ECLI:NL:CRVB:2016:3891
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet tijdig inleveren van gevraagde gegevens in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 19 oktober 2015 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Groningen ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 18 oktober 2014 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Het college verzocht appellant bij brief van 22 oktober 2014 om voor 30 oktober 2014 bepaalde gegevens te overleggen. Appellant heeft deze gegevens echter niet tijdig ingeleverd, wat leidde tot het besluit van het college om de aanvraag buiten behandeling te stellen op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft dit besluit bevestigd.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij de herstelbrief pas op 28 oktober 2014 heeft ontvangen en dat de termijn om de gegevens in te leveren te kort was. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant de herstelbrief voor het verstrijken van de termijn heeft ontvangen en dat hij, indien hij niet in staat was om de gevraagde gegevens tijdig te overleggen, het college hiervan op de hoogte had moeten stellen. De Raad concludeert dat appellant niet tijdig heeft gereageerd en dat het hoger beroep daarom niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, met A.M.C. de Vries als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 oktober 2016. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.