Overwegingen
Vaststellen informatiebeschikking in bezwaar
9. In geschil is of de heffingsambtenaar in bezwaar een informatiebeschikking mocht nemen en of de heffingsambtenaar in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld.
10. Op grond van artikel 47 AWR moet eiser aan de heffingsambtenaar de gevraagde gegevens en inlichtingen verstrekken, die van belang zijn voor de belastingheffing. Als eiser niet aan deze voorwaarde voldoet kan de heffingsambtenaar op grond van artikel 52a AWR een informatiebeschikking nemen.
11. Artikel 30, eerste lid, van de Wet WOZ verklaart met betrekking tot de waardebepaling en de waardevaststelling de artikelen 1, derde lid, 5, eerste lid, tweede volzin, 22j tot en met 30, 47, 49 tot en met 51, 52a, 53a, 54 en 56 tot en met 60 van de AWR van overeenkomstige toepassing.
12. Volgens het arrest van de Hoge Raadblijkt uit de parlementaire geschiedenis van artikel 52a van de AWR dat het niet de bedoeling van de wetgever is geweest om de onderzoeksbevoegdheden van de heffingsambtenaar in de bezwaarfase te beperken. Ook dan gelden de bevoegdheden van de heffingsambtenaar in bezwaar onverkort.
13. Naar het oordeel van de rechtbank is het de heffingsambtenaar toegestaan in de bezwaarfase inlichtingen te vragen en daarbij zo nodig een informatiebeschikking te nemen. Uit het bezwaarschrift volgt, dat de vastgestelde waarde van de onroerende zaak wordt betwist. Nu de vragen zien op de feitelijk staat van de onroerende zaak, heeft de heffingsambtenaar zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het antwoord op zijn vragen van belang kan zijn voor de heroverweging van de vastgestelde waarde van de onroerende zaak en daarmee voor de uitspraak op bezwaar.
Schending algemene beginselen van behoorlijk bestuur
14. Eiser stelt dat de heffingsambtenaar de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden. De heffingsambtenaar heeft in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel, het verbod op willekeur en fair play gehandeld. Ook stelt eiser dat er sprake is van détournement de pouvoir. De heffingsambtenaar keert ten onrechte de bewijslast om en probeert hiermee artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a van de Uitvoeringsregeling buiten spel te zetten. Eiser wijst er verder op dat artikel 52a van de AWR is bedoeld als noodgreep. Eiser stelt verder dat de heffingsambtenaar het formulier enkel stuurt aan gemachtigden die op een zogenoemde “no cure no pay” basis werken. Doordat veelal niet de gemachtigde van eiser maar enkel eiser zelf de in het formulier gestelde vragen kan beantwoorden, heeft de heffingsambtenaar in feite de gemachtigde buiten spel gezet. Door op deze wijze te handelen, handelt de heffingsambtenaar volgens eiser in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
15. De heffingsambtenaar brengt hiertegen in, dat in alle zaken die door tussenkomst van een gemachtigde zijn gestart een dergelijk verzoek hebben gekregen. Belanghebbenden die zelf bezwaar indienen kunnen door de heffingsambtenaar direct worden benaderd om dezelfde informatie te verkrijgen als waar in het formulier om wordt gevraagd. Verder stelt de heffingsambtenaar dat er in de bezwaarfase een volledige heroverweging plaats vindt van de vastgestelde WOZ-waarde.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar de algemene beginselen van behoorlijk bestuur bij het vaststellen van de informatiebeschikking niet geschonden. Bij een volledige heroverweging van de WOZ-waarde is de in het formulier gevraagde informatie over de feitelijke staat van de onroerende zaak van belang. Het staat eiser vrij om na ontvangst van de stukken waar zij in het bezwaarschrift om heeft gevraagd, het bezwaar nader te motiveren.
17. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt, dat de heffingsambtenaar belanghebbenden die zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde ongelijk worden behandeld of dat bij belanghebbenden die zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde ongelijk heeft behandeld ten opzichte van belanghebbenden die zich niet laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. De rechtbank ziet geen grond voor de veronderstelling van eiser dat het formulier alleen wordt gestuurd in gevallen waarin een belanghebbende zich laat vertegenwoordigen door een gemachtigde die op “no cure no pay” basis werkt. Dat de heffingsambtenaar na de indiening van een bezwaarschrift wel telefonisch contact opneemt, maar dit niet doet als het bezwaarschrift door een gemachtigde wordt ingediend, maakt dit niet anders.
18. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar niet in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld bij het vaststellen van de informatiebeschikking.
18. De heffingsambtenaar mocht dan ook de informatiebeschikking voor zover deze is gegeven met betrekking tot de uitspraak op bezwaar tegen de WOZ-beschikking voor het kalenderjaar 2021, vaststellen. Voor zover de informatiebeschikking ziet op de vaststelling van de WOZ-beschikkingen voor de jaren 2022 en 2023, dient deze vernietigd te worden. De heffingsambtenaar heeft immers geen vragen gesteld met betrekking tot het vaststellen van de WOZ-waarde van de onroerende zaak voor deze jaren, zodat niet vast staat dat eiser niet of niet volledig heeft voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 41, 47, 47a, 49, 52 van de Awr.
20. Nu de informatiebeschikking in stand blijft voor zover deze betrekking heeft op de uitspraak op bezwaar tegen de WOZ-beschikking voor het kalenderjaar 2021, zal de rechtbank eiser een termijn van zes weken geven om de in de informatiebeschikking gestelde vragen alsnog te beantwoorden en de daarin verzochte informatie te verstrekken.
21. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond.