ECLI:NL:RBMNE:2023:4682
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroepschriften wegens te late indiening in sociale zekerheidszaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van twee beroepschriften die door de gemachtigde van eiser te laat zijn ingediend. Eiser, die een WIA-uitkering ontvangt, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een IVA-uitkering door het Uwv. Daarnaast had hij ook bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering. De rechtbank moest beoordelen of de beroepschriften tijdig waren ingediend, wat volgens de wet binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet gebeuren. De rechtbank constateerde dat de beroepschriften op 7 oktober 2022 waren ontvangen, terwijl de uiterste indieningsdata respectievelijk 19 augustus 2022 en 26 augustus 2022 waren.
De gemachtigde van eiser voerde aan dat hij door gezondheidsproblemen, waaronder long-covid, niet in staat was om de beroepschriften tijdig in te dienen. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden van de gemachtigde onvoldoende reden vormden voor de termijnoverschrijding. De rechtbank benadrukte dat een gemachtigde, net als een advocaat, verantwoordelijk is voor de voortgang van de zaken van zijn cliënt en dat hij maatregelen had moeten treffen om ervoor te zorgen dat de beroepschriften op tijd werden ingediend. De rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en verklaarde de beroepen niet-ontvankelijk.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.