ECLI:NL:RBMNE:2023:4049

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
UTR 22/3920
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling van bijstandsaanvraag en belangenafweging in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiseres op 9 februari 2022 een bijstandsuitkering aangevraagd. De aanvraag werd door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats], buiten behandeling gesteld omdat eiseres niet de benodigde informatie had verstrekt. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Tijdens de procedure heeft eiseres aanvullende informatie verstrekt, maar verweerder heeft deze informatie niet in overweging genomen, omdat deze pas na de buiten behandelingstelling was ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 4 augustus 2023 behandeld en geconcludeerd dat verweerder de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht had op bijstand per 9 februari 2022, en dat de belangenafweging die verweerder had moeten maken, niet heeft geleid tot een andere uitkomst. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, maar heeft wel bepaald dat het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet worden vergoed, omdat er een gebrek was in de belangenafweging van verweerder. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3920

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]

(gemachtigde: mr. E.H. Siemeling).

Inleiding

1. Eiseres heeft op 9 februari 2022 een bijstandsuitkering [1] aangevraagd om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien.
2. Om deze aanvraag te kunnen beoordelen heeft verweerder gegevens nodig, die onder meer betrekking hebben op verblijf, financiën en gezin.
3. Met de brief van 11 februari 2022 heeft verweerder specifieke informatie opgevraagd bij eiseres. Zij heeft de tijd gekregen om de informatie te overleggen tot en met 21 februari 2022.
4. Met de brief van 24 februari 2022 heeft verweerder nogmaals informatie gevraagd. Ditmaal heeft eiseres tot en met 10 maart 2022 gekregen om de gegevens te verstrekken.
5. Vervolgens heeft verweerder de aanvraag van eiseres met het primaire besluit van 15 maart 2022 buiten behandeling gesteld. [2] Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
6. Met het bestreden besluit van 5 juli 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Hier heeft eiseres beroep tegen ingesteld.
7. Los van de huidige procedure heeft eiseres op 21 april 2022 nog een keer een bijstandsaanvraag gedaan. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen met het besluit van 7 juni 2022, omdat eiseres niet de juiste verblijfstitel zou hebben en sprake zou zijn van een gezamenlijke huishouding. Volgens verweerder staat deze beslissing inmiddels in rechte vast, omdat eiseres hier geen rechtsmiddel tegen heeft ingesteld. Deze afwijzing ligt nu niet voor.
8. Vervolgens heeft eiseres op 30 november 2022 nogmaals bijstand aangevraagd. Verweerder heeft met het besluit van 15 februari 2023 bijstand aan eiseres toegekend per 30 november 2022.
9. Eiseres is het echter niet eens met de ingangsdatum van de toegekende bijstandsuitkering. In deze beroepsprocedure ligt de buiten behandeling gestelde aanvraag van 9 februari 2022 voor. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit op 7 februari 2023 op een zitting behandeld. Eiseres was aanwezig, samen met de vader van haar zoon, de heer [A] . Ook de gemachtigde van verweerder was aanwezig.
10. Het onderzoek is op de zitting geschorst en verweerder heeft twee maanden de tijd gekregen voor het geven van een nadere uitleg over de onderwerpen die in de schorsingsbeslissing zijn vermeld. Op 4 april 2023 heeft verweerder schriftelijk een nadere onderbouwing gegeven en bijbehorende stukken overgelegd. Deze zijn aan eiseres toegezonden, zij had op basis van de schorsingsbeslissing eveneens twee maanden om te reageren.
11. De rechtbank heeft geconstateerd dat eiseres geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid te reageren. Om deze reden is met de brief van 14 juni 2023 aan partijen gevraagd of de rechtbank uitspraak mag doen zonder nadere zitting. Hierop is binnen de gegeven termijn van vier weken geen antwoord ontvangen. Met de brief van 12 juli 2023 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en is meegedeeld dat binnen zes weken uitspraak wordt gedaan.

Bestreden besluit (in essentie)

12. Verweerder stelt dat de aanvraag van 9 februari 2022 om een bijstandsuitkering op juiste gronden buiten behandeling is gesteld. Het is aan eiseres, als aanvrager, om te bewijzen dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Zij moet duidelijkheid verschaffen over haar inkomen en vermogen en desgevraagd schriftelijke stukken overleggen, die nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
13. Eiseres is met de brieven van 11 februari 2022 en 24 februari 2022 verzocht de hierin genoemde stukken te overleggen. Ook is in de brieven een termijn gegeven voor het verstrekken van deze stukken. Eiseres heeft echter binnen de gestelde termijn niet (volledig) voldaan aan dit verzoek.
14. Weliswaar is bij een nieuwe aanvraagprocedure nadere informatie overgelegd, maar volgens verweerder hoeft, op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad), met achteraf alsnog overgelegde informatie geen rekening te worden gehouden.

Beroepsgronden (in essentie)

15. Eiseres is het niet eens met de buiten behandelingstelling en wil dat bijstand wordt toegekend met ingang van 9 februari 2022. Zij heeft de stukken waar zij over beschikt overhandigd aan verweerder. Daarnaast benoemt eiseres haar moeilijke persoonlijke situatie. Zij woont alleen in Nederland met haar minderjarige kind en kan niet terugvallen op steun van familie. Eiseres is slachtoffer geworden van seksueel geweld en heeft hierdoor psychische klachten.
16. Het buurtteam heeft haar geadviseerd een bijstandsuitkering aan te vragen om financieel onafhankelijk te zijn. De vader van het zoontje van eiseres heeft onvoldoende inkomen om hen te onderhouden.
17. Eiseres heeft rechtmatig verblijf in Nederland, dat eerst met zes maanden is verlengd en daarna iedere keer met een maand. Zij kent moeders in een vergelijkbare situatie, met een Nederlands kind, die wel een bijstandsuitkering hebben gekregen.

Beoordeling door de rechtbank

18. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder de aanvraag om bijstand van 9 februari 2022 buiten behandeling heeft mogen stellen en het bezwaar daartegen terecht ongegrond heeft verklaard.

Regels voor een buiten behandelingstelling in zijn algemeenheid

19. Een bestuursorgaan kan besluiten een aanvraag niet te behandelen, als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking. [3] Wel moet de aanvrager de gelegenheid hebben gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Ook geldt dat het moet gaan om gegevens en bescheiden die voor de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs kan beschikken. [4]
20. De rechtbank overweegt dat verweerder eiseres twee brieven heeft gestuurd, op 11 februari 2022 en 24 februari 2022, met hierin opgenomen welke gegevens zij moet verstrekken en een termijn om dit te doen. Het gaat om gegevens die voor verweerder noodzakelijk zijn om de beoordeling van de aanvraag te kunnen uitvoeren. Bovendien is met de brief van 24 februari 2022 een termijn gegund om de aanvraag aan te vullen. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres niet
allegevraagde gegevens binnen de hiervoor gestelde termijn heeft verstrekt. Eiseres heeft ook niet aangevoerd dat de termijn om alsnog te voldoen te kort zou zijn geweest. Bovendien had zij in dat geval verweerder tijdig op de hoogte moeten stellen en om nader uitstel moeten vragen. [5] Dit heeft zij niet gedaan.

In sommige gevallen moet een belangenafweging plaatsvinden

21. Als na een buiten behandelingstelling de gevraagde gegevens in de bezwaarfase alsnog zijn overgelegd dan is verweerder bevoegd de buiten behandelingstelling te handhaven, maar hiertoe niet verplicht. Dat is in deze zaak aan de orde. De nieuwe aanvraag van eiseres, gedaan op 21 april 2022, heeft verweerder om inhoudelijke redenen afgewezen met het besluit van 7 juni 2022 (zie onder overweging 7). Dat is dus vóór het in deze procedure voorliggende bestreden besluit. Dit betekent dat verweerder de ruimte had alsnog inhoudelijk te beslissen op de aanvraag. Verweerder moet om deze reden bij de beslissing om de buiten behandelingstelling te handhaven een belangenafweging maken. De gevolgen van het besluit om niet alsnog op de aanvraag te beslissen mogen voor eiseres niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. [6]

De situatie van eiseres

22. Het bestreden besluit dateert van vóór de rechtspraak die hiervoor (onder overweging 21) is aangehaald. Verweerder heeft het bestreden besluit genomen zonder een belangenafweging te maken, zoals deze in de nieuwe rechtspraak is voorgeschreven.
In reactie op de schorsingsbeslissing van deze rechtbank heeft verweerder in essentie het standpunt ingenomen dat eiseres niet in haar belangen is geschaad, omdat ook op inhoudelijke gronden geen recht zou bestaan op bijstand per 9 februari 2022.
23. Verweerder stelt namelijk dat eiseres op dat moment het hoofdverblijf deelde met de vader van haar kind. Hierdoor was volgens verweerder sprake van een onweerlegbaar rechtsvermoeden van een gezamenlijke huishouding. Ook had eiseres volgens verweerder op dat moment nog een verblijfstitel die geen recht op bijstand geeft.
24. Iemand die bijstand aanvraagt moet in beginsel aannemelijk maken dat hij of zij hier recht op heeft. [7] Van een gezamenlijke huishouding is sprake, als twee personen het hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. [8] Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht, als de belanghebbenden hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en uit hun relatie een kind is geboren. [9] De rechtbank overweegt dat eiseres bijstand heeft aangevraagd voor een alleenstaande, althans geen duidelijkheid heeft verschaft over de (financiële) situatie van de heer [A] . Tussen partijen is niet in geschil dat de heer [A] en eiseres samen een zoontje hebben. Tijdens de zitting heeft de heer [A] verduidelijkt dat hij al sinds 1998 woont aan de [adres 1] te [plaats] . Op 21 april 2022 heeft eiseres op een aanvraagformulier van verweerder als woonadres aangegeven de [adres 1] . Eiseres heeft hierbij opgemerkt dat zij niet op dit adres staat ingeschreven, omdat dit niet mag van de eigenaar/verhuurder. Dit zijn weliswaar gegevens die eiseres heeft verstrekt in het kader van een latere bijstandsaanvraag (zie onder 7), maar er zit slechts tweeëneenhalve maand tussen 21 april 2022 en de datum van de oorspronkelijke aanvraag van 9 februari 2022. Deze relatief korte periode, en het feit dat eiseres op 21 april 2022 ook heeft aangegeven dat zij het adres aan de [adres 2] te [plaats] slechts als postadres gebruikt, maakt dat verweerder er vanuit mocht gaan dat sprake was van een gedeeld hoofdverblijf op 9 februari 2022 van eiseres met de heer [A] . Eiseres heeft na de schorsingsbeslissing niet meer op dit standpunt van verweerder gereageerd. Dit laatste geldt ook voor het standpunt van verweerder dat eiseres op 9 februari 2022 nog geen verblijfstitel had die recht gaf op een bijstandsuitkering.
25. De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij wel recht zou hebben gehad op de gevraagde bijstandsuitkering per 9 februari 2022. Verweerder is na de schorsingsbeslissing gemotiveerd ingegaan op de redenen waarom volgens hem geen recht daarop bestond en eiseres heeft hier niet meer op gereageerd. Om deze reden kan er niet vanuit worden gegaan dat zij is benadeeld door de buiten behandelingstelling, of dat een belangenafweging tot een andere uitkomst had geleid.
Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

26. De rechtbank overweegt dat weliswaar een gebrek kleeft aan het bestreden besluit nu hierin geen belangenafweging is gemaakt, maar dat dit gebrek gepasseerd kan worden met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Op grond van het voorgaande wordt er immers vanuit gegaan dat eiseres niet is benadeeld.
27. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
28. Eiseres heeft zich in deze procedure niet laten bijstaan door een professioneel gemachtigde en er is niet gebleken van proceskosten.
29. Wel komt het betaalde bedrag aan griffierecht van € 50,- voor vergoeding in aanmerking, vanwege de eerder niet uitgevoerde belangenafweging door verweerder.
Dit gebrek is verder gepasseerd.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt verweerder op het griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2023.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van de Participatiewet (Pw).
2.Op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb.
4.Artikel 4:2, tweede lid, van de Awb.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 18 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3891, overweging 4.3.
6.Zie de uitspraak van de Raad van 13 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2793, overweging 4.12.1.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 28 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:587, overweging 4.2.
8.Artikel 3, derde lid, van de Pw.
9.Artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Pw.