Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2023 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres
Procesverloop
het object) een beschikking gegeven waarbij de waarde van het object voor het jaar 2021 naar de waardepeildatum 1 januari 2020 is vastgesteld op € 410.000,- (
de beschikking). Ook heeft hij voor het object voor het jaar 2021 een aanslag in de van gebruikers geheven onroerendezaakbelasting van de gemeente [gemeente] opgelegd naar een heffingsmaatstaf die gelijk is aan de voor de woning vastgestelde waarde
(de aanslag).
Algemeen
Overwegingen
Beoordeling
marktwaarde) [1] . De rechtbank sluit zich aan bij dit gemeenschappelijke standpunt van partijen dat naar haar oordeel geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.
de marktwaarde).
- vier losse opsommingen van gegevens van het object en van drie vergelijkingsobjecten ( [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] );
- de opbouw van de waarde van het object;
- een vergelijking van de belangrijkste gegevens van het object en de drie al genoemde vergelijkingsobjecten
het Taxatieoverzicht).
huurreferenties) overgelegd. De belangrijkste gegevens zijn hieronder samengevat.
bhwkf-methode). De rechtbank sluit zich aan bij dit gemeenschappelijke standpunt van partijen dat naar haar oordeel geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.
bhw) van de onroerende zaak te vermenigvuldigen met de brutohuurwaardekapitalisatiefactor (de
bhwkf-factor).
indexeringgenoemd), niet voldoende is om de “geïndexeerde huurprijs” als uitgangspunt voor de bepaling van de bhw te nemen. Ontbreekt een voor de onroerende zaak tussen niet-gelieerde partijen overeengekomen huur, of is de huur voor de onroerende zaak te lang voor of na de waardepeildatum overeengekomen, dan kan de bhw van de onroerende zaak worden herleid uit huren die niet te lang voor of na de waardepeildatum zijn overeengekomen voor met de onroerende zaak vergelijkbare onroerende zaken (de
huurreferenties). Bij die herleiding dient rekening te worden gehouden met de verschillen tussen de te waarderen onroerende zaak en de huurreferenties.
koopreferenties).
tussentijdse waardeontwikkeling), te delen door de bhw van de verkoopreferentie.
de hoofdregel). Op de waardepeildatum 1 januari 2020 was er nog geen sprake van een COVID 19-pandemie. Volgens de hoofdregel zijn de door de gemachtigde gestelde onvoorziene gevolgen die de COVID-19 pandemie voor de waarden van het object heeft – zo van dergelijke gevolgen sprake is – voor de bepaling van de waarden van het object dus niet van belang. De Wet WOZ maakt op de hoofregel echter drie uitzonderingen waarvan er in dit geval één van relevant is, althans kan zijn, voor de beantwoording van de vraag of de onderhavige beroepsgrond slaagt. Die uitzondering houdt in dat, in afwijking van de hoofdregel, de waarde van de onroerende zaak wordt bepaald naar de staat van de zaak bij het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt vastgesteld – in dit geval 1 januari 2021 [7] – als de zaak in het jaar vóór dat tijdstip – in dit geval in de loop van 2020 – een verandering in waarde ondergaat als gevolg van een specifiek voor de onroerende zaak geldende bijzondere omstandigheid.
specifiek voor het objectgeldende omstandigheid is.
de volmacht) overgelegd. De volmacht is in “Februari/maart/april 2021”opgesteld en op 26 april 2021 door [A] namens eiseres ondertekend. In de volmacht wordt Bartels Consultancy B.V. (
de BV van gemachtigde) – voor zover hier van belang en kort samengevat – gemachtigd om eiseres in bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie “ter zake uitsluitend het in de aanhef van deze volmacht genoemde onderwerp” te vertegenwoordigen. De volmacht bevat de volgende passage: