RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2023 in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]
(gemachtigde: mr. E.H. Siemeling).
Inleiding
1. Eiseres heeft op 9 februari 2022 een bijstandsuitkeringaangevraagd om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien.
2. Om deze aanvraag te kunnen beoordelen heeft verweerder gegevens nodig, die onder meer betrekking hebben op verblijf, financiën en gezin.
3. Met de brief van 11 februari 2022 heeft verweerder specifieke informatie opgevraagd bij eiseres. Zij heeft de tijd gekregen om de informatie te overleggen tot en met 21 februari 2022.
4. Met de brief van 24 februari 2022 heeft verweerder nogmaals informatie gevraagd. Ditmaal heeft eiseres tot en met 10 maart 2022 gekregen om de gegevens te verstrekken.
5. Vervolgens heeft verweerder de aanvraag van eiseres met het primaire besluit van 15 maart 2022 buiten behandeling gesteld.Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
6. Met het bestreden besluit van 5 juli 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Hier heeft eiseres beroep tegen ingesteld.
7. Los van de huidige procedure heeft eiseres op 21 april 2022 nog een keer een bijstandsaanvraag gedaan. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen met het besluit van 7 juni 2022, omdat eiseres niet de juiste verblijfstitel zou hebben en sprake zou zijn van een gezamenlijke huishouding. Volgens verweerder staat deze beslissing inmiddels in rechte vast, omdat eiseres hier geen rechtsmiddel tegen heeft ingesteld. Deze afwijzing ligt nu niet voor.
8. Vervolgens heeft eiseres op 30 november 2022 nogmaals bijstand aangevraagd. Verweerder heeft met het besluit van 15 februari 2023 bijstand aan eiseres toegekend per 30 november 2022.
9. Eiseres is het echter niet eens met de ingangsdatum van de toegekende bijstandsuitkering. In deze beroepsprocedure ligt de buiten behandeling gestelde aanvraag van 9 februari 2022 voor. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit op 7 februari 2023 op een zitting behandeld. Eiseres was aanwezig, samen met de vader van haar zoon, de heer [A] . Ook de gemachtigde van verweerder was aanwezig.
10. Het onderzoek is op de zitting geschorst en verweerder heeft twee maanden de tijd gekregen voor het geven van een nadere uitleg over de onderwerpen die in de schorsingsbeslissing zijn vermeld. Op 4 april 2023 heeft verweerder schriftelijk een nadere onderbouwing gegeven en bijbehorende stukken overgelegd. Deze zijn aan eiseres toegezonden, zij had op basis van de schorsingsbeslissing eveneens twee maanden om te reageren.
11. De rechtbank heeft geconstateerd dat eiseres geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid te reageren. Om deze reden is met de brief van 14 juni 2023 aan partijen gevraagd of de rechtbank uitspraak mag doen zonder nadere zitting. Hierop is binnen de gegeven termijn van vier weken geen antwoord ontvangen. Met de brief van 12 juli 2023 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en is meegedeeld dat binnen zes weken uitspraak wordt gedaan.
Bestreden besluit (in essentie)
12. Verweerder stelt dat de aanvraag van 9 februari 2022 om een bijstandsuitkering op juiste gronden buiten behandeling is gesteld. Het is aan eiseres, als aanvrager, om te bewijzen dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Zij moet duidelijkheid verschaffen over haar inkomen en vermogen en desgevraagd schriftelijke stukken overleggen, die nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
13. Eiseres is met de brieven van 11 februari 2022 en 24 februari 2022 verzocht de hierin genoemde stukken te overleggen. Ook is in de brieven een termijn gegeven voor het verstrekken van deze stukken. Eiseres heeft echter binnen de gestelde termijn niet (volledig) voldaan aan dit verzoek.
14. Weliswaar is bij een nieuwe aanvraagprocedure nadere informatie overgelegd, maar volgens verweerder hoeft, op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad), met achteraf alsnog overgelegde informatie geen rekening te worden gehouden.