlijke rapportage van 18 augustus 2023 blijkt onder andere dat verzoekster in maart zelf heeft verklaard woonachtig te zijn aan de [adres 2] in [woonplaats] . Op 19 mei 2023 heeft verzoekster verklaard dat zij woonde aan de [adres 1] . Kort daarna, op 23 mei 2023, heeft verzoekster echter verklaard dat zij in december 2022 is verhuisd naar de [adres 2] en dat dát haar thuis is. Zij heeft de politie toen verteld dat zij op 19 mei 2023 naar de woning was geweest om deze schoon te maken. Verder heeft de politie op 18 augustus 2023 geconstateerd dat de auto van verzoekster geparkeerd stond bij de [adres 2] in [woonplaats] . De toezichthouders van de burgemeester hebben op 17 augustus 2023 rond 14.00 uur en 21.00 uur niemand aangetroffen bij de woning. De buren hebben op 17 augustus 2023 rond 21.00 uur verklaard dat zij al een tijdje niemand hebben gezien bij de woning. Volgens de burgemeester heeft verzoekster tegenover de gemeente verklaard dat zij niet op de [adres 1] wilde verblijven vanwege bedreigingen aldaar door de ex van verzoeker, terwijl zij aan gemeentelijke hulpverleners zou hebben verklaard dat zij of bij haar ouders in [plaats] verbleef, of aan de [adres 2] . Verder heeft verzoekster zich niet aangemeld als medehuurder of als ‘inwonend’ bij Woonin. Ter zitting heeft Woonin toegelicht dat zij van verzoeksters verblijf in de woning niet op de hoogte was, anders dan als gevolg van deze procedure. Verzoekster heeft tijdens de zitting de twijfel over haar feitelijke woonsituatie niet kunnen wegnemen omdat zij haar stellingen dat zij wél in de woning verblijft én elders niet terecht kan niet nader heeft onderbouwd, terwijl dat in deze situatie naar het oordeel van de voorzieningenrechter wel op haar weg lag. De voorzieningenrechter is gelet op het bovenstaande voorlopig van oordeel dat de burgmeester vraagtekens heeft kunnen zetten bij de vraag of verzoekster wel woonachtig is in de woning. Hoewel de feitelijke woonsituatie in de bezwaarfase nader onderbouwd kan worden door verzoekster, is gelet op het voorgaande het belang van verzoekster minder zwaarwegend dan de belangen van de burgemeester bij sluiting van de woning.
16. Omdat de feitelijke woonsituatie van verzoekster naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende vast staat, beoordeelt hij ook hoe de belangenafweging zou uitvallen als er wél vanuit zou worden gegaan dat verzoekster verblijft in de woning. De voorzieningenrechter komt ook in dat geval niet tot de conclusie dat verzoeksters belangen op dit moment zwaarder dienen te wegen.
18. De voorzieningenrechter volgt niet het standpunt van verzoekers dat de burgemeester onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar mogelijke alternatieve verblijfsplaatsen en dat verzoekster met haar baby op straat komt te staan. In het bestreden besluit heeft de burgemeester hierover opgemerkt dat hij navraag heeft gedaan of verzoekster voldoende hulp heeft. Dat is het geval; verzoekster is bekend bij een groot aantal hulpverleningsinstanties en de burgemeester gaat er daarom vanuit dat er met behulp van deze instanties een alternatieve (nood)opvang geregeld kan worden. Indien dat niet het geval zou blijken te zijn, zal de burgemeester erop toezien dat verzoekster met haar pasgeboren kind niet op straat zal komen te staan. Zoals uit het voorgaande blijkt mocht de burgemeester twijfelen over de feitelijke woonsituatie van verzoekster. De stelling dat dat zij nergens terecht kan, is niet onderbouwd. Voor zover verzoekster daadwerkelijk niet terecht zou kunnen op de [adres 2] of op een van de andere verblijfsadressen waar zij naar eigen zeggen nu regelmatig logeert, heeft de gemachtigde van de burgemeester op zitting gewezen op de verschillende hulpverleningsorganisaties én gezegd dat de burgemeester garandeert dat een moeder met pasgeboren baby niet op straat belandt en dat zij desnoods tijdelijk in een hotel wordt ondergebracht. Dat tijdelijk onderdak in een hotel of bij noodopvang van één van de hulpverleningsorganisaties een verre van ideale setting is voor verzoekster staat vast, maar de voorzieningenrechter kan niet anders dan concluderen dat verzoekers zichzelf in die positie hebben gebracht, zodat aan die omstandigheid geen doorslaggevend gewicht toekomt.
Conclusie
19. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft. De burgemeester heeft alle omstandigheden van verzoekster betrokken in zijn besluitvorming en heeft die omstandigheden op een goede manier zijn gewogen. Verder heeft de burgemeester het belang van het doorbreken van bekendheid van het pand als drugspand en het belang van de buurt om het gevaar voor de openbare orde te beperken zwaarder mogen wegen dan de belangen van verzoekster. Ook heeft de burgemeester met het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom niet met een minder ingrijpend middel kan worden volstaan.
20. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de woning kan sluiten voor de duur van drie maanden. Gelet op de toezegging in voornoemde brief van 24 augustus 2023 van de burgemeester, kan de sluiting niet eerder ingaan dan één week na deze uitspraak. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 september 2023.
De griffier is verhinderdde uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.