In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 17 november 2021 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft op 18 maart 2023 een verweerschrift ontvangen van de Belastingdienst, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten. De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. Eiseres heeft een ingebrekestelling ingediend, maar de Belastingdienst stelt dat deze niet is aangetroffen in hun systemen en dat het beroep niet-ontvankelijk is. Eiseres heeft echter een kopie van de ingebrekestelling overgelegd met een ontvangststempel van de Belastingdienst.
De rechtbank oordeelt dat er geen reden is om te twijfelen aan de ontvangst van de ingebrekestelling door de Belastingdienst. De rechtbank volgt het standpunt van de Belastingdienst niet en oordeelt dat eiseres ontvankelijk is in haar beroep. De rechtbank stelt vast dat de Belastingdienst niet tijdig op het bezwaar heeft beslist en dat er twee weken zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. De rechtbank draagt de Belastingdienst op om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt de dwangsom vast op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 418,50 en het betaalde griffierecht van € 50,- moet door de Belastingdienst worden vergoed.