ECLI:NL:RBMNE:2023:4442

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
10552444 UE VERZ 23-174
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en toekenning van transitievergoeding en billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [eiseres] met [verweerder]. [Eiseres] heeft verzocht om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, en om toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 60.000,-- bruto, vermeerderd met wettelijke rente. [Eiseres] stelt dat zij als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] een verstoorde arbeidsverhouding heeft ervaren en ziek is geworden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] niet voldoende zorg heeft gedragen voor de arbeidsomstandigheden van [eiseres], wat heeft geleid tot haar arbeidsongeschiktheid. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder], waardoor [eiseres] recht heeft op de gevraagde vergoedingen. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 november 2023, en [verweerder] is veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 6.000,-- bruto, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is [verweerder] veroordeeld in de proceskosten van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10552444 UE VERZ 23-174 MS/1270
Beschikking van 29 augustus 2023
in de zaak
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. R.K.A. Kop,
tegen:
de stichting
[verweerder],
gevestigd te [plaats 2] ,
verder ook te noemen [verweerder] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. T.A. Opbroek-Booij.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
[eiseres] heeft een verzoekschrift met producties ingediend, dat op 9 juni 2023 door de kantonrechter is ontvangen. Zij heeft op 21 juni 2023 een aanvullend verzoekschrift met producties ingediend.
1.2.
[verweerder] heeft een verweerschrift met producties ingediend.
1.3.
Partijen hebben daarna nog nadere producties ingediend.
1.4.
Op 8 augustus 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar [eiseres] is verschenen met haar gemachtigde mr. R.K.A. Kop. Namens [verweerder] zijn verschenen mevrouw [A] (hierna: [A] ), [functie] bij [verweerder] , en mr. T.A. Opbroek-Booij, gemachtigde van [verweerder] . Partijen hebben hun standpunten toegelicht, waarbij de gemachtigden gebruik hebben gemaakt van pleitaantekeningen. Zij hebben op elkaars standpunten kunnen reageren en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat in deze zaak uitspraak wordt gedaan.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] , geboren op [1992] , is op 1 oktober 2021 in dienst getreden van [verweerder] als [functie] op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Haar salaris bedraagt € 2.888,76 bruto per maand exclusief vakantiebijslag. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Gehandicaptenzorg 2021-2024 van toepassing.
2.2.
[verweerder] is een zorginstelling die zorg verleent aan mensen met een verstandelijke beperking. Zij heeft locaties waar haar cliënten wonen en werken. Bij [verweerder] zijn de zorgteams zelf organiserend.
2.3.
[eiseres] werkte op de woongroep het [locatie] in [plaats 1] , waar acht cliënten wonen. Haar functie houdt in dat zij cliënten begeleidt en verzorgt en ook huishoudelijke en schoonmaakwerkzaamheden verricht. In januari 2022 is besloten dat het [locatie] een woongroep voor intensieve begeleiding zou worden. Dit is niet lang daarna ook gebeurd.
2.4.
Op 18 juni 2022 heeft [eiseres] zich ziekgemeld.
2.5.
Op 9 augustus 2022 heeft [B] (hierna: [B] ), vanaf februari 2022 clustermanager van de locatie [plaats 1] van [verweerder] , een mail aan het team van het [locatie] (waaronder ook [eiseres] ) gestuurd waarin uitvoerig wordt ingegaan op problemen die op het [locatie] speelden en de maatregelen die daarop werden ingezet.
2.6.
Eind augustus 2022 is besloten het team van het [locatie] in zijn geheel over te plaatsen naar een andere locatie in [plaats 2] . Dit is [eiseres] op 29 augustus 2022 in een Teamsgesprek meegedeeld.
2.7.
[eiseres] heeft naar aanleiding van deze overplaatsing samen met drie andere werknemers een advocaat in de arm genomen. Deze advocaat heeft [verweerder] bij brief van 11 oktober 2022 laten weten dat haar cliënten niet instemmen met de overplaatsing en heeft [verweerder] gesommeerd het besluit daartoe terug te draaien.
2.8.
