ECLI:NL:RBMNE:2023:4509

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
22/4348
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen vrijstelling arbeids- en sollicitatieplicht

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 14 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 28 maart 2022, waarin hem tot 10 maart 2023 vrijstelling van de arbeids- en sollicitatieplicht werd verleend. Het college verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, omdat hij geen gronden van bezwaar had aangevoerd. Eiser ging hiertegen in beroep.

De rechtbank behandelt het beroep en oordeelt dat het ongegrond is. Eiser had tijdens de hoorzitting op 14 juli 2022 de gelegenheid om zijn bezwaar toe te lichten, maar heeft geen concrete gronden gepresenteerd. De rechtbank stelt vast dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bezwaar- of beroepschrift ten minste de gronden van het bezwaar of beroep moet bevatten. Aangezien eiser dit niet heeft gedaan, is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank merkt op dat eiser tijdens de zitting heeft aangegeven dat hij graag een WIA-uitkering wil ontvangen en dat hij bij de gemeente Utrecht kan aanvragen voor huisvesting of ondersteuning in eventuele toekomstige procedures. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat het college het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4348

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht , verweerder

(gemachtigde: mr. S. Meekel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 28 maart 2022 om eiser tot 10 maart 2023 vrijstelling te geven van de arbeids- en sollicitatieplicht (het primaire besluit).
2. Met het besluit van 25 juli 2022 op het bezwaar van eiser (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser geen gronden van bezwaar heeft aangevoerd. Eiser heeft tegen dit bestreden besluit beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft het beroep op 17 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder eiser in zijn bezwaar niet-ontvankelijk mocht verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunten van de partijen
6. Verweerder heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser in zijn bezwaarschrift geen gronden heeft vermeld. Eiser heeft wel in het bezwaarschrift vermeld dat hij zijn bezwaar wil toelichten tijdens een hoorzitting. Verweerder heeft eiser in de bezwaarfase tijdens deze hoorzitting op 14 juli 2022 in de gelegenheid gesteld dit te doen. Eiser heeft ook tijdens de hoorzitting zijn gronden niet toegelicht. Hierdoor is verweerder van oordeel dat eiser niet-ontvankelijk is.
7. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld omdat hij van mening is dat hij niet in de gelegenheid is gesteld zijn bezwaar toe te lichten, terwijl hij expliciet om een hoorzitting heeft gevraagd. Op de hoorzitting heeft eiser geprobeerd om zijn standpunt naar voren te brengen, maar is dit onvoldoende gebeurd. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij niet dan wel onvoldoende is gehoord.
Beoordeling door de rechtbank
8. Vaststaat dat eiser met het indienen van het bezwaar geen gronden heeft aangevoerd. Deze wilde eiser tijdens een hoorzitting toelichten. Deze hoorzitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2022. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft beslist dat eiser (ook) tijdens deze hoorzitting geen gronden heeft aangevoerd.
9. Volgens artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is vereist dat een bezwaar- of beroepschrift ten minste de gronden van het bezwaar of beroep bevat. Indien door eiser niet wordt voldaan aan deze vereisten, kan op grond van artikel 6:6, onder a, van de Awb het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard.
10. Verder volgt uit vaste rechtspraak [1] dat in het algemeen geen hoge eisen worden gesteld aan de motivering van een bezwaar- of beroepschrift. Ook met een minimale motivering van het bezwaar kan daarom al worden aangenomen dat is voldaan aan de vereisten van artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Awb. Dit neemt echter niet weg dat er wel een concrete bezwaargrond moet te bestaan.
11. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij niet is gehoord. De rechtbank overweegt dat eiser in de bezwaarfase schriftelijk geen gronden heeft aangevoerd. Tijdens de hoorzitting op 14 juli 2022 is eiser door verweerder in de gelegenheid gesteld om zijn bezwaar toe te lichten. Tijdens deze hoorzitting heeft hij gezegd dat hij het met bepaalde dingen niet eens is. Deze standpunten van eiser zijn door verweerder tijdens de hoorzitting ook samengevat. Zijn standpunten zijn echter niet gericht op de inhoud van het primaire besluit. Hierdoor is niet gebleken van een concrete bezwaargrond waaruit blijkt dat eiser het niet eens is met het primaire besluit. Het standpunt van eiser dat hij niet gehoord zou zijn is dus onjuist. Deze beroepsgrond slaagt niet.
12. Nu eiser geen gronden heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Awb.
13. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat eiser ter zitting heeft gezegd dat hij graag een WIA-uitkering wil ontvangen. Eiser kan deze uitkering aanvragen bij het UWV. Als eiser daarnaast in aanmerking wenst te komen voor huisvesting of graag door een gemachtigde zou willen worden bijgestaan in eventuele komende procedures, kan eiser dit aanvragen bij de gemeente Utrecht .

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk mocht verklaren. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 13 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2029 en CRvB van 3 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2056.