ECLI:NL:RBMNE:2023:4101

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
22/3238
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om een vergoeding voor een schrijf- en gebarentolk voor het volgen van onderwijs

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een auditieve disbalans heeft, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had op 15 september 2021 een aanvraag ingediend voor een vergoeding voor een schrijf- en gebarentolk voor het volgen van een particuliere mode-opleiding. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen sprake was van initieel onderwijs, wat een voorwaarde is voor vergoeding. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het beleid van het Uwv, dat particuliere opleidingen niet onder initieel onderwijs vallen, niet onredelijk is. Eiseres voerde aan dat zij recht had op vergoeding op basis van eerdere besluiten, maar de rechtbank oordeelde dat er geen concrete toezegging was gedaan door het Uwv voor de huidige aanvraag. Ook het beroep op het VN-gehandicaptenverdrag en het vertrouwensbeginsel werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeerde dat de gevolgen van het besluit niet onnodig nadelig waren en dat het Uwv in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen.

De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden die gelden voor vergoedingen in het kader van onderwijsvoorzieningen en de interpretatie van wat onder initieel onderwijs valt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3238

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J. Heek),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. Eiseres is geboren op [2000] en is bij het Uwv bekend met een auditieve disbalans. Het Uwv vergoedt daarom tolkuren voor de privésituatie/leefsituatie. In de afgelopen jaren werden tolkuren ook vergoed voor de schoolsituatie.
1.1.
Eiseres heeft op 15 september 2021 een aanvraag ingediend om een vergoeding voor een schrijf- en gebarentolk voor het volgen van onderwijs. Het gaat om een andere, nieuwe opleiding. Eiseres volgt een particuliere mode-opleiding aan de [academie] in [plaats].
1.2.
Met het primaire besluit van 19 oktober 2021 is de aanvraag van eiseres afgewezen. Het Uwv kan de voorziening niet geven, omdat geen sprake is van initieel onderwijs. Daarnaast betreft het een particuliere opleiding en is het geen voltijdsonderwijs. Het Uwv heeft zich daarvoor gebaseerd op het rapport van de arbeidsdeskundige van
19 oktober 2021.
1.3.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Met de beslissing op bezwaar van 25 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het Uwv heeft zich hiervoor gebaseerd op het rapport van de arbeidsdeskundige in bezwaar van 11 april 2022. Volgens het Uwv is geen sprake van initieel onderwijs, maar van particulier onderwijs. Daarom voldoet eiseres niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een vergoeding.
1.4.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Eiseres heeft haar bezwaargronden in beroep gehandhaafd. Eiseres heeft vier beroepsgronden aangevoerd tegen het bestreden besluit. Volgens eiseres is ten eerste wel sprake van initieel onderwijs. Ten tweede doet eiseres een beroep op het VN-gehandicaptenverdrag. Ten derde doet zij een beroep op het vertrouwensbeginsel en ten vierde meent eiseres dat sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel.
Is sprake van initieel onderwijs?
4. Het Uwv heeft verwezen naar zijn beleid dat is opgenomen in paragraaf 2.2.2. van het Protocol Voorzieningen Uwv. Hierin is bepaald dat eiseres belemmeringen dient te ondervinden bij het volgen van initieel onderwijs om in aanmerking te kunnen komen voor een onderwijsvoorziening. Onder initieel onderwijs wordt volgens het beleid van het Uwv verstaan: de eerste oorspronkelijke onderwijsloopbaan. Dit is het onderwijs dat leerlingen volgen vanaf het moment dat ze leerplichtig worden tot het moment dat ze de arbeidsmarkt op gaan. Hieronder vallen het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs zoals het middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs. Onder initieel onderwijs vallen geen particuliere opleidingen. De desbetreffende opleiding is volgens het Uwv een particuliere opleiding. Volgens het Uwv voldoet eiseres daarom niet aan de voorwaarde om voor de gevraagde voorziening in aanmerking te komen.
5. De rechtbank acht dit beleid niet onredelijk. Niet in geschil is dat hier sprake is van een particuliere opleiding zodat het Uwv in redelijkheid tot een afwijzing heeft kunnen besluiten. De verwijzing van eiseres naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 november 2021 [1] en de daarop volgende uitspraak in hoger beroep van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [2] maken dit niet anders. Deze uitspraak ziet op een ander aspect van het beleid, namelijk of het levenlanglerenkrediet voor studenten boven de dertig jaar tot leeftijdsdiscriminatie kon leiden. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 24 van VN-gehandicaptenverdrag en de Wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronisch ziekte
6. Eiseres wijst verder op artikel 24 van het VN-gehandicaptenverdrag en de Wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische ziekte, waarin onder meer is bepaald dat personen met een handicap aanspraak hebben op voorzieningen en of aanpassingen welke nodig zijn voor het volgen van onderwijs.
7. Het Uwv heeft aangegeven dat deze bepalingen niet meebrengen dat compensatie onbeperkt moet plaatsvinden en wijst daarbij op een uitspraak van de CRvB [3] . Deze uitspraak gaat onder andere over toetsing aan lid 5 van artikel 24 van het VN-gehandicaptenverdrag. Daarin is vastgelegd dat staten dienen te waarborgen dat gehandicapten zonder discriminatie en op voet van gelijkheid met anderen, toegang verkrijgen tot algemeen universitair en hoger beroepsonderwijs, beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en een leven lang leren. Daartoe dienen staten te waarborgen dat redelijke aanpassingen worden verschaft aan personen met een handicap. In rechtsoverweging 4.14 van de uitspraak is opgenomen dat deze bepaling, zo blijkt uit de tekst van de bepaling, niet met zich brengt dat compensatie van een handicap onbeperkt moet plaatsvinden.
8. De rechtbank is met het Uwv van oordeel dat een beperking inhoudende dat particulier onderwijs niet valt onder initieel onderwijs, een beperking is die past binnen de strekking van deze jurisprudentie. De rechtbank laat daarbij vooralsnog buiten beschouwing of deze bepaling rechtstreekse werking heeft.
Vertrouwensbeginsel
9. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met het vertrouwensbeginsel omdat eiseres de afgelopen jaren altijd recht had op een vergoeding voor een gebarentolk voor het volgen van onderwijs. Ook in het studiejaar 2020-2021, waarin eiseres een andere particuliere mode-opleiding heeft gevolgd. De enige wijziging in de situatie is dat eiseres nu een andere opleiding is gaan volgen. Op deze nieuwe opleiding is dezelfde wet- en regelgeving van toepassing als de opleiding die zij in het studiejaar 2020-2021 volgde.
10. Het Uwv meent dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor een beroep op het vertrouwensbeginsel. Er is geen sprake van een aan het Uwv toe te rekenen concrete en ondubbelzinnige toezegging met betrekking tot de aanvraag van 15 september 2021 om een vergoeding voor een tolkvoorziening. Dat eiseres in voorgaande situaties wel recht had op de voorziening, doet daar volgens het Uwv niet aan af. Dat betrof andere op zichzelf staande aanvragen over andere opleidingen. Iedere nieuwe aanvraag moet worden getoetst aan de criteria. Voor zover eiseres in het studiejaar 2020-2021 wel een voorziening heeft ontvangen voor een particuliere opleiding is volgens het Uwv voor dat jaar sprake geweest van een foute beslissing. Het Uwv is van mening dat niet van hem kan worden verwacht dat hij een eenmalige fout herhaalt.
11. De rechtbank kan het standpunt van het Uwv volgen. Er is geen sprake van een concrete en ondubbelzinnige toezegging voor het desbetreffende studiejaar. Ook heeft het Uwv terecht opgemerkt dat een eenmalige fout niet hoeft te worden herhaald. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Evenredigheid
12. Eiseres voert aan dat het weigeren van de voorziening onevenredig grote gevolgen voor haar heeft en doet een beroep op het evenredigheidsbeginsel. Eiseres voert in dit verband aan dat het volgen van onderwijs zonder gebarentolk zeer lastig is en dat eiseres noch haar ouders beschikken over voldoende financiële middelen om de gebarentolk zelf te bekostigen.
13. Niet in geschil is dat het besluit nadelige gevolgen heeft voor eiseres. Zoals uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt, is de ratio van het evenredigheidsbeginsel niet het tegengaan van nadelige gevolgen van besluitvorming, maar het voorkomen van onnodig nadelige gevolgen. [4] Een besluit met ‘‘harde’’ gevolgen is daarom niet per definitie een onevenredig besluit. In dit geval zijn de gevolgen in deze situatie gevolgen van het bestendig gevoerde beleid van het Uwv en naar het oordeel van de rechtbank kan in de situatie van eiseres bij het volgen van dit beleid niet worden gesproken van onnodig nadelige gevolgen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
28 juni 2023.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 november 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:14491.
2.Uitspraak van de CRvB van 13 april 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:714.
3.Uitspraak van de CRvB van 8 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3229.
4.Uitspraak van de ABRvS van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.