Op 3 november 2022 heeft een gesprek tussen [eiseres] , haar collega’s en [verweerder] plaatsgevonden. Op 21 of 22 november 2022 (partijen noemen verschillende data) heeft een vervolggesprek plaatsgevonden waarbij namens [verweerder] [C] (hierna: [C] ), de nieuwe clustermanager, aanwezig was. [verweerder] heeft [eiseres] en haar collega’s tijdens dit gesprek een voorstel gedaan.
2.9.
Het voorstel aan [eiseres] staat beschreven in een brief aan haar van 21 november 2022 en heeft betrekking op tijdelijke overplaatsing voor de duur van drie maanden op grond van artikel 3.10 lid 4 van de cao naar een nader op te geven locatie. Tijdens die drie maanden moet een aantal doelstellingen worden bereikt. [eiseres] zal een vaste persoonlijke begeleider krijgen en coaching van een externe coach. Deze coaching zal zien op samenwerking en persoonlijke begeleiding. [eiseres] zal ook hulp krijgen van een vakcoach om kennis op te doen van de Gentle teaching visie en methodiek en het vertalen van het beleid van [verweerder] naar de praktijk. Aan het eind van de termijn van drie maanden zal een evaluatie plaatsvinden om te beoordelen of de doelstellingen zijn behaald. Voorwaarde voor terugkeer naar [plaats 1] is dat niet zal zijn gebleken van een nadelig effect voor een cliënt in het [locatie] bij haar terugkeer. Indien dat onverhoopt wel het geval is, zal [verweerder] een voorstel doen voor definitieve herplaatsing. Voorafgaand aan de terugkeer moet [eiseres] bovendien een of meer bemiddelingsgesprekken met de gedragsdeskundige [F] hebben omdat wel moet blijken dat er voldoende wederzijds vertrouwen is om weer samen te werken.
2.10.
[eiseres] heeft dit voorstel niet geaccepteerd. Vervolgens is gesproken over een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De drie andere werknemers hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten, maar [eiseres] niet.
2.11.
Er hebben in februari en maart 2023 twee mediationgesprekken plaatsgevonden. Daarna is de mediation on hold gezet en is de re-integratie weer opgestart. De re-integratie is besproken in een Teamsgesprek van 28 maart 2023 tussen [eiseres] , [C] en [A] . [A] heeft de inhoud van dit gesprek bij brief van 17 maart 2023 aan [eiseres] bevestigd. Blijkens deze brief is afgesproken dat [eiseres] kon re-integreren op een vertrouwde locatie in [plaats 1] onder begeleiding van [C] . Er zou ook een coach worden ingezet als [eiseres] daar behoefte aan had.
2.12.
Op 6 juli 2023 is een arbeidsdeskundig rapport opgesteld. Hierin wordt geconcludeerd dat het eigen werk niet passend is en niet passend is te maken. Er zijn geen re-integratiemogelijkheden bij de eigen werkgever. Er wordt daarom geadviseerd een re-integratie in het tweede spoor op te starten. Dit is tot nu toe echter niet van de grond gekomen.

3.Het verzoek

3.1.
[eiseres] verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst van partijen op grond van artikel 7:671c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en [verweerder] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 60.000,-- bruto, vermeerderd met wettelijke rente en met veroordeling van [verweerder] in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiseres] voert daartoe aan dat als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] een verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan en zij ziek is geworden. Zij stelt dat het voortbestaan van de arbeidsovereenkomst haar genezing in de weg staat. Zij ziet geen heil in het opnieuw opstarten van het mediationtraject.
3.3.
[eiseres] verwijt [verweerder] - kort samengevat - dat [verweerder] voor haarzelf en haar collega’s op het [locatie] een onveilige en ziekmakende werksituatie heeft doen ontstaan door van het [locatie] een plek te maken waar cliënten worden geplaatst die intensieve begeleiding nodig hadden. [eiseres] onderbouwt dit verwijt als volgt.
 Zij verrichtte taken als volwaardig begeleider en gaf één-op-één begeleiding. Zij had behoefte aan nazorg maar kreeg deze niet vanwege haar functie als [functie] . Er kwam ook geen terugkoppeling op Meldingen Incidenten Cliënten (MIC).
  • Zij werd aan haar lot overgelaten en dat maakte haar bang. Er waren onveilige situaties doordat er minder goed geschoold en vakkundig personeel aanwezig was, er zwaardere problemen waren van patiënten (waaronder zelfmoordpogingen, een ruit die werd ingeslagen en veel agressiviteit) en veel te veel administratie. Op het [locatie] zat zes maanden lang geen gedragsdeskundige en/of AVG-arts terwijl dat wel (cao-)beleid is en er zou een piepersysteem (nodig om snel hulp in te kunnen roepen) komen maar dat is niet gerealiseerd.
  • Met klachten van de medewerkers werd niets gedaan. Zij voelde zich niet gehoord. De nieuwe clustermanager [B] bleek niet in staat de gevraagde leiding te geven en het contact met haar liep erg moeizaam.
  • Er was een chronisch personeelstekort en de werkdruk was extreem hoog. Zij is zelfs op enig moment 13 opeenvolgende dagen ingepland geweest zonder rustdagen daartussen. De zorgen over de hoge werkdruk zijn gemeld, maar [verweerder] heeft er niets mee gedaan. [B] heeft in een gesprek van 31 mei 2022 weliswaar laten weten dat zij uren moest inkorten namens het team en het team daarover moest inlichten, maar dat was geen reële optie en zij voelde zich in dat gesprek erg onder druk gezet. Ook haar hartekreet in een e-mail van 5 juni 2022 over het nieuwe basisrooster werd niet gehoord. In het daaropvolgende gesprek van 13 juni 2022 werden haar zorgen niet serieus genomen. Dit was de druppel die de emmer deed overlopen en daarom heeft zij zich op 18 juni 2022 ziekgemeld.
  • Zij is tijdens haar ziekte geconfronteerd met een voorgenomen eenzijdig doorgevoerde standplaatswijziging. Tijdens de gesprekken op 3 november 2022 en 22 november 2022 zijn onterechte en ongefundeerde beschuldigingen geuit aan haar adres en dat van haar collega’s. Dit laatste gesprek eindigde met een verbeterplansuggestie in plaats van dat zij terug mocht naar haar oude werkplek. Dit terwijl er niets in haar functioneren valt te verbeteren en er nooit functioneringsgesprekken hebben plaatsgevonden.
  • Er is niets gedaan met re-integratie via het tweede spoor.

4.Het verweer

4.1.
[verweerder] stelt zich op het standpunt dat er geen grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en voor toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Zij betwist dat door haar toedoen een onveilige werkomgeving en een verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan en dat zij jegens [eiseres] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten.
[verweerder] licht dit als volgt toe.
  • Er is altijd nazorg mogelijk geweest en desgewenst verleend door [D] , ongeacht functie of werkplek. Het is niet juist dat er geen terugkoppeling op MIC-meldingen kwam.
  • [eiseres] is niet aan haar lot overgelaten. Incidenten met cliënten in de gehandicaptenzorg zijn overigens inherent aan het werk, ongeacht de doelgroep. Er was een tijdje een vacature voor een gedragskundige en/of AVG-arts, maar er was altijd een gedragskundige en/of AVG-arts beschikbaar als achtervang. Er was geen chronisch gebrek aan veiligheid: er is een telefoonsysteem met ingebouwde pieper gekomen. Toen uit de RI&E bleek dat er een ander systeem moest komen is dat door [B] geregeld.
  • [verweerder] betwist dat [eiseres] aan de bel heeft getrokken en niet is gehoord. De algemeen directeur, [E] , is op 1 juli 2022 naar het [locatie] gekomen om de situatie met het team te bespreken. Klachten werden dus serieus genomen.
  • [verweerder] betwist dat sprake was van een extreem hoge werkdruk en dat [eiseres] dit heeft aangekaart. Zij wijst erop dat [eiseres] desgevraagd niet minder wilde gaan werken. Hoewel er overal in de zorg een tekort is aan personeel, was er volgens [verweerder] geen sprake van een chronisch personeelstekort omdat zij zzp-ers inschakelt als de nood hoog is. [verweerder] betwist dat [eiseres] 13 dagen achter elkaar heeft gewerkt.
  • In de loop van 2022 werd duidelijk dat binnen het [locatie] sprake was een hechte club medewerkers en zzp-ers die hun eigen koninkrijkje hadden en daarbinnen handelden op een manier die voor cliënten onveilige situaties opleverde. De zorg was niet op orde: de wet Zorg en Dwang werd niet goed opgevolgd, er was sprake van een schrikbewind, cliënten werden opgesloten, er werden telefoons afgepakt en er waren veel calamiteiten. Dat leidde tot klachten van de cliënten over de bejegening. Dossiers waren ook niet op orde en medewerkers deelden zichzelf voor teveel uren in, ook [eiseres] . De situatie is eind augustus 2022 zo uit de hand gelopen dat een tijdelijke overplaatsing van het team van het [locatie] nodig was.
  • Er is geen sprake geweest van een verbeterplan en er is nooit gezegd dat [eiseres] disfunctioneert. Er is alleen een begeleidingstraject aangeboden zodat de medewerkers van het [locatie] de kernwaarden van [verweerder] op een juiste wijze zouden kunnen uitdragen en zij in staat zijn een veilig woon- en zorgklimaat te creëren voor de cliënten.
  • Alle adviezen van de bedrijfsarts zijn opgevolgd. Door inzet van [C] is een situatie gecreëerd die het mogelijk maakt om in een vertrouwde omgeving te re-integreren, waarbij wordt gestart met goede begeleiding en eventueel een externe coach. Tijdens ziekte is de druk niet verder opgevoerd. [verweerder] heeft alleen in augustus 2022 uitleg willen geven over de ontstane situatie. In het hoor- en wederhoorgesprek van 3 november 2023 over het besluit tot overplaatsing zijn geen medewerkers persoonlijk aangesproken.
  • Re-integratie in het tweede spoor is nog steeds mogelijk. [eiseres] kan dus haar toekomst in de zorg vervolgen.

5.De beoordeling

ontbinding arbeidsovereenkomst
5.1.
Op grond van artikel 7:671c BW kan de kantonrechter op verzoek van de werknemer de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
5.2.
De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek van [eiseres] toe. Deze beslissing wordt als volgt toegelicht.
5.3.
[eiseres] heeft gesteld dat zowel de bedrijfsarts als haar psycholoog haar hebben aangeraden ander werk te gaan zoeken. Zij heeft geen schriftelijke adviezen in het geding gebracht die deze stelling ondersteunen, maar uit de rapportages van 26 januari 2023 en 16 maart 2023 van de bedrijfsarts blijkt wel dat de gezondheidsklachten van [eiseres] grotendeels in stand worden gehouden door de onopgeloste arbeidsproblemen. De kantonrechter vindt het daarom voldoende aannemelijk dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst bevorderlijk zal zijn voor haar herstel en is gelet hierop van oordeel dat sprake is van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Het opzegverbod bij ziekte is niet van toepassing, omdat het gaat om een ontbindingsverzoek door de werknemer.
5.4.
[eiseres] heeft verzocht het einde van de arbeidsovereenkomst te bepalen op 1 november 2023. Dit verzoek wordt ook toegewezen.
er is sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door [verweerder]
5.5.
[eiseres] heeft verzocht om toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Toekenning van deze vergoedingen is bij een ontbindingsverzoek door de werknemer slechts mogelijk als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:673 lid 1 sub b onder 2 BW en artikel 7:671c lid 2 sub b BW). Dat zal zich alleen voordoen in uitzonderlijke gevallen en als een werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate schendt.
5.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter is aan de voorwaarde van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten voldaan. Dit oordeel wordt hieronder toegelicht.
5.7.
Vast staat dat [eiseres] bij [verweerder] ongekwalificeerd binnen is gekomen. Zij had geen opleiding of werkervaring in de gehandicaptenzorg. [verweerder] moest haar daarom de juiste tools geven om haar werk goed te kunnen doen. Daarmee wordt bedoeld dat [verweerder] er als goed werkgever voor moest zorgen dat haar werkomstandigheden en haar werkomgeving voldoende waren afgestemd op haar (gebrek aan) ervaring en opleiding en dat zij niet zou worden overvraagd.
5.8.
Niet is gebleken dat [verweerder] hiervoor voldoende zorg heeft gedragen. [verweerder] heeft in haar verweerschrift en aan de hand van de door haar overgelegde stukken niet concreet gemaakt wat zij in dat opzicht heeft gedaan. Ook tijdens de mondelinge behandeling heeft [verweerder] hier geen duidelijkheid over kunnen geven omdat niemand van het management was meegekomen. Voor [A] , die wel namens [verweerder] aanwezig was, geldt dat zij pas sinds 10 oktober 2022 als [functie] bij [verweerder] werkzaam is en dus geen informatie uit de eerste hand kan verschaffen over de situatie voor haar eigen indiensttreding. Het gevolg hiervan is dat [eiseres] veel van de stellingen van [eiseres] onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. De consequenties hiervan voor de beoordeling van deze zaak komen voor rekening en risico van [verweerder] .
5.9.
[verweerder] heeft er weliswaar aan meegewerkt dat [eiseres] per 1 februari 2022 de opleiding […] kon gaan volgen, maar heeft er tegelijkertijd nog voor de start van deze opleiding voor gekozen om van het [locatie] een woongroep voor intensieve begeleiding te maken. Tussen partijen is niet in geschil dat de zwaarte van de zorg die moest worden verleend hierdoor toenam. Niet is gebleken dat [verweerder] een deugdelijk plan de campagne heeft opgesteld om de kwaliteit van deze zorg te borgen met aandacht voor de vraag wat de cliënten nodig hadden, welke medewerkers daarvoor moesten worden ingezet (aantal en kwalificatie) en wat de medewerkers nodig hadden om hun werk goed te kunnen doen. Dit geldt temeer nu van het team verwacht werd dat het zelfsturend zou opereren.
5.10.
Uit de stukken rijst het beeld dat de transitie van het [locatie] naar een woongroep voor intensieve begeleiding niet goed is verlopen: er kwamen klachten van zowel cliënten als werknemers. Zelfs bij de mondelinge behandeling is niet duidelijk geworden wat [verweerder] daarmee concreet heeft gedaan en of er vanuit het management zicht was op de feitelijke gang van zaken.
5.11.
[verweerder] heeft erkend dat sprake was van een personeelstekort en heeft niet gemotiveerd weersproken dat sprake was van een hoge werkdruk. Zij heeft alleen betwist dat de werkdruk extreem was. [verweerder] heeft geprobeerd deze problemen op te lossen door te korten op werkuren zonder dat duidelijk was voor de werknemers of daarmee goede zorg kon worden geborgd. Ook de kantonrechter is dat niet duidelijk geworden. [eiseres] werd door [verweerder] betrokken bij de beslissing om op de werkuren te korten en werd op deze manier hiervoor mede verantwoordelijk gemaakt terwijl zij naar haar gevoel de verantwoordelijkheid voor deze beslissing niet op zich kon nemen. Ook werd van haar verwacht dat zij deze beslissing aan haar team zou communiceren. Met haar feedback werd met het vaststellen van het nieuwe rooster geen rekening gehouden.
5.12.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat voldoende vast dat het ontbreken van de juiste tools tot de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] heeft geleid. Het oorzakelijke verband tussen de werkomstandigheden en de uitval van [eiseres] staat tussen partijen ook niet ter discussie. [verweerder] heeft door de onvoldoende zorg voor de arbeidsomstandigheden van [eiseres] ernstig verwijtbaar jegens haar gehandeld of nagelaten.
5.13.
[verweerder] heeft ook ernstig verwijtbaar gehandeld door tijdens de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] verkapte beschuldigingen van disfunctioneren aan haar adres te uiten zonder dat daar concreet bewijs van was. [verweerder] heeft haar op 29 augustus 2022 meegedeeld dat het volledige team van het [locatie] was overgeplaatst zonder onderscheid van personen en zonder rekening te houden met de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] . Het is begrijpelijk dat [eiseres] hieruit afleidde dat [verweerder] van mening was dat de teamleden van het [locatie] , waaronder ook zijzelf, niet goed functioneerden. Vervolgens heeft [verweerder] haar bij brief van 21 november 2022 meegedeeld dat na overleg een begeleidingstraject zou worden gestart met voorwaarden waaraan [eiseres] moest voldoen. Dat was voor [eiseres] een bevestiging van de eerder geuite verkapte beschuldigingen aan haar adres. Als er immers geen sprake was geweest van disfunctioneren, dan had kunnen worden volstaan met een werkplek in [plaats 1] en het verstrekken van de tools die haar al in het begin van haar arbeidsovereenkomst hadden moeten worden gegeven.
