ECLI:NL:RBMNE:2023:3545

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
UTR 23/2848 en UTR 23/2849
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over voorlopige voorziening en beroep tegen huisverbod op basis van de Wet tijdelijk huisverbod

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 juli 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een huisverbod dat aan eiser was opgelegd door de burgemeester van de gemeente Utrecht. Het huisverbod was ingegaan op 2 juli 2023 en had een duur van tien dagen. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J. Visscher, betwistte de rechtmatigheid van het huisverbod en voerde aan dat de burgemeester niet bevoegd was om dit op te leggen. De burgemeester, vertegenwoordigd door mr. L.A. Sluiter, verdedigde het besluit op basis van de acute dreiging van geweld binnen het gezin.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester inderdaad bevoegd was om het huisverbod op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder eerdere geweldsincidenten. Echter, de voorzieningenrechter concludeerde dat de zitting te laat was gehouden, waardoor de maatregel niet langer gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van de burgemeester voor zover het huisverbod na 10 juli 2023 zou voortduren, en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Eiser kreeg een proceskostenvergoeding van € 2.511,- toegewezen.

De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die vereist is bij het opleggen van een huisverbod en de noodzaak voor een tijdige behandeling van dergelijke zaken. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester de belangenafweging correct had gemaakt, maar dat de omstandigheden inmiddels waren veranderd, waardoor het huisverbod niet langer noodzakelijk was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/2849 en UTR 23/2848
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 juli 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Visscher),
en

de burgemeester van de gemeente Utrecht, de burgemeester

(gemachtigde: mr. L.A. Sluiter).