5.14.
[eiseres] heeft ook gesteld dat [verweerder] de adviezen van de bedrijfsarts daarna niet heeft opgevolgd, maar daarvoor zijn onvoldoende aanknopingspunten. Er zijn immers gesprekken gevoerd over re-integratie met de nieuwe clustermanager [C] zodat opnieuw een start zou kunnen worden gemaakt en er is mediation in gang gezet.
toekenning transitievergoeding
5.15.
Omdat naar het oordeel van de kantonrechter sprake is ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de kant van [verweerder] , heeft [eiseres] recht op de wettelijke transitievergoeding, berekend tot het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst is beëindigd, dus tot 1 november 2023. Het verzoek tot toekenning van de transitievergoeding zal daarom worden toegewezen.
5.16.
De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding wordt toegewezen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 1 december 2023.
toekenning billijke vergoeding
5.17.
Gelet op het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] heeft [eiseres] ook recht op een billijke vergoeding.
5.18.
Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 9 juni 2018, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2018:878 (Zinzia)). De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van de ontbinding kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
5.19.
De kantonrechter neemt in aanmerking dat het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] bij [eiseres] heeft geleid tot arbeidsongeschiktheid en het voortduren daarvan. Vanaf de brief van [A] van 17 maart 2023 is er echter geen causaal verband meer tussen de arbeidsongeschiktheid en de ernstige verwijtbaarheid van [verweerder] . Uit de brief van [A] blijkt namelijk dat de nieuwe clustermanager [C] deed wat had moeten gebeuren: re-integratie op een vertrouwde locatie in [plaats 1] met persoonlijke begeleiding en de mogelijkheid van inzet van een coach. Toen werden haar dus wel de tools gegeven om haar functie goed te kunnen uitoefenen. Van [eiseres] mocht worden verwacht dat zij open stond voor deze kans op re-integratie en voor het voortschrijdend inzicht van [verweerder] dat zij een beter oog had moeten hebben voor de situatie van [eiseres] .
5.20.
[eiseres] heeft een materiële vergoeding gevorderd voor de schade die zij als gevolg van het ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] heeft geleden die neerkomt op (meer dan) een jaarsalaris aan loon. Zij heeft bij de mondelinge behandeling uitgelegd dat door de handelwijze van [verweerder] haar droom om in de zorg te werken en hiervoor een opleiding te volgen is vervlogen omdat zij geen enkele zorginstelling meer vertrouwt. Sterker nog, zij zou geen enkele werkgever meer vertrouwen. Zoals hiervoor is overwogen is de handelwijze van [verweerder] tot maart 2023 als ernstig verwijtbaar te bestempelen. De gevolgen die [eiseres] daaraan verbindt zijn echter niet reëel. [eiseres] heeft uitgelegd dat zij het werk totdat zij uitviel met veel plezier deed en het ook geen bezwaar vond overuren te maken. Wat haar heeft opgebroken is, zo begrijpt de kantonrechter, dat haar inzet niet op waarde is geschat en dat er ongefundeerde kritiek is geuit op haar functioneren. Dat is iets dat [verweerder] valt aan te rekenen, maar rechtvaardigt de enorme impact die [eiseres] er aan toedicht niet. Wat haar is overkomen hangt samen met de wijze waarop [verweerder] het werk in die periode managede en hoe zij met haar werknemers omging. Dat is niet iets dat als vanzelfsprekend ook bij andere werkgevers zal spelen (en zo begrijpt de kantonrechter ook bij [verweerder] niet meer de bedoeling is). Dat [eiseres] het zo snel na een eerste contact met werken in de zorg al heeft opgegeven en ook moeilijkheden voorziet in een andere branche, is dus iets wat zij niet alleen aan [verweerder] kan wijten. De kantonrechter acht het dus voldoende aannemelijk dat [eiseres] - gezien haar leeftijd en haar kansen op de arbeidsmarkt - al eerder ergens anders aan de slag had gekund wanneer ze dat had gewild en dat ook nu nog kan. De arbeidsongeschiktheid van [eiseres] was en is namelijk specifiek gerelateerd aan de werkervaring van [eiseres] in de korte periode dat zij bij [verweerder] aan de slag is geweest. Omdat er geen aanknopingspunten zijn dat de ziekte van [eiseres] na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zou/zal voortduren als een rechtsreeks gevolg van enig ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] in het verleden en er voldoende kansen zijn op de arbeidsmarkt ziet de kantonrechter geen aanleiding [eiseres] voor de periode na de ontbindingsdatum van 1 november 2023 een vergoeding voor gederfde inkomsten toe te kennen.
5.21.
[eiseres] wil als onderdeel van de billijke vergoeding ook een financiële genoegdoening voor het vele leed dat [verweerder] haar in haar beleving heeft aangedaan. De schadevergoeding die [eiseres] vraagt komt neer op een vergoeding van geleden immateriële schade. De bedragen die daarvoor worden toegekend lopen niet in de orde van grootte van het bedrag dat [eiseres] vraagt. Daarin is ze dus niet realistisch. De emoties die de kantonrechter heeft gezien waren invoelbaar en de kantonrechter heeft geen twijfel dat de gang van zaken [eiseres] erg heeft aangegrepen, maar een immateriële schadevergoeding moet wel in verhouding staan tot het leed dat verwijtbaar is toegebracht door [verweerder] . De kantonrechter is alles overziende van oordeel dat een bedrag van € 6.000,-- bruto voldoende recht doet aan ernst van het verwijtbaar handelen en nalaten en de psychische gevolgen die dit voor [eiseres] heeft gehad. De kantonrechter laat daarbij meewegen dat de gestelde psychische schade door [eiseres] niet is onderbouwd anders dan met haar emotionele toelichting bij de mondelinge behandeling en aan het dienstverband maar kort invulling is gegeven. De kantonrechter zal dus een billijke vergoeding van
€ 6.000,-- bruto toekennen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2023.
intrekkingsbevoegdheid
5.22.
In artikel 7:686a lid 6 BW is bepaald dat, voordat een ontbinding waaraan een vergoeding wordt verbonden wordt uitgesproken, de rechter partijen van zijn voornemen in kennis stelt en een termijn stelt waarbinnen de verzoeker de bevoegdheid heeft zijn verzoek in te trekken. Gelet hierop stelt de kantonrechter [eiseres] in de gelegenheid haar verzoek uiterlijk op 12 september 2023 in te trekken.
kosten
5.23.
Nu [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, zal zij in de proceskosten worden veroordeeld. Dit geldt ook als [eiseres] het verzoek intrekt. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden tot de uitspraak van deze beschikking begroot op:
- griffierecht € 693,--
- salaris gemachtigde €
793,--
Totaal € 1.486,--
5.24.
De gemachtigde van [eiseres] heeft een begroting gemaakt van de gemaakte advocaatkosten. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om [verweerder] in de werkelijk gemaakte proceskosten te veroordelen omdat dit volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad alleen mogelijk is in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Naar het oordeel van de kantonrechter is daar geen sprake van.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
stelt [eiseres] in de gelegenheid uiterlijk op 12 september 2023 het verzoek in te trekken;
en voor het geval het verzoek niet tijdig wordt ingetrokken:
6.2.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen;
6.3.
bepaalt het einde van de arbeidsovereenkomst op 1 november 2023;
6.4.
veroordeelt [verweerder] om aan [eiseres] de wettelijk verschuldigde transitievergoeding te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente hierover als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 december 2023 tot de voldoening;
6.5.
veroordeelt [verweerder] om aan [eiseres] een billijke vergoeding van € 6.000,-- bruto te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente hierover als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 november 2023 tot de voldoening;
6.6.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot deze beschikking begroot op € 1.486,--, waarvan € 793,-- voor salaris gemachtigde;
6.7.
wijst het meer of anders verzochte af;
en voor het geval het verzoek tijdig wordt ingetrokken:
6.8.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot deze beschikking begroot op € 1.486,--, waarvan € 793,-- voor salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken door mr. C.J.M. Hendriks op 29 augustus 2023.