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de burgemeester en [A] , werkzaam bij de stichting Samen Veilig Midden-Nederland (Veilig Thuis).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 2 juli 2023 voor zover dit ziet op het voortduren van de maatregel na 10 juli 2023 na 19.00 uur;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van eiser in het beroep en de voorlopige voorziening van € 2.511,-;
- wijst het verzoek om schadevergoeding verder af.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening tegen het aan eiser opgelegde huisverbod als bedoeld in artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth). Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiser daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij besluit van 2 juli 2023 heeft de (loco-)burgemeester een aan eiser huisverbod opgelegd. Dit huisverbod is ingegaan op 2 juli 2023 voor tien dagen en heeft betrekking op de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Daarbij heeft de (loco-)burgemeester aan eiser ook een contactverbod met zijn ouders en zus opgelegd.
3. Eiser voert onder meer aan dat de zaak te laat op zitting wordt behandeld, dat de locoburgemeester niet bevoegd was om het huisverbod op te legen, dat de feitelijke grondslag voor een huisverbod ontbreekt en dat de beschikking niet begrijpelijk is, althans dat de belangenafweging van de burgemeester te summier is dan wel ontbreekt.
4. De burgemeester heeft op zitting de belangenafweging nader toegelicht. De burgemeester heeft gewezen op de problemen binnen het gezin en de betrokkenheid van Veilig Thuis en het toegepaste geweld. Uit de uitspraak van de Afdeling van 16 september 2020 [1] volgt dat de locoburgemeester bevoegd is om namens burgemeester te beslissen. Verder heeft de burgemeester medegedeeld dat afgelopen vrijdag met hulp van Buurteam een gesprek is geweest met het hele gezin. De uitkomst daarvan is dat de familie samen verder wil, dat de ouders de dochter opvoeden en dat eiser zich daarmee niet zal bemoeien. De hulp van het Buurtteam is ingezet en die blijven ook betrokken in de regierol die Veilig thuis nu heeft. Desgevraagd heeft de gemachtigde van Veilig Thuis medegedeeld dat er afgelopen weekend ook geen problemen zijn geweest met eiser en dat naar de huidige stand van zaken, de maatregel opgeheven zou kunnen worden. Er wordt ook geen verlenging geadviseerd.
5. Volgens vaste rechtspraak is het opleggen van een huisverbod een ingrijpend instrument waarvan de toepassing zeer grote gevolgen heeft voor het privéleven van betrokkenen. De bevoegdheid daartoe is beperkt tot situaties waarin voldoende grond aanwezig is om aan te nemen, althans ernstig te vermoeden, dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen voordoet. Indien dat het geval is, moet de burgemeester zorgvuldig overwegen of aanwending van de bevoegdheid aangewezen is. [2]
6. De voorzieningenrechter oordeelt dat de zitting inderdaad buiten de termijn wordt gehouden die de wet ervoor stelt. Door de verlate zitting kan de voorzieningenrechter echter wel de informatie uit het gesprek met Buurteam meewegen, evenals het feit dat zich nadien in het weekend geen problemen met eiser hebben voorgedaan. Dit meewegend, komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de maatregel thans ingetrokken moet worden, omdat niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan. In zoverre is het beroep gegrond. Met de intrekking van de maatregel met ingang van vanavond, wordt eiser voldoende gecompenseerd voor het nadeel van de te late zitting.
7. Dat een eenmaal opgelegd huisverbod tien dagen moet duren, zoals de burgemeester betoogt, is onjuist. De burgemeester kan de maatregel te allen tijde intrekken en de wet houdt daarmee ook rekening. Nu het doel, te weten beëindiging van geweld en dreiging daarvan, alsmede de time out en de inzet van hulpverlening is gerealiseerd, is er geen basis meer om de ingrijpende maatregel te laten voortduren, ook al zijn de tien dagen niet volgemaakt.
8. Dit alles neemt niet weg dat de maatregel terecht is opgelegd. Naar het oordeel van de voorlopige voorzieningenrechter bieden de feiten en omstandigheden meer dan voldoende feitelijke grondslag voor de maatregel en was de burgemeester dus bevoegd om het huisverbod op te leggen. Uit de stukken blijkt dat al langer sprake is van spanningen tussen eiser en zijn zus en dat eiser vindt dat zijn zus zich anders moet gedragen. Verder staat vast dat eiser voorafgaand aan de maatregel meermalen fysiek geweld heeft gebruikt en dat de zus hieraan letsel heeft overgehouden. De escalatie was volgens de ouders ook zodanig ernstig dat zij, toen zij vernamen dat eiser (weer) op weg was naar huis, zij meenden de zus te moeten verstoppen en de politie is gebeld om verder geweld te voorkomen. Deze situatie rechtvaardigt zonder meer de conclusie dat sprake van was van geweld en acute dreiging met (verder) geweld jegens de (jongere) zus. Gelet op de onenigheid tussen eiser en zijn de vader, die ook blijkt uit het proces-verbaal, acht de voorzieningenrechter het contactverbod met de ouders ook niet te ruim vastgesteld.
9. De burgemeester hoefde niet nader te motiveren waarom in specifieke geval waarneming noodzakelijk was. [3] Van een bevoegdheidsgebrek is daarom geen sprake.
10. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester ook in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Er was zonder meer sprake van ernstige acute dreiging, die gezien de mening van eiser, zou aanhouden. De burgemeester heeft met de toelichting op de zitting voldoende toegelicht dat onder het kopje belangenafweging is bedoeld dat het belang van beëindiging van het geweld en de dreiging ervan zwaarder moet wegen dan het belang van de huisvesting van eiser, die overigens had gezegd dat hij tijdelijk bij een vriend terecht kon. Daarbij heeft de burgemeester met het huisverbod de hulpverlening op gang willen brengen. Al met al was een huisverbod voor eiser daarom niet onevenwichtig bezwarend.
11. Nu de maatregel terecht is opgelegd en niet eerder hoefde te worden opgeheven dan vandaag, is er reeds hierom geen reden voor vergoeding van schade. Dit verzoek wordt afgewezen.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. De voorzieningenrechter vernietigt daarom het bestreden besluit. De voorzieningenrechter neemt [4] nu zelf een beslissing en bepaalt dat het huisverbod per vandaag om 19.00 uur wordt opgegeven. Omdat het beroep gegrond is en de voorzieningenrechter zelf een beslissing neemt, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorlopige voorziening is wel terecht ingediend.
12.1.
Omdat eiser geen griffierecht heeft betaald, hoeft de burgemeester geen griffierecht aan hem te vergoeden. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten voor de rechtsbijstand van zijn gemachtigde. Deze kosten bedragen in totaal € 2.511,- (3 punten: voor het indienen van beroep en de voorlopige voorziening en de zitting, met een waarde van € 837,- per proceshandeling)
13. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2023 door mr. P.J.M. Mol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

2.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 18 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1268.
3.Zie de uitspraak in noot 1.
4.met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